Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde01] ,
1..[gedaagde03] h.o.d.n. [naam kantoor]
[gedaagde01],
1..De procedure
- de dagvaarding van 20 mei 2021, met bijlagen;
- de aantekeningen van het mondelinge antwoord van [gedaagde01] en [gedaagde02] op de rolzitting van 8 juni 2021;
- het tussenvonnis van 8 juli 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de e-mail van 28 juli 2021 aan de zijde van DPF, met bijlagen;
- het proces-verbaal van de op 4 augustus 2021 gehouden mondelinge behandeling;
- de rolbeslissing van 6 december 2021;
- de brief van 21 februari 2022 aan de zijde van [gedaagde02] ;
- de e-mail van 15 maart 2022 aan de zijde van [gedaagde01] ;
- de akte van 16 maart 2022 aan de zijde van DPF, met bijlagen;
- de rolbeslissing van 29 april 2022;
- de brief van 9 mei 2022, waarin de gemachtigde van [gedaagde01] mededeelt dat [naam kantoor] de procedure formeel overneemt;
- de e-mail van 12 juli 2022 aan de zijde van [naam kantoor] ;
- de e-mail van 19 juli 2022 aan de zijde van DPF, met bijlagen.
2..De feiten
3..Het geschil
- de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk te veroordelen om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
- haar te machtigen om de ontruiming zelf te doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van politie en/of justitie;
- [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk te veroordelen om aan haar te betalen € 7.499,73 met rente en de lopende huur vanaf 1 juni 2021;
- [gedaagde01] en [gedaagde02] te veroordelen in de proceskosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.