In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. P. Joele, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde voor betaling van achterstallig salaris en vakantiedagen. Eiseres, die van 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2021 in dienst was bij [naam cafe], vordert een totaalbedrag van € 17.541,38, inclusief 83 overuren en 93 vakantie-uren. Gedaagde heeft de vordering betwist en zelf een tegeneis ingediend van € 1.194,78, stellende dat eiseres te veel vakantie-uren heeft opgenomen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2022 is de zaak besproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het achterstallige salaris en vakantiegeld op 16 november 2021 volledig zijn betaald, waardoor deze onderdelen van de vordering niet meer ter beoordeling stonden. De rechter heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op de gevorderde overuren, omdat zij nooit opdracht heeft gekregen om over te werken. Tevens is vastgesteld dat eiseres in de coronaperiode wekenlang niet of nauwelijks heeft gewerkt.
Wat betreft de vakantie-uren heeft de kantonrechter geoordeeld dat eiseres in totaal 284,98 uur recht had op vakantie, waarvan zij er 243,2 heeft opgenomen. Dit laat een openstaand saldo van 41,78 uur, wat resulteert in een vordering van € 522,25 bruto. De kantonrechter heeft de vordering in reconventie van gedaagde afgewezen en geoordeeld dat eiseres de proceskosten moet betalen, terwijl gedaagde in de proceskosten in reconventie wordt veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.