ECLI:NL:RBROT:2022:7773

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
C/10/637152 / FA RK 22-2795
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot de zorgregeling en de woning voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2022 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij voorlopige voorzieningen zijn getroffen met betrekking tot de zorg voor hun minderjarige kinderen en het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw verzocht om de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen en het uitsluitend gebruik van de woning, terwijl de man verzocht om de minderjarigen aan hem toe te vertrouwen en ook het gebruik van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2022 is gebleken dat beide partijen zorgen hebben voor de minderjarigen, maar dat er spanningen zijn in de thuissituatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij in de woning blijven, zonder dat het gebruik van de woning aan één van de ouders wordt toegewezen. De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarigen om de week afwisselend bij de vrouw en de man verblijven. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor het vaststellen van een kinderbijdrage, gezien de gelijke zorgverdeling en de vergelijkbare inkomens van beide partijen. Tot slot hebben partijen afgesproken om mediation te ondergaan om de communicatie te verbeteren, zodat de minderjarigen onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/637152 / FA RK 22-2795
Beschikking van 6 juli 2022 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam01], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. N.D. Bauman te Den Haag,
t e g e n
[naam02], hierna: de man,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat mr. P. Hoogenraad te Maassluis.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met een bijlage van de vrouw, ingekomen op 22 april 2022;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen van de man, ingekomen op 16 juni 2022;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 20 juni 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam03] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man een alimentatieberekening overgelegd.
1.4.
De minderjarigen zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. De minderjarigen hebben hier op 22 juni 2022 gebruik van gemaakt.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 13 augustus 2004 met elkaar gehuwd.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] ,
[minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2008 te [geboorteplaats02] , en
[minderjarige03] , geboren op [geboortedatum03] 2011 te [geboorteplaats03] .
2.3.
De vrouw is voornemens een verzoek tot echtscheiding te doen.

3..De beoordeling

3.1.
Toevertrouwing van de minderjarigen, de woning en de zorgregeling
3.1.1.
De vrouw verzoekt de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen, omdat zij altijd de meeste zorgtaken heeft (gehad) voor de minderjarigen. Voorts verzoekt zij te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, inclusief de inboedel, en de man te bevelen die woning te verlaten en te verbieden deze verder te betreden. De man heeft een alternatief om bij zijn familieleden in [plaats01] te verblijven. De vrouw heeft geen alternatief omdat zij bij haar moeder op leeftijd in [plaats02] niet met de minderjarigen kan verblijven.
3.1.2.
De man verzoekt de minderjarigen aan hem toe te vertrouwen. De man heeft, toen hij niet werkte, de meeste zorgtaken voor de minderjarigen op zich genomen. Voorts verzoekt ook de man te bepalen met uitsluiting van de vrouw gerechtigd te zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, inclusief de inboedel. De vrouw heeft een alternatief om te verblijven. De man heeft weliswaar familieleden in [plaats01] , maar heeft niet met allemaal een even goede relatie en kan nergens samen met de minderjarigen terecht. Subsidiair verzoekt de man de oudste twee minderjarigen aan de vrouw toe te wijzen en de jongste minderjarige aan de man. Daarnaast verzoekt de man bij voorwaardelijk zelfstandig verzoek een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen tussen hem en de minderjarigen, inhoudende dat de minderjarigen iedere week van donderdag tot en met zaterdagavond bij de man verblijven. De man verzoekt de vakanties bij helfte te verdelen in onderling overleg.
3.1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen de mogelijkheid besproken dat de man en de vrouw om de week afwisselend bij de minderjarigen in de woning verblijven (
birdnesting). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De man heeft verzocht om in het belang van de minderjarigen
birdnestingtoe te wijzen. De vrouw heeft bezwaar tegen
birdnesting, omdat zij dan de rommel van de man moet opruimen. Daarom handhaaft zij haar verzoeken zowel ten aanzien van de minderjarigen als van het uitsluitend gebruik van de woning.
3.1.4.
De rechtbank oordeelt als volgt. De vrouw en de man wonen samen in de echtelijke woning met hun drie minderjarige kinderen. Er is sprake van spanningen tussen partijen in de thuissituatie. De minderjarigen hebben aan de kinderrechter verteld dat zij daar last van hebben. Zij kunnen zich moeilijker concentreren en trekken zich terug. Met partijen acht de rechtbank dat de huidige situatie dan ook niet kan worden gecontinueerd. Vaststaat dat de minderjarigen belang hebben om in de woning te blijven, zodat voor hen zo min mogelijk verandert. De minderjarigen kunnen dan vanuit hun eigen woonomgeving hun school-, sport- en werkactiviteiten continueren. Zowel de man als de vrouw heeft onvoldoende gesteld voor toewijzing van het uitsluitend gebruik van de woning aan één van hen. Gevraagd naar het belang hebben partijen vooral benadrukt wat hun rol in het leven van de minderjarigen is. Partijen hebben allebei een alternatief om tijdelijk en kortdurend te verblijven, maar niet samen met de minderjarigen. Daarom zal de rechtbank in het kader van de voorlopige voorzieningen bepalen dat de minderjarigen in de woning blijven, zonder dat het gebruik van de woning aan één van partijen wordt toegewezen, dus
birdnesting. Naar het oordeel van de rechtbank weegt het door de vrouw aangevoerde bezwaar tegen
birdnestingniet op tegen het belang van de minderjarigen.
3.1.5.
Tussen partijen is nog in geschil de zorgregeling. Alle omstandigheden in acht nemend, wordt in het kader van de voorlopige voorzieningen een regeling het meest passend geacht waarbij de minderjarigen de ene week samen met de vrouw en de andere week samen met de man in de woning verblijven. Niet is gebleken dat de man, zoals de vrouw heeft gesteld, niet goed voor de minderjarigen kan zorgen. Deze regeling zal ingaan vanaf de eerst komende zondag (10 juli 2022), waarbij de vrouw de eerste week samen met de minderjarigen in de woning verblijft en de week erna de man. Het wisselmoment zal plaatsvinden op zondagavond om 19.00 uur. Indien gewenst kunnen partijen in onderling overleg een ander wisselmoment kiezen.
De verzoeken van partijen omtrent de toevertrouwing van de minderjarigen en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning worden dan ook afgewezen.
3.1.6.
Voornoemde beslissing is een voorlopige beslissing en staat los van een eventuele beslissing over de woning in de nog aan te brengen bodemprocedure. Partijen hebben door deze beslissing een gelijke positie in die bodemprocedure. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw verklaard te onderzoeken of zij de woning kan overnemen. Voornoemde beslissing stelt de vrouw, maar ook eventueel de man, in staat dat onderzoek te doen.
3.1.7.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt. De oudste twee minderjarigen willen, gelet op hun leeftijd, flexibel en vrij zijn in het contact met beide ouders. Zij willen de mogelijkheid om contact te hebben met de andere ouder dan waar zij op dat moment omgang mee hebben. Daarvoor is voor hen van belang dat hun ouders rekening met elkaar houden en met respect over de ander als ouder spreken. Voor de jongste minderjarige is het belangrijk dat zijn ouders goed met elkaar omgaan en dat hij zijn voetbalactiviteiten en -trainingen kan voortzetten. Partijen zullen een manier moeten vinden om met respect naar en over elkaar te communiceren over de minderjarigen. Het is in het belang van hun minderjarige kinderen dat zij afspraken maken, zodat de minderjarigen in staat worden gesteld onbelast contact te hebben met beide ouders. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling toegezegd zich in te willen zetten om dit voor hun minderjarige kinderen te realiseren. Partijen zullen met dit doel in mediation gaan op de in overweging 3.3 vermelde wijze.
3.2.
Kinderbijdrage
3.2.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna: kinderbijdrage) met een bedrag van € 300,- per maand per kind.
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.2.3.
In de voorgaande overwegingen heeft de rechtbank de minderjarigen niet aan één van partijen toevertrouwd en het uitsluitend gebruik van de woning niet aan één van partijen toegekend. De rechtbank heeft over de zorgregeling overwogen dat partijen in dezelfde mate met zorgtaken over de minderjarigen belast zullen zijn. De daaruit voortvloeiende zorgkosten zullen dus voor partijen even hoog zijn. De rechtbank stelt vast dat het verschil in hoogte van het inkomen van beide partijen gering is. Uit de drie door de man overgelegde salarisspecificaties blijkt dat hij over een netto-inkomen beschikt van € 2.640,98 in februari en maart 2022 en van € 2.692,59 in april 2022. Uit de drie door de vrouw overgelegde salarisspecificaties volgt dat zij beschikt over een netto-inkomen van € 2.572,61 in maart 2022, € 2.469,59 in april 2022 en € 4.185,74 in mei 2022 (loon vermeerderd met uitkering vakantietoeslag). Omdat partijen over een nagenoeg gelijk netto-inkomen beschikken, worden de zorgkosten gelijkelijk over partijen verdeeld. Dat betekent dat ieder der partijen de dagelijkse zorgkosten voor de minderjarigen draagt als hij/zij met de minderjarigen in de woning verblijft. De verblijfsoverstijgende kosten van de minderjarigen, zoals schoolkosten of de contributie voor sport, moeten partijen ieder bij helfte dragen. De rechtbank concludeert daarom dat thans geen aanleiding bestaat een kinderbijdrage vast te stellen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw dan ook af.
3.3.
Mediation
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen om gedurende de periode van de nog aan te brengen bodemprocedure een mediationtraject in te gaan. Het doel van partijen hierin is de onderlinge communicatie te verbeteren, zodat de minderjarigen in staat worden gesteld onbelast contact te hebben met beide ouders. De resultaten in de mediation zullen worden uitgebracht in de bodemprocedure.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de zorgregeling als volgt zal zijn:
ieder van partijen zorgt om de week van zondag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur voor de minderjarigen in de echtelijke woning. Deze regeling zal ingaan op 10 juli 2022, waarbij de vrouw de eerste week in de woning zal verblijven met de minderjarigen;
4.2.
wijst af het verzoek van de vrouw een kinderbijdrage vast te stellen;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
verzoekt de advocaten van partijen om de rechtbank voorafgaand aan de mondelinge behandeling in de bodemprocedure schriftelijk te berichten over de resultaten van de mediation;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Wierink, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. van Alebeek-Baars op 6 juli 2022.