ECLI:NL:RBROT:2022:7493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
9664595 / CV EXPL 22-3248
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en buitengerechtelijke kosten in huurzaak

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. B.J.R. van Tongeren, gaat het om een geschil tussen Van der Vorm Vastgoed B.V. en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, Van der Vorm, heeft een huurachterstand van € 3.629,49 geclaimd, die is ontstaan door wanbetaling van de huurder. De huurder heeft aangevoerd dat de huurachterstand is ontstaan door beslaglegging op zijn AOW en dat deze inmiddels volledig is voldaan. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de huurder geen bewijs heeft geleverd van de betaling van de achterstand en dat de door Van der Vorm gestelde huurachterstand van € 3.750,36 tot en met augustus 2022 juist is. De kantonrechter heeft de vordering van Van der Vorm grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, omdat Van der Vorm niet kon aantonen dat zij een kosteloze aanmaning had verzonden zoals vereist door de wet. De huurder is veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook verantwoordelijk voor de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 943,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9664595 / CV EXPL 22-3248
datum uitspraak: 2 september 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Van der Vorm Vastgoed B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Van der Vorm’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 januari 2022, met bijlagen;
  • de e-mail van 8 februari 2022 aan de zijde van [gedaagde01] , inhoudende een aanhoudingsverzoek;
  • de e-mail van 21 februari 2022 aan de zijde van [gedaagde01] , inhoudende een aanhoudingsverzoek;
  • de e-mail van 6 april 2022 aan de zijde van [gedaagde01] , inhoudende een aanhoudingsverzoek;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van [gedaagde01] op de rolzitting van 7 april 2022, inhoudende een aanhoudingsverzoek;
  • de e-mail van 31 mei 2022 aan de zijde van [gedaagde01] , inhoudende een aanhoudingsverzoek;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van [gedaagde01] op de rolzitting van 2 juni 2022, met bijlagen;
  • de e-mail van 18 augustus 2022 om 15:53 uur aan de zijde van [gedaagde01] , met bijlagen;
  • de e-mail van 18 augustus 2022 om 17:07 uur aan de zijde van [gedaagde01] ;
  • de akte uitlaten specificatie aan de zijde van Van der Vorm, met een productie.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt van Van der Vorm de woning aan het adres [adres01] ( [postcode01] ) in [plaats01] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt op dit moment € 1.557,59 per maand. De huurprijs moet bij vooruitbetaling worden voldaan.

3..Het geschil

3.1.
Van der Vorm eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 4.373,58 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.629,49, rente van € 77,08 (berekend tot 25 januari 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 667,01 inclusief btw.
3.2.
Van der Vorm baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand ten bedrage van € 3.629,49 berekend tot en met de maand januari 2022 laten ontstaan. [gedaagde01] is van rechtswege in verzuim, omdat de huurprijs bij vooruitbetaling moet worden voldaan. [gedaagde01] is daarom wettelijke rente verschuldigd. Door de wanbetaling van [gedaagde01] zag Van der Vorm zich genoodzaakt om haar eis uit handen te geven aan haar (incasso)gemachtigde en heeft zij buitengerechtelijke kosten gemaakt. Die kosten moet [gedaagde01] ook betalen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De huurachterstand is ontstaan doordat er beslag is gelegd op de AOW van [gedaagde01] . De huurachterstand is inmiddels volledig betaald.

4..De beoordeling

4.1.
In deze zaak moet worden beoordeeld of [gedaagde01] een huurachterstand heeft laten ontstaan en, zo ja, hoe hoog die huurachterstand is. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.2.
Bij dagvaarding heeft Van der Vorm zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde01] een huurachterstand ten bedrage van € 3.629,49 berekend tot en met de maand januari 2022 had laten ontstaan. [gedaagde01] heeft dit niet betwist, maar hij heeft meermaals om uitstel verzocht en aangevoerd dat hij de huurachterstand bijna had ingelopen.
4.3.
Bij e-mail van 18 augustus 2022 om 15:53 uur heeft [gedaagde01] aangevoerd dat de volledige huurachterstand zou zijn ingelopen. Het betalingsbewijs dat [gedaagde01] bij die e-mail heeft gevoegd, heeft echter betrekking op een ander dossier dan waar het in de onderhavige zaak om gaat en betreft bovendien slechts een bedrag van € 283,93.
4.4.
Van der Vorm heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde01] de volledige huurachterstand heeft voldaan. Van der Vorm heeft daartoe bij akte uitlaten specificatie een actuele specificatie van de huurachterstand overgelegd, waaruit blijkt dat de huurachterstand € 3.750,36 berekend tot en met de maand augustus 2022 bedraagt. Gelet hierop en aangezien [gedaagde01] geen betalingsbewijzen heeft overgelegd waaruit blijkt dat het door Van der Vorm bij dagvaarding geëiste bedrag is voldaan, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de door Van der Vorm gestelde omvang van de huurachterstand. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, omdat [gedaagde01] geen bewijsaanbod heeft gedaan.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het door Van der Vorm bij dagvaarding geëiste bedrag van € 3.629,49 aan huurachterstand toewijsbaar is.
4.6.
De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van Van der Vorm volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
4.7.
De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat Van der Vorm heeft nagelaten om een afschrift van de kosteloze aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’) over te leggen.
4.8.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Van der Vorm tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 327,00 aan salaris voor de gemachtigde (1,5 punt x € 218,00 tarief), dus in totaal € 943,74.
4.9.
Voor kosten die Van der Vorm maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 109,00 (0,5 punt x € 218,00 tarief). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals geëist, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.11.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende. [gedaagde01] heeft bij e-mail van 27 augustus 2022 - dus nadat de kantonrechter had bepaald dat vonnis wordt gewezen - nog verzocht om op de akte uitlaten specificatie van Van der Vorm te mogen reageren. De kantonrechter heeft dit verzoek gepasseerd, omdat een eventuele reactie van [gedaagde01] inhoudende dat hij inmiddels nog een betaling aan Van der Vorm zou hebben verricht weer voor een reactie aan Van der Vorm zou moeten worden voorgelegd. Het is echter niet de bedoeling om oeverloos standpunten uit te wisselen over de actuele achterstand en nieuwe door [gedaagde01] verrichte betalingen, te meer nu [gedaagde01] de vordering van Van der Vorm verder niet heeft betwist. Een eventuele betaling van [gedaagde01] aan Van der Vorm van ná de datum waarop Van der Vorm voornoemde akte heeft genomen, strekt uiteraard wel in mindering van de nog door [gedaagde01] aan Van der Vorm te betalen hoofdsom. Dat heeft echter geen gevolgen voor de verder in dit vonnis toegewezen rente en proceskosten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Van der Vorm te betalen € 3.706,57, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.629,49 vanaf 25 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Van der Vorm tot vandaag vastgesteld op € 943,74;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders geëiste af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
38671