In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem. Eiseressen, [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2], hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 30 maart 2020, waarin hun bezwaar tegen een ontheffing van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het bestemmingsplan voor het parkeren van voertuigen door [naam bedrijf 2] ongegrond werd verklaard. De ontheffing was verleend op 9 september 2019, waardoor [naam bedrijf 2] toestemming kreeg om 19 voertuigen op de openbare weg te parkeren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing van de APV van rechtswege was verleend omdat het college niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft overwogen dat de belangen van eiseressen zorgvuldig zijn afgewogen door verweerder. Eiseressen voerden aan dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en dat onvoldoende rekening was gehouden met hun belangen. De rechtbank oordeelde echter dat de ontheffing en afwijking van het bestemmingsplan gerechtvaardigd waren, gezien de omstandigheden en de belangenafweging die door verweerder was gemaakt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.