ECLI:NL:RBROT:2022:7588
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering van een galerijflat en de bruikbaarheid van verkoopcijfers onder een koopgarant constructie in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een galerijflat voor het belastingjaar 2020. De heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 161.000,-. Eiser, de eigenaar van de flat, was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld, met een eigen inschatting van € 121.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een bezwaarprocedure, waarbij de eiser zijn standpunt heeft onderbouwd met een taxatierapport. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2019 in geschil is. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, mede door het overleggen van een taxatierapport met vergelijkingsobjecten die relevant waren voor de waardering. Eiser betwistte de bruikbaarheid van deze vergelijkingsobjecten, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde adequaat had onderbouwd.
Daarnaast heeft eiser verzocht om immateriële schadevergoeding vanwege een onredelijk lange procedure. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden en kende eiser een schadevergoeding van € 500,- toe. Ook werd bepaald dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- en de proceskosten van € 759,- moest vergoeden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar erkende de overschrijding van de redelijke termijn en de bijbehorende schadevergoeding.