In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Eiseres Bos Incasso B.V. had eerder een verstekvonnis verkregen tegen gedaagde, waarbij deze was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 237,49, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, stellende dat hij nooit een overeenkomst had gesloten met het bedrijf dat de vordering had ingediend, [naam bedrijf]. De kantonrechter heeft allereerst de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld en vastgesteld dat gedaagde tijdig in verzet was gekomen, omdat het verstekvonnis niet op de juiste wijze aan hem was betekend.
Vervolgens heeft de rechter de inhoudelijke vordering van Bos Incasso beoordeeld. Bos Incasso stelde dat er een overeenkomst bestond tussen gedaagde en [naam bedrijf] met betrekking tot mobiele telefoniediensten, maar gedaagde betwistte dit. De kantonrechter oordeelde dat Bos Incasso niet voldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van deze overeenkomst. De rechter merkte op dat de facturen die door Bos Incasso waren overgelegd, niet op naam van gedaagde stonden, maar op naam van een derde. Hierdoor kon Bos Incasso niet aantonen dat gedaagde aansprakelijk was voor de vordering.
De kantonrechter heeft daarom het verstekvonnis van 8 april 2011 vernietigd en de vordering van Bos Incasso afgewezen. Tevens werd Bos Incasso veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 199,03. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Bos Incasso de proceskosten moet betalen, ongeacht een eventueel hoger beroep.