ECLI:NL:RBROT:2022:7524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
ROT 20/2420
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing van parkeerverbod en afwijking bestemmingsplan in Gorinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem. Eiseressen, [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2], hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 30 maart 2020, waarin hun bezwaar tegen een ontheffing van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het bestemmingsplan voor het parkeren van voertuigen door [naam bedrijf 2] ongegrond werd verklaard. De ontheffing was verleend op 9 september 2019, waardoor [naam bedrijf 2] toestemming kreeg om 19 voertuigen op de openbare weg te parkeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing van de APV van rechtswege was verleend omdat het college niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft overwogen dat de belangen van eiseressen zorgvuldig zijn afgewogen door verweerder. Eiseressen voerden aan dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en dat onvoldoende rekening was gehouden met hun belangen. De rechtbank oordeelde echter dat de ontheffing en afwijking van het bestemmingsplan gerechtvaardigd waren, gezien de omstandigheden en de belangenafweging die door verweerder was gemaakt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2420

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres 1] (hierna: [naam eiseres 1]),

en
[naam eiseres 2](hierna: [naam eiseres 2]), als rechtsopvolger van [naam bedrijf 1],
allen gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: eiseressen,
gemachtigde: mr. C.J. Schipperus,
en

het college van burgemeester en wethouders te Gorinchem, verweerder,

gemachtigde: mr. M. van Moorsel.
Met als derde-partijen:
[naam bedrijf 2](hierna: [naam bedrijf 2]), gevestigd te [vestigingsplaats bedrijf 2],
en
[naam 1](hierna: [naam 1]) te [woonplaats],
gemachtigde: mr. J.R. van Manen.

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder [naam bedrijf 2] ontheffing verleend van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Gorinchem en het parkeerverbod en [naam bedrijf 2] toegestaan af te wijken van het bestemmingsplan voor het parkeren van 19 voertuigen op het zuidelijke gedeelte van het doodlopende deel van de [straatnaam] en van 6 voertuigen op het eigen terrein van [naam bedrijf 2].
Bij besluit van 30 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2022. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] ([naam 2]) en hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door [naam 3] en [naam 4] en door hun gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
[naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] zijn gevestigd aan de [adres 1]. [naam bedrijf 2] is gevestigd aan de [adres 2], van welk perceel [naam 1] de eigenaar is. Beide locaties bevinden zich op het bedrijventerrein Linge II Zuid te Gorinchem.
1.2.
Op 3 april 2017 is er door [naam eiseres 1] en [naam 2] een verzoek tot handhaving ingediend tegen het op de openbare weg parkeren door [naam bedrijf 2]. Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 6 juli 2017 afgewezen. Het door eiseres daartegen ingestelde bezwaar is bij besluit van 1 februari 2018 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van deze rechtbank van 15 juli 2019 is het beroep van eiseres gegrond verklaard, het besluit van 1 februari 2018 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder geen deugdelijk onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke situatie ter plaatse en dat het parkeren van voertuigen door [naam bedrijf 2] op de openbare weg in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft bij uitspraak van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:992) de rechtbankuitspraak bevestigd.
1.3.
Op 18 juli 2017 is door [naam bedrijf 2] gevraagd om een ontheffing als bedoeld in artikel 5.2., vierde lid van de APV Gorinchem.
1.4.
Naar aanleiding van voornoemde uitspraak van de rechtbank van 15 juli 2019 heeft verweerder op 9 september 2019 opnieuw op het bezwaarschrift van [naam eiseres 1] beslist. Verweerder heeft besloten alsnog handhavend op te treden voor wat betreft het parkeren van auto’s door/ten behoeve van [naam bedrijf 2] in deelgebied 1 en 3. In ditzelfde besluit heeft verweerder een aantal primaire beslissingen genomen [1] , namelijk de in deze procedure betwiste (tijdelijke) ontheffing van de APV Gorinchem en de Wegenverkeerswet (Wvw) 1994 en het (tijdelijke) afwijken van het bestemmingsplan, en een tweetal verkeersbesluiten inhoudende uitbreiding van de bij besluit van 23 april 2019 ingestelde parkeerverboden op grond van de Wvw 1994 binnen het gebied Linge II Zuid met:
- een 2-zijdig parkeerverbod voor het doodlopende deel van de [straatnaam] ter hoogte van [adres 3] tot en met [adres 4];
- een 1-zijdig parkeerverbod voor de oostelijke zijde van de toegangsweg naar de [adres 1]/[adres 5].
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de ontheffing van de APV van rechtswege is verleend omdat verweerder niet tijdig op de aanvraag van [naam bedrijf 2] heeft beslist. Verweerder heeft vervolgens deze van rechtswege verleende ontheffing gewijzigd dan wel daar voorschriften aan verbonden om rekening te houden met de belangen van eiseressen. Zo is het [naam bedrijf 2] niet toegestaan de auto’s te parkeren of te stallen op de toegangswegen, maar slechts op het zuidelijke gedeelte van het doodlopende weggedeelte van de [straatnaam] en op het eigen terrein van [naam bedrijf 2]. Met de ontheffing van de APV in samenhang met de ontheffing van de parkeerverboden en het besluit tot gebruik in afwijking van het bestemmingsplan, heeft verweerder getracht aan de belangen van [naam bedrijf 2] tegemoet te komen.
3. Het beroep van eiseressen is enkel gericht tegen de ontheffing van de APV Gorinchem en de Wvw 1994 en het afwijken van het bestemmingsplan, voor zover het [naam bedrijf 2] daardoor mogelijk wordt gemaakt op de openbare weg (het zuidelijke gedeelte van het doodlopende deel van de [straatnaam]) 19 voertuigen te stallen en/of te parkeren. Eiseressen hebben, kort samengevat, aangevoerd dat het bestreden besluit op dit punt niet berust op een deugdelijke motivering en dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van eiseressen. Ter zitting hebben eiseressen verklaard hun beroepsgrond met betrekking tot het al dan niet van rechtswege verleend zijn van de ontheffing op grond van de APV te laten vallen. Verder hebben zij verklaard dat hun opmerkingen over het bevoordelen van [naam bedrijf 2] door aan haar gratis parkeren op de openbare weg toe te staan, moeten worden bezien in het kader van hun beroepsgrond over de belangenafweging.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
4.2.
Anders dan door de derde-partijen is aangevoerd hebben eiseressen een belang bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. Zowel [naam eiseres 1] als [naam eiseres 2] heeft haar bezoekadres aan de [adres 1]. Voor zover de bedrijfsactiviteiten van eiseressen stil zijn komen te liggen dan wel op een laag pitje zijn gezet, wordt het op grond van de door hen gegeven toelichting aannemelijk geacht dat dit een tijdelijke situatie betrof ten gevolge van de coronacrisis.
4.3.
In geschil is of het bestreden besluit berust op een deugdelijke belangenafweging. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Verweerder heeft alle betrokken belangen meegenomen en zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. Verweerder heeft er op gewezen dat door het opleggen van de parkeerverboden op de toegangswegen naar de panden van eiseressen geen sprake meer is van onveilig en hinderlijk parkeren dan wel overlast. Er is ook niet gebleken dat de verkeersbelangen worden geschaad nu het [naam bedrijf 2] is toegestaan om 19 voertuigen op de openbare weg te parkeren. Verweerder heeft in dat kader zwaar gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat de ontheffing/afwijking ziet op een doodlopend stuk van de weg waaraan geen bedrijvigheid meer plaatsvindt omdat de aldaar liggende bedrijfspercelen zijn afgesloten en daar geen bedrijven meer worden toegestaan. Ook heeft verweerder in de beoordeling mogen betrekken dat [naam bedrijf 2] al ruim 30 jaar is gevestigd aan de [straatnaam] en al jarenlang (naast de parkeerplaatsen die zich op haar eigen terrein bevinden) feitelijk gebruik maakt van de openbare weg, en dat het niet afwijken van het bestemmingsplan/verlenen van een ontheffing haar bedrijfsvoering ernstig bemoeilijkt. In de door eiseressen gestelde belangen heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien van de ontheffing/afwijking af te zien. Uit wat eiseressen aanvoeren volgt niet dat eiseressen persoonlijk worden benadeeld. De rechtbank onderschrijft dat het op de openbare weg parkeren/stallen van auto’s met forse schade geen fraai aanzien geeft. Uit de door eiseressen overgelegde foto’s blijkt echter niet dat een substantieel deel van de door/ten behoeve van [naam bedrijf 2] op de openbare weg geparkeerde auto’s forse schade heeft. Bovendien is door eiseressen niet met stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt dat het door [naam bedrijf 2] parkeren dan wel stallen van (schade)voertuigen op de openbare weg tot gevolg heeft dat de panden van eiseressen in waarde zijn gedaald en/of potentiële klanten worden afgeschrikt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat met het bestreden besluit wordt voorzien in een volledig parkeerverbod op de toegangsweg naar de panden van eiseressen en dat eiseressen en hun bezoekers om de panden van eiseressen te bereiken niet over het weggedeelte rijden waar door de ontheffing/afwijking parkeren ten behoeve van [naam bedrijf 2] wordt toegestaan. De omstandigheid dat [naam bedrijf 2] als enige toestemming heeft verkregen om op een deel van de openbare weg te parkeren en dat daarmee sprake is van (ongeoorloofde) bevoordeling, wat hier ook van zij, betekent zonder verdere toelichting, die door eiseressen niet is gegeven, ook niet dat eiseressen worden benadeeld. Voor zover er andere ondernemers dan wel bewoners van woonboten in de nabije omgeving zijn die wel door het bestreden besluit worden benadeeld is het aan hen en niet aan eiseressen om dit aan te kaarten. Dat eiseressen zich al jaren inzetten voor het opwaarderen van het bedrijventerrein Linge II Zuid maakt ook niet dat verweerders belangenafweging tot een andere uitkomst had moeten leiden. Dit mede gezien de omstandigheid dat het gaat om een tijdelijke ontheffing/afwijking (geldend tot 1 januari 2025) en dat verweerder in samenspraak met alle betrokkenen plannen wil ontwikkelen voor de toekomst van het bedrijventerrein.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder mogen afwijken van het bestemmingsplan en [naam bedrijf 2] ontheffing mogen verlenen om 19 voertuigen op het zuidelijke deel van het doodlopende gedeelte van de [straatnaam] te (doen) parkeren en/of stallen.
4.5.
Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter- Rijksen, voorzitter, en mr. H. Bedee en mr. A. Pahladsingh, leden, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 2 september 2022.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: wettelijk kader

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 18
1. Verkeersbesluiten worden genomen:
a. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van het Rijk door Onze Minister;
b. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een provincie door gedeputeerde staten;
c. voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;
d. voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.
Artikel 149
1. Van het bepaalde krachtens deze wet kan in de krachtens deze wet aangewezen gevallen overeenkomstig krachtens deze wet vastgestelde regels ontheffing worden verleend:
(…)
d. voor andere wegen door burgemeester en wethouders of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie.
Artikel 150
1. Een vergunning, een vrijstelling en een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning, een vrijstelling en een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
(…)
Algemene plaatselijke verordening Gorinchem 2019
Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; of
het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; of
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 100 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1.
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. (…),
b. (…),
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Artikel 2.12.
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
Bestemmingsplan ‘Binnenstad en omgeving gemeente Gorinchem’.
5.1.2
Parkeren, bevoorrading en opslag zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein.

Voetnoten

1.Deze primaire beslissingen zijn ook neergelegd en uitgewerkt in afzonderlijke besluiten, gevoegd als bijlagen bij het besluit van 9 september 2019 en aldus onderdeel van dit besluit.