In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, een uitzendbureau, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een organisatieadviesbureau, wegens vermeende inbreuk op haar handelsnaamrechten. Eiseres voert sinds 2003 de handelsnaam '[handelsnaam01]' en stelt dat gedaagde met de handelsnaam '[handelsnaam02]' inbreuk maakt op haar rechten, wat leidt tot verwarring bij het publiek. De procedure begon met een dagvaarding op 20 april 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 mei 2022. Eiseres vorderde onder andere dat gedaagde zou worden bevolen om het gebruik van de handelsnaam '[handelsnaam02]' te staken en gestaakt te houden, alsook een vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van verwarringsgevaar tussen de handelsnamen van partijen. De rechter overwoog dat, hoewel er visuele en auditieve gelijkenissen zijn tussen de handelsnamen, de aard en doelgroep van de ondernemingen verschillen. Eiseres richt zich voornamelijk op lager opgeleide vakkrachten in Limburg, terwijl gedaagde zich richt op middelbaar en hoger opgeleid personeel in de Randstad en andere regio's. De rechter concludeerde dat de lange periode waarin beide partijen naast elkaar hebben geopereerd zonder verwarring, en het feit dat eiseres haar activiteiten recentelijk heeft uitgebreid, bijdragen aan de conclusie dat er geen inbreuk is op de handelsnaamrechten van eiseres.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 10.666,75, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitgesproken op 30 mei 2022 door mr. P. de Bruin.