Op 21 september 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen [verzoeker] en Freshlight B.V. De zaak betrof een verzoek om loondoorbetaling, waarbij de kantonrechter diende te beoordelen of er sprake was van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter, mr. J.J. Willemsen, heeft vastgesteld dat de verhouding tussen partijen niet kan worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Dit oordeel is gebaseerd op de afspraken die partijen hebben gemaakt en de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan die afspraken.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat [verzoeker] en Freshlight in het verleden al eerder op basis van een overeenkomst van opdracht hebben samengewerkt. De schriftelijke overeenkomst die zij hebben gesloten, bevatte een concurrentiebeding, maar dit is inmiddels vervallen door de opzegging van de overeenkomst door Freshlight. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoeker] geen belang heeft bij de verzochte verklaring dat het concurrentiebeding is vervallen, en heeft dit verzoek afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verzoeker] de auto die aan hem ter beschikking was gesteld door Freshlight, dient terug te geven, nu de overeenkomst is geëindigd. De proceskosten zijn toegewezen aan Freshlight, waarbij [verzoeker] is veroordeeld tot betaling van € 747,- aan salaris voor de gemachtigde. De kantonrechter heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.