ECLI:NL:RBROT:2022:7453

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
C/10/630281 / HA ZA 21-1072
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de facturering in een aannemingsovereenkomst en de gevolgen van verzuim

In deze zaak tussen Trabor Gevelprojecten B.V. en Van der Pijl Bouwbedrijf B.V. gaat het om de uitleg van de factureringsbepalingen in een aannemingsovereenkomst. De rechtbank Rotterdam heeft op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin Trabor vorderingen heeft ingesteld tegen Van der Pijl wegens onbetaalde facturen en de opzegging van de overeenkomst door Van der Pijl. De rechtbank oordeelt dat de uitleg van de facturering aan de hand van de Haviltex-maatstaf leidt tot de conclusie dat Van der Pijl bij levering en start van de werkzaamheden diende te betalen, en niet op basis van de voortgang van het werk. Van der Pijl werd in verzuim bevonden omdat zij een deel van de factuur niet tijdig had betaald. De rechtbank oordeelt dat de opzegging van de overeenkomst door Van der Pijl leidt tot veroordeling tot betaling van het restant van de aanneemsom, verminderd met de besparingen. De vorderingen in reconventie van Van der Pijl worden afgewezen. De rechtbank legt de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten ten laste van Van der Pijl, terwijl Trabor in reconventie een bedrag van € 16.000 excl. btw van Van der Pijl ontvangt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/630281 / HA ZA 21-1072
Vonnis van 31 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRABOR GEVELPROJECTEN B.V.,
gevestigd te Giessenburg,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.E.A.J.C. van de Laak te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER PIJL BOUWBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.R. van Manen te Gorinchem.
Partijen zullen hierna Trabor en Van der Pijl genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 december 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties;
  • de brief van de rechtbank van 17 maart 2022 waarbij de zittingsdatum is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
  • de producties 20 en 21 van Van der Pijl;
  • de mondelinge behandeling op 12 juli 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Van der Pijl en Trabor hebben een overeenkomst van (onder)aanneming gesloten, die is neergelegd in de als productie 3 bij dagvaarding overgelegde opdrachtbevestiging van 11 juni 2020 van Trabor aan Van der Pijl (hierna: de overeenkomst). In die overeenkomst komt - voor zover thans van belang - het volgende voor:
“Naar aanleiding van onze offertes en besprekingen, hebben wij het genoegen u, uw opdracht te bevestigen voor het volgende:
De levering van onze aluminium kozijnen van het merk Schüco
De levering van de benodigde beglazing voor de kozijnen.
De montage van de in deze offerte aangeboden kozijnen en beglazing.
(…)
Levertijd:
De levertijden voor materialen en arbeid bedraagt gemiddeld tussen 8 en 10 weken na goedkeuring definitieve productietekeningen. Montageplanning ca. vanaf week 38-2020.
(…)
Facturering:
Ons voorstel voor de facturering is als volgt:
10% van het orderbedrag bij opdracht.
20% bij definitieve kozijnmaten, start productie.
65% bij levering, start van onze werkzaamheden (naar rato).
5% bij oplevering van onze werkzaamheden.
Eventueel overeengekomen meerwerk 100% na levering.
Betalingstermijn:
Het gehanteerde betalingstermijn is anders dan in onze standaard voorwaarden binnen 45 dagen na factuurdatum.
Voorwaarden:
Op al onze offertes en opdrachten zijn onze standaard algemene voorwaarden van toepassing welke digitaal als bijlage worden verstrekt.
(…)
Totaalbedrag netto excl. btw. € 192.000,00
(…)”
2.2.
Trabor heeft de volgende facturen (bedragen excl. btw) aan Van der Pijl doen toekomen:
  • 11 juni 2020, eerste termijn ad 10% € 19.200;
  • 3 augustus 2020, tweede termijn ad 20% € 38.400;
  • 4 januari 2021, derde termijn ad 30% € 57.600;
  • 19 januari 2021, vierde termijn ad 30% € 57.600;
  • 12 mei 2021, vijfde termijn ad 5% € 9.600;
  • 3 juni 2021, zesde termijn ad 5% (€ 9.600)
en meer- minderwerk (€ 3.444,48), ofwel totaal € 13.044,48.
2.3.
Van der Pijl heeft de eerste drie termijnen betaald en van de vierde termijn ad € 57.600 een deel ad € 38.400 betaald.
2.4.
In reactie op een e-mail van 19 maart 2021 van Trabor aan Van der Pijl heeft Van der Pijl op 22 maart 2021 het volgende geschreven:
“Zoals beloofd zal ik je zo 10% van de opdracht overmaken maar met daarbij wel nog een paar opmerkingen en voorwaarden bij je schrijven.
Ik wil namelijk toch een paar data vastleggen zeker omdat ik geschrokken ben dat ik hoorde dat de schuifdeuren met glas nog niet op de bouw zijn en begreep ook dat er nog geen duidelijkheid was over de uitvoering daarvan.
Onderstaand in rood mijn opmerkingen.”
Het bericht van Trabor luidt als volgt, met in het rood en niet cursief de opmerkingen van Van der Pijl:
“Naar aanleiding van ons gesprek van zojuist bevestig ik hierbij de volgende afspraak over bovenstaand werk.
Week 13 kunnen we verder met de montage van de kozijnen, we verwachten nog anderhalf tot 2 weken nodig te hebben. Dit is uiteraard afhankelijk van de situatie op de bouw, maar we gaan ervan uit dat we door kunnen.
Ik geef gelegenheid tot eind week 15 voor het volledig leveren en monteren van de vliesgevels en kozijnen ramen en deuren met uitzondering van de schuifdeuren.
De automatische deuren worden zsm ingepland dit zal onder voorbehoud week 15 of 16 zijn voordat deze uit productie komen.
Hierover houden we je op de hoogte, zodra we de definitieve montage planning hebben van de leverancier laten we dit weten.
Begrijp hieruit dat ze nog niet geleverd zijn en de uitvoering nog niet bekend. Wil graag de levering en montage gereed, vaststellen op 1 mei 2021.
Onze factuur 210023 ter hoogte van € 69.696,00 30% van de opdracht zal in de volgende termijnen worden betaald door jullie:
€ 23.232,00 op maandag 22 maart as
€ 23.232,00 week 13 bij aanvang montage
€ 23.232,00bij levering van schuifdeuren met deurautomaten etc.
De factuur einde montage kozijnen zullen we eind week 15 sturen samen met de meerwerk factuur voor oa de waterslagen, aanpassen van de hoeken en gebruik hoogwerker.Laatste factuur kan verstuurd worden bij oplevering van het volledige product en opdracht. Tevens zitten de waterslagen in de opdracht evenals het aanpassen van de hoeken is een oplossing die door jullie zelf is aangedragen. Betreft de hoogwerker heb ik al eerder gereageerd en wijs ik bij deze wederom af.
Na de montage van de automatische deuren zullen we de oplevertermijn sturen.Zie bovenstaand.
Verder wil ik nogmaals benadrukken dat mijn e-mail over deze factuur niet bedoeld is zoals door jou gelezen. Ik wilde informeren naar de status van onze factuur en je daarbij gelijk informeren dat wij week 13 de montage hervatten.”
2.5.
Op 30 april 2021 heeft Trabor per e-mail het volgende aan Van der Pijl bericht:
“(…)
Ik vind het niet correct dat je nu weer aangeeft dat onze factuur te vroeg is gestuurd. We hebben het hier uitvoerig telefonisch over gehad en een betalingsafspraak mbt deze factuur gemaakt. Wat ik ook al in ons gesprek heb aangegeven, waarom heb je niet gereageerd toen wij de factuur hebben verstuurd, pas op het moment dat wij een verzoek tot betaling van de vervallen factuur sturen geef je aan dat je het er niet mee eens bent. Jullie hebben van ons een opdrachtbevestiging ontvangen met daarin een factuurschema, volgens dit schema hebben wij ook gefactureerd, naar rato werk. (veel later dan gepland ivm de vertraging op de bouw, ondanks dat wij de kozijnen al sinds september 2020 klaar hadden staan)
Verder wat betreft de planning:
Wij zouden vorig jaar na de zomervakantie starten met de montage bij dit project dit is op jullie verzoek een aantal keer verschoven. Vervolgens is er afgesproken dat we begin dit jaar, 2021 konden starten met montage en dat we dan in 1 keer door zouden kunnen. Uiteindelijk konden we wel starten maar moesten we wederom van het werk omdat jullie nog niet zo ver waren dat wij door konden met monteren. We doen wat we kunnen om onze planning bij te stellen aan jullie wensen maar ook wij hebben te maken met een planning.
Wat betreft de automatische deuren deze zijn geleverd en gemonteerd maar de elektrische voorziening welke door jullie getroffen moest worden was niet correct waardoor ook dit nu vertraging oploopt, hierover is met [naam01] gesproken en wij hebben de e-mail van de leverancier aan je doorgestuurd.
We hebben al eerder aan je aangegeven dat alle kozijnen in september klaar stonden voor levering, we hebben je de eigendomsverklaring zelfs doen toekomen. De inkopen mbt tot dit werk zijn reeds ruimschoots door ons voldaan aan onze leveranciers. Alle materialen zijn op de bouw aanwezig. Een aantal ruiten is in overleg met [naam01] en [naam02] later besteld, deze zijn ook geleverd en gemonteerd.
Ik heb in mijn mail d.d. 25 maart jl. aangegeven dat wij einde montage week 15 kunnen realiseren indien alle werkzaamheden ook daadwerkelijk door ons kunnen worden afgerond, dit is niet het geval geweest helaas. (oa door breukruiten door derden veroorzaakt)
Zoals ik aangeef moet er op dit moment nog 2x € 9.600,00 excl. btw gefactureerd worden en staat er ook nog een post meerwerk open. Het staat niet in verhouding tot de werkzaamheden en de leveringen om nu nog een bedrag van de door ons gestuurde factuur in te houden.
Ik vind het ook niet correct dat je nu de kwaliteit van de geleverde materialen in twijfel trekt, wij staan volledig achter onze producten en achter onze fabrikanten en toeleveranciers en ook achter de kwaliteit van montage van onze montage ploegen.
In totaal, met nog het restant van onze factuur en de nog te factureren termijnen staat er nog een bedrag van € 44.448,00 incl. btw excl. meerwerk open op dit project. Wij hebben nog ongeveer 2 dagen montage nodig. Het nog te betalen – te factureren bedrag staat niet in verhouding met de werkzaamheden. Dit moet worden rechtgetrokken. Ik ga er dan ook van uit dat je het restant van onze factuur zsm voldoet zodat we uit deze discussie kunnen en onze werkzaamheden kunnen afronden en het project kunnen opleveren zoals afgesproken.
(…)”
2.6.
Op 5 mei 2021 heeft Trabor per e-mail aan Van der Pijl het volgende bericht gestuurd:
“(…) Ik heb verder geen reactie meer van je ontvangen op onderstaande mail.[rb: dit betreft de hiervoor onder 2.5 aangehaalde e-mail]
Ik zou dit graag opgelost hebben, zoals ik al aangeef staat er in verhouding te veel open.
Over de planning heeft [naam03] inmiddels contact gehad met [naam02] en [naam01] .”
2.7.
Bij brief van 5 mei 2021 heeft de toenmalige advocaat van Van der Pijl als volgt aan Trabor bericht:
“(…) Ik ben bekend met de tussen u en cliënte gevoerde correspondentie. Ik laat die correspondentie voorshands rusten.
Waar het op dit moment om gaat is dat door cliënte aan u gegeven opdracht ten spoedigste wordt afgerond. Bij verdere vertraging zal cliënte niet tijdig kunnen opleveren aan haar opdrachtgever met alle schadelijke gevolgen van dien.
(…) Voor en namens cliënte verzoek ik u en voor zoveel nodig sommeer ik u alle door cliënte aan u opgedragen werkzaamheden, daaronder begrepen het leveren van de overeengekomen materialen, vóór 17 mei 2021 volledig en deugdelijk uit te voeren en wel zodanig dat u vóór 17 mei 2021 volledig en deugdelijk heeft voldaan aan de verplichtingen, die voor u voortvloeien uit de met cliënte gesloten overeenkomst van aanneming, hiervoor bedoeld. (…)
Voor en namens cliënte nodig ik uit voor de oplevering van het werk en wel tegen maandag 17 mei 2021 te 20.30 uur. (…) Van de oplevering zal proces-verbaal worden opgemaakt. (…)
Indien het werk bij oplevering wordt goedgekeurd (en dus uitsluitend sprake is van een beperkt aantal niet zwaarwegende onvolkomenheden) zal cliënte direct aansluitend, derhalve omgaand, het nog openstaande bedrag van € 23.232,00 inclusief btw aan u voldoen. U kunt dan voorts direct nog twee bedragen van € 9.600,00 exclusief btw aan cliënte factureren. Cliënte zal die twee facturen dan binnen de overeengekomen betalingstermijn van 45 dagen aan u voldoen onder de voorwaarde dat binnen die termijn de bij oplevering geconstateerde onvolkomenheden volledig en naar behoren zijn verholpen. (…)”
2.8.
Trabor en de toenmalige advocaat van Van der Pijl hebben enkele e-mails met elkaar gewisseld. Waaronder de e-mail van de toenmalige advocaat van 7 mei 2021 waarin staat vermeld:
“(…) Uw werk had al klaar en opgeleverd moeten zijn en dient alsnog ten spoedigste te worden afgerond zodat de 17e deugdelijk en volledig wordt opgeleverd.
Bij deugdelijke oplevering/goedkeuring wordt het bedrag van € 23.232,- direct betaald. Cliënte is bereid dat bedrag op mijn derdenrekening te storten zodat u zekerheid heeft dat aan het vorenstaande wordt voldaan.
(…)”
Vervolgens heeft op 12 mei 2021 de rechtsbijstandsverzekeraar van Trabor als volgt op de onder 2.7 bedoelde brief gereageerd:
“(…) Uw cliënte heeft van de factuur voor het tweede deel van 30% à € 57.600,00 (factuurnummer 210023 een bedrag à € 23.232,00 nog niet betaald. Dit is geheel ten onrechte, aangezien eigenlijk de derde termijn van 65% à € 124.800,00 al moet worden betaald bij levering van de kozijnen en start van de montagewerkzaamheden, binnen 45 dagen na factuurdatum. De factuurdatum van de factuur voor dat tweede deel van 30% (…) is 19 januari 2021. De betalingstermijn van 45 dagen na factuurdatum is dus verstreken op 5 maart 2021. Uw cliënte is dus in verzuim met betaling van het bedrag à € 23.232,00.
Cliënte zal nog een factuur sturen voor het derde deel van 5% à € 9.600,00 (van de derde termijn van 65%), dan te betalen binnen 45 dagen na factuurdatum. Het werk is nog niet opgeleverd. De laatste termijn van 5% à € 9.600,00 bij oplevering van de werkzaamheden is verschuldigd bij die oplevering, dan te betalen binnen 45 dagen na factuurdatum. Cliënte zal ook nog het overeengekomen meerwerk factureren, dan te betalen binnen 45 dagen na factuurdatum.
Zoals u verzoekt, bevestigt cliënte hierbij dat zij het werk zal voortzetten op 17 mei 2021 en zal hebben voltooid op 20 mei 2021. (…). Voor het geval dat een vervangende ruit nog niet is geleverd en gemonteerd bij de oplevering, kan dat worden vermeld op het proces-verbaal van oplevering. Wat cliënte betreft kan (…) de oplevering plaatsvinden op 20 mei 2021 vanaf ongeveer 15.00 uur.
Cliënte stelt verder als uitdrukkelijke voorwaarde aan voortzetting van het werk op 17 mei 2021 en voltooiing van het werk op 20 mei 2021 dat uw cliënte vóór 17 mei 2021 het bedrag ad € 23.232,00 aan cliënte betaalt. Zoals gezegd is uw cliënte - op grond van de hierboven genoemde, in de opdrachtbevestiging vastgelegde afspraken - al in verzuim met de betaling van dat bedrag. Cliënte is dus gerechtigd om voortzetting van het werk op te schorten totdat uw cliënte dat bedrag heeft betaald. (…)”
2.9.
De toenmalige advocaat van Van der Pijl heeft op 17 mei 2021 als volgt op de onder 2.8 bedoelde brief gereageerd:
“(…) 2. Cliënte is akkoord met het wijzigen van het tijdstip van de oplevering. De oplevering vindt derhalve plaats op donderdag 20 mei 2021 te 15.00 uur. (…)
Cliënte stelt het volgende voor:
op 20 mei 2021 vindt, zoals gezegd, oplevering plaats. Op voorwaarde dat het werk dan wordt goedgekeurd betaalt cliënte per omgaande het reeds gefactureerde bedrag van € 23.232,- en een bedrag van € 11.616,-, dat nog gefactureerd moet worden, beide bedragen inclusief B.T.W., derhalve in totaal € 34.848,-. (…)
Voor goedkeuring is vanzelfsprekend vereist dat het werk volledig en deugdelijk is uitgevoerd. Dat geldt dus bijvoorbeeld ook voor de schuifdeuren met deurautomaten, zulks als overeengekomen. Bij de oplevering mag het derhalve niet om meer of anders gaan dan om in het proces-verbaal vast te leggen onvolkomenheden, die naar aantal en aard beperkt van omvang zijn en een normaal gebruik niet in de weg staan. (…)”
2.10.
De rechtsbijstandsverzekeraar van Trabor heeft per e-mail van 17 mei 2021 het volgende aan de toenmalige advocaat van Van der Pijl bericht:
“Ik verwijs naar mijn bijgaande vorige brief aan u d.d. 12 mei jongstleden. Cliënte had vanochtend (en heeft ook op dit moment) het door uw cliënte te betalen bedrag à € 23.232,00 nog niet ontvangen. (…) Ik verzoek u hierbij om per ommegaande aan mij te berichten dat uw cliënte het bedrag à € 23.232,00 onmiddellijk alsnog zal betalen, en ik verzoek en sommeer uw cliënte hierbij om het bedrag à € 23.232,00 daadwerkelijk onmiddellijk alsnog te betalen.”
2.11.
De toenmalige advocaat van Van der Pijl heeft per e-mail van 31 mei 2021 het volgende aan de rechtsbijstandsverzekeraar van Trabor bericht:
“(…) Namens cliënte verzoek ik u mij vandaag nog voor en namens uw cliënte te bevestigen dat ingestemd wordt met het in mijn e-mail van 21 mei 2021 gestelde en mij aldus te bevestigen dat uw cliënte tijdig en deugdelijk voldoet aan haar verplichtingen als in die e-mail vermeld bij gebreke waarvan cliënte zich vrij acht de overeenkomst met uw cliënte(gedeeltelijk) te ontbinden, zulks voor zover de werkzaamheden ondeugdelijk en/of niet volledig zijn uitgevoerd in welk geval cliënte een derde opdracht zal geven om de resterende (herstel)werkzaamheden uit te voeren. Alle daaraan verbonden kosten en verdere schade zal cliënte dan op uw cliënte verhalen. Voor dat geval schort cliënte iedere betalingsverplichting jegens uw cliënte op.”
2.12.
In opdracht van Trabor heeft [naam04] NIVRE-re van ZNEB Expertise en Taxatie BV (hierna: ZNEB) op 21 oktober 2021 een expertiserapport uitgebracht over “de (oplever)gebreken aluminium gevelkozijnen, aluminium vliesgevels met bijbehorende beglazing”. Het doel van het rapport was het verkrijgen van inzicht met betrekking tot de kwaliteit van het geleverde werk/de omvang en de oorzaak van de vermeende gevolgschade/gebreken. Alsmede de wijze en kosten van herstel. ZNEB heeft bij Trabor en Van der Pijl informatie ingewonnen en bij de schouwing waren beiden vertegenwoordigd, Trabor door [naam03] en Van der Pijl door [naam05] en [naam02] .
In het rapport komt, voor zover thans van belang, het volgende voor:
9. Conclusie
Gelet op het bovenstaande dienen wij vast te stellen dat Trabor op de door ons benoemde onderdelen bouwkundig/technisch nog niet gereed was met de uitvoering van haar werkzaamheden. Hetgeen in deze door Trabor ook wordt erkend met de opmerking dat Trabor de meeste door Pijl benoemde geschilpunten wenst op te lossen.
(…)
De oplevering van het object in relatie tot punt 11 (deurautomaat inregelen en chipregelen) achten wij een issue tussen partijen als gevolg van het ten tijde van het installeren, afstellen en inregelen klaarblijkelijk alsnog niet gereed zijn van een definitieve stroomaansluiting. Hetgeen onzes inziens buiten verantwoording Trabor ligt en derhalve niet kan worden gezien als een item waardoor de oplevering van Trabor aan Pijl niet had kunnen plaatsvinden.
10. Schadevaststelling/-raming
Bij bepaling van de kostenraming zijn wij in deze uitgegaan van een uurtarief van € 50,00 exclusief btw gelijkend aan hetgeen Trabor in haar opdrachtbevestiging heeft gehanteerd (…). (…)
-
Punt 1.(…)
Totaal exclusief btw€ 10.493,00
(…)
Bij de schaderamingen in dit rapport zij verder opgemerkt dat de hoogte van de uiteindelijke herstelkosten afhankelijk is van de bereidheid van een derde partij om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Deze kosten kunnen derhalve afwijken van de in deze rapportage opgenomen schaderaming. (…)”
2.13.
Van der Pijl heeft [naam bedrijf] ingeschakeld om het project af te ronden. [naam bedrijf] heeft hiervoor een bedrag van € 21.210 excl. btw aan Van der Pijl in rekening gebracht. Tevens heeft Van der Pijl rechtstreeks de leverancier van de deurautomaat/schuifdeuren, Dormakaba, benaderd. Dormakaba heeft voor haar werkzaamheden een bedrag van € 1.761 excl. btw aan Van der Pijl in rekening gebracht.
2.14.
Van der Pijl heeft IBS Consultants B.V. (hierna: IBS) benaderd voor een second-opinion. Op 18 januari 2022 heeft IBS haar rapport uitgebracht, waarin – voor zover thans van belang – het volgende voorkomt:
“(…)
Vraagstelling
Naar aanleiding van de door ZNEB uitgebrachte rapportage heeft Pijl aan IBS Consultants B.V. [IBS] opdracht verstrekt om door middel van een bureau-studie en een visuele schouwing van het pand een second opinion te doen inzake de kwestie. (…)
Conclusie
IBS heeft de rapportage van ZNEB d.d. 21 oktober 2021 beoordeeld en in de tekst voorzien van opmerkingen. Hierbij zijn ook de bijlagen van het rapport van ZNEB betrokken. De belangrijkste opmerkingen van IBS zijn tevens opgenomen in het onderdeel bevindingen van deze memo.
(…)
Op basis van de beoordeling en de schouwing op locatie komt IBS tot de beantwoording van de gestelde vragen.
Vraag 1: Was het pand ten tijde van de opname op 20 mei 2021 volgens IBS geschikt om in gebruik te worden genomen?
(…)
Antwoord vraag 1: De feiten en omstandigheden verhinderen dat het bouwwerk op 20 mei 2021 voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit uit het oogpunt van veiligheid. Het gebouw is daarom op 20 mei 2021 niet geschikt om door [naam rederij][rechtbank: [naam rederij] ]
in gebruik te nemen.
(…)
Vraag 3: Hoe kan volgens IBS de luchtdichtheid van de schuifdeuren van de tochtsluis verbeterd worden?
(…)
Antwoord vraag 3:
De luchtdichtheid van de schuifdeuren kan verbeterd worden door de aansluiting van de stijl van de aluminium pui op de zijstijl van de schuifdeur uit te voeren op de wijze zoals dit door Dormakaba in de principe detaillering wordt aangegeven.
De diverse borstel- en rubberdichtingen dienen ononderbroken op elkaar aan te sluiten. De afdichting van de schuifdeuren op de vloer kan alleen goed functioneren indien de onvlakheid in de vloer wordt gecorrigeerd.
(…).”

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Trabor vordert samengevat - veroordeling van Van der Pijl tot betaling aan Trabor van een bedrag van primair € 42.626,19 incl. btw, subsidiair € 41.844,48 (€ 50.631,82), vermeerderd met de contractuele rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3.2.
Trabor stelt hiertoe dat Van der Pijl de overeenkomst heeft opgezegd en daarom de volledige aanneemsom aan haar dient te betalen, vermeerderd met de kosten die Trabor als gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de door Trabor door de beëindiging bespaarde kosten, ofwel:
Restant vierde termijn € 19.200
Vijfde termijn € 9.600
Zesde termijn € 9.600
Meer-/minderwerk
€ 3.444,48
Totaal € 41.844,48 excl. btw
Besparingen -/-
€ 6.616,25excl. btw
Totaal € 35.228,23 excl. btw/€ 42.626,19 incl. btw.
3.3.
Van der Pijl voert hiertegen aan dat Trabor in verzuim was en dat zij de overeenkomst, voor zover nog niet uitgevoerd, op 9 juni 2021 heeft ontbonden. Van der Pijl heeft haar verbintenis tot betaling opgeschort en beroept zich op verrekening met haar schadevergoedingsaanspraken op Trabor.
in reconventie
3.4.
Van der Pijl vordert samengevat -
een verklaring voor recht dat de overeenkomst door Van der Pijl op 9 juni 2021 partieel is ontbonden althans dat de rechtbank de overeenkomst per die datum ontbindt;
veroordeling van Trabor tot betaling van € 39.794,91, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 20 mei 2021;
veroordeling van Trabor tot betaling van € 6.068,15 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 9 maart 2022;
veroordeling van Trabor tot betaling van € 756,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 9 maart 2022;
veroordeling van Trabor tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat;
veroordeling van Trabor in de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.165;
subsidiair een verklaring voor recht dat Van der Pijl van haar betalingsverplichtingen jegens Trabor uit hoofde van de overeenkomst is bevrijd voor zover de betaling van de aanneemsom nog niet heeft plaatsgevonden;
alles met veroordeling van Trabor in de proceskosten.
3.5.
Van der Pijl stelt hiertoe dat zij haar betalingsverbintenissen heeft opgeschort omdat Trabor naar de stand van de werkzaamheden geen aanspraak kon maken op betaling en op het moment van de oplevering ook vanwege de ernst en omvang van de gebreken aan de uitvoering. Omdat Trabor niet heeft voldaan aan aanzeggingen en ingebrekestellingen heeft Van der Pijl de overeenkomst, voor zover nog niet uitgevoerd, op 9 juni 2021 ontbonden.
Trabor is aan Van der Pijl verschuldigd de facturen van [naam bedrijf] (€ 25.664,10 incl. btw) en Dormakaba (€ 2.130,81 incl. btw) (zie 2.13) en het bedrag van € 12.000 excl. btw dat Van der Pijl verschuldigd was aan haar opdrachtgeefster omdat zij door de perikelen met Trabor te laat heeft opgeleverd, ofwel in totaal € 39.794,91.
De derde vordering betreft de factuur van IBS door Trabor verschuldigd op grond van artikel 6:96 BW.
De vierde vordering betreft de door Van der Pijl gehuurde hoogwerker waarvan Trabor gebruik heeft gemaakt.
Omdat de schuifdeuren met deurautomaten nog steeds niet functioneren, hetgeen aan Trabor te wijten is, dient het hele systeem te worden vervangen. Daarom vordert Van der Pijl schadevergoeding op te maken bij staat. Een offerte respectievelijk factuur zal Van der Pijl overleggen om dit onderdeel van haar vordering te concretiseren.
Voor het geval sprake zou zijn van schuldeisersverzuim van Van der Pijl vordert zij subsidiair een verklaring voor recht dat zij van haar betalingsverplichtingen jegens Trabor uit hoofde van de overeenkomst is bevrijd voor zover de betaling van de aanneemsom nog niet heeft plaatsgevonden.
3.6.
Trabor voert hiertegen aan dat partijen zijn overeengekomen dat zij op 17 mei 2021 het werk zou voortzetten en op 20 mei 2021 het werk zou voltooien, beiden onder de uitdrukkelijke opschortende voorwaarde dat Van der Pijl voor 17 mei 2021 een bedrag van € 23.232 zou betalen. Van der Pijl kon de overeenkomst dus niet ontbinden omdat er sprake was van schuldeisersverzuim.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie
Uitleg van onderdeel “facturering” van de overeenkomst
4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag hoe de zin
“65% bij levering, start van onze werkzaamheden (naar rato)”moet worden uitgelegd. De uitleg van de overeenkomst op dat punt dient te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Bij de uitleg van de overeenkomst komt het erop aan welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling van de overeenkomst mochten toekennen, hoe zij zich hebben gedragen en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen mochten opmaken en op grond daarvan mochten verwachten.
4.1.1.
Volgens Trabor grijpt het in r.o. 4.1 aangehaalde citaat terug op de werkomschrijving in de overeenkomst:
(1. De levering van onze aluminium kozijnen van het merk Schüco
2. De levering van de benodigde beglazing voor de kozijnen.
3. De montage van de in deze offerte aangeboden kozijnen en beglazing.)en betekent dit dat Trabor de 65% van de aanneemsom zou factureren zodra zij de kozijnen en het glas op het werk had geleverd (punt 1 en 2) en zou starten met de montagewerkzaamheden (punt 3). De toevoeging
(naar rato)hield in dat Trabor reeds een deel van deze termijn mocht factureren als zij een deel van de kozijnen en de beglazing zou hebben geleverd. Het is in de branche ook gebruikelijk dat termijnen opeisbaar worden bij de start van de werkzaamheden in plaats van bij het gereed zijn daarvan gezien de hoogte van de materiaalkosten. Opeisbaarheid van de derde termijn bij start montage is ook in lijn met de opeisbaarheid van de eerste en de tweede termijn, die ook elk opeisbaar werden bij een startpunt, te weten bij start van de opdracht en bij start van de productie.
4.1.2.
Naar de mening van Van der Pijl zijn partijen wat betreft bedoelde 65% van de aanneemsom overeengekomen dat naar rato zou worden gefactureerd te beginnen bij de start van de werkzaamheden door Trabor, enkel en alleen de voortgang van het werk is bepalend. Trabor heeft eenzijdig het gedeelte van 65% in drie termijnen verdeeld. Het relateren aan de voortgang van het werk brengt met zich dat in veel kleinere gedeelten gefactureerd zou moeten worden. Dat was de bedoeling van partijen, althans van Van der Pijl. Van der Pijl heeft bezwaar gemaakt tegen deze gang van zaken en als blijk van goede wil de factuur van 4 januari 2021 geheel betaald. De factuur van 19 januari 2021 heeft Van der Pijl onbetaald gelaten totdat, naar de stand van het werk, Trabor weer aanspraak kon maken op betaling. Op 22 en 26 maart 2021 heeft zij € 19.200 (dus in totaal € 38.400) excl. btw betaald. Toen stond nog € 19.200 open. De factuur van 12 mei 2021 en de oplevertermijn waren op dat moment nog niet door Trabor verzonden.
4.1.3.
De tekst van de overeenkomst “65% bij levering, start van onze werkzaamheden (naar rato)” biedt, taalkundig gezien, aanknopingspunten voor de door Trabor bepleite uitleg. Daar komt bij dat Van der Pijl de eerste termijn van 4 januari 2021 overeenkomstig die uitleg heeft betaald. Dat Van der Pijl bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken en dat die betaling als blijk van goede wil dient te worden aangemerkt, blijkt nergens uit. Voorts heeft Van der Pijl in reactie op de e-mail van 19 maart 2021 van Trabor geen opmerkingen gemaakt in de zin van dat het door Trabor gehanteerde factureringsschema in strijd zou zijn met de door partijen gemaakte afspraken. Bovendien heeft Van der Pijl haar stelling dat zou zijn afgesproken en bedoeld om de facturatie te relateren aan de voortgang van het werk en om dan ook in veel kleinere gedeelten te factureren niet onderbouwd met feiten en omstandigheden. De stelling van Trabor dat het in de branche gebruikelijk is dat termijnen opeisbaar worden bij de start van de werkzaamheden in plaats van bij het gereed zijn daarvan gezien het in verhouding hoge aandeel van de materiaalkosten, is door Van der Pijl niet weersproken, zodat dit vaststaat. Het vorenstaande betekent dat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs de door Trabor gestelde uitleg aan de bepaling dienden toe te kennen, gelet op hoe zij zich hebben gedragen en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen mochten opmaken en op grond daarvan mochten verwachten. Van der Pijl diende dus bij levering en start werkzaamheden Trabor te betalen en niet aan de hand van de voortgang van het werk.
Verzuim
4.2.
Dit betekent dat Van der Pijl op 5 maart 2021 in verzuim was met betaling van een gedeelte van de factuur van 19 januari 2021 ad € 57.600 excl. btw daar zij een bedrag van € 19.200 excl. btw onbetaald heeft gelaten en een betalingstermijn van 45 dagen was overeengekomen door partijen. Volgens Van der Pijl heeft Trabor in haar mail van 19 maart 2021 een betalingsvoorstel gedaan dat Van der Pijl heeft geaccepteerd en is er dus terzake een (nieuwe) overeenkomst gesloten. Trabor heeft deze lezing van haar mail weersproken. Er was sprake van een mededeling van Trabor en niet een voorstel waarover kon worden onderhandeld. Van der Pijl kon volgens Trabor niet eenzijdig bewerkstelligen dat andere betalingstermijnen zouden gelden.
In deze correspondentie is naar het oordeel van de rechtbank geen nieuwe overeenkomst over de te hanteren betalingstermijnen tot stand gekomen. De mail van Trabor kan slechts worden gekwalificeerd als een poging om Van der Pijl alsnog tot betaling te bewegen.
Schuldeisersverzuim
4.3.
Ook de stelling van Van der Pijl dat zij haar betalingsverbintenissen dus terecht heeft opgeschort voor het eerst bij brief van 5 mei 2021 slaagt niet. Er is sprake van verzuim aan de zijde van Van der Pijl en dus van schuldeisersverzuim. Van der Pijl heeft in een dergelijke situatie geen recht op opschorting van haar eigen verbintenissen. Het schuldeisersverzuim van Van der Pijl brengt tevens met zich dat van verzuim van Trabor geen sprake was (artikel 6:61 BW) en dat Van der Pijl om die reden niet gerechtigd was om de aannemingsovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 lid 2 BW).
Oplevering/opname
4.4.
Vanwege het verzuim van Van der Pijl was Trabor gerechtigd om voortzetting van het werk op te schorten totdat Van der Pijl tot betaling was overgegaan. Terecht is dan ook op 12 mei 2021 namens Trabor aan Van der Pijl bericht dat zij aan voortzetting van het werk op 17 mei 2021 en voltooiing daarvan op 20 mei 2021 de uitdrukkelijke voorwaarde verbindt dat Van der Pijl vóór 17 mei 2021 € 23.232,00 betaalt. Dat bedoeld bedrag tot zekerheid zou worden gestort op de betaalrekening van de toenmalige advocaat van Van der Pijl, is door Van der Pijl weliswaar toegezegd (zie 2.8) maar dat deze betaling heeft plaatsgevonden is in deze procedure gesteld noch gebleken. Het feit dat Trabor, ondanks dat nog geen betaling van Van der Pijl was ontvangen, op 17 mei 2021 het werk heeft voortgezet maakt dit niet anders. Trabor vertrouwde erop dat Van der Pijl zou betalen en is om die reden aan het werk gegaan. Toen bleek dat Van der Pijl op 17 mei 2021 niet had betaald, schortte Trabor haar werkzaamheden terecht weer op met als gevolg dat Trabor het werk op 20 mei 2021 niet heeft voltooid.
4.5.
Tussen partijen bestaat voorts discussie over de vraag of het werk op 20 mei 2021 is opgeleverd of dat slechts sprake was van een opname. Vanwege de verstoorde verhouding tussen partijen is het er in elk geval niet van gekomen om een proces-verbaal van oplevering op te stellen (zie de als productie 10 door Van der Pijl in het geding gebrachte verklaring (onder punt 6) van architect [naam06] ). Of het werk al dan niet is opgeleverd kan echter in het midden blijven. Feit is dat partijen het niet eens zijn over de werkzaamheden en de kwaliteit daarvan en dat Van der Pijl op 9 juni 2021 aan Trabor meedeelde dat zij [naam bedrijf] opdracht zou geven om herstelwerkzaamheden uit te voeren en het werk te voltooien. Daarmee heeft Van der Pijl de overeenkomst met Trabor opgezegd in de zin van artikel 7:764 BW en dient Van der Pijl de voor het gehele werk geldende prijs te betalen, verminderd met de besparingen die voor Trabor uit de opzegging voortvloeien, tegen aflevering door Trabor van het reeds voltooide werk.
Deskundigen
4.6.
Aan de betaling van de facturen van Trabor staat volgens Van der Pijl ook in de weg dat sprake was van diverse gebreken. Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij haar betalingsverplichtingen jegens Trabor terecht opschortte, verwijst Van der Pijl in de eerste plaats naar de verklaring van architect [naam06] die op zijn beurt verwijst naar het door hem aangehechte formulier van opneming en diverse op 20 mei 2021 gemaakte foto’s. In de tweede plaats verwijst Van der Pijl naar een e-mail van 4 juni 2021 van [naam bedrijf] en een tekening van de gevels van het gebouw met daarop vermeld de door [naam bedrijf] geconstateerde gebreken. Het betreffen eerste, voorlopige waarnemingen van [naam bedrijf]. In de derde plaats verwijst Van der Pijl naar het rapport van IBS.
4.7.
De rechtbank volgt Van der Pijl niet. Tegenover wat zij heeft aangevoerd, staat het door Trabor in het geding gebrachte rapport van ZNEB. Als het gaat om de door Van der Pijl gestelde gebreken, gaat de rechtbank uit van het rapport van ZNEB. Bij de schouwing door ZNEB waren zowel Trabor als Van der Pijl vertegenwoordigd en ZNEB heeft informatie ingewonnen bij Trabor en Van der Pijl. IBS daarentegen heeft het door Trabor uitgevoerde werk niet bekeken omdat zij het werk pas op 11 januari 2022 heeft bezocht. Op dat moment waren reeds wijzigingen aangebracht door [naam bedrijf] en Dormakaba. IBS baseert haar commentaar op het rapport van ZNEB dus enkel op onduidelijke foto’s en eenzijdige mededelingen van Van der Pijl zoals Trabor terecht heeft aangevoerd. Bovendien heeft Trabor onweersproken gesteld dat zij niet is uitgenodigd om het onderzoek door IBS bij te wonen zodat ook niet is voldaan aan de eisen van hoor- en wederhoor. Aan het rapport van IBS hecht de rechtbank dan ook weinig waarde. Aan de verklaring van [naam06] en zijn beoordeling van de foto’s wordt eveneens weinig waarde gehecht omdat deze dateren van 12 januari 2022 en dus zijn opgesteld in het kader van deze procedure. De e-mail van 4 juni 2021 van [naam bedrijf] betreft, zoals Van der Pijl zelf al aangeeft, slechts een eerste, voorlopige waarneming. Alleen al om die reden komt het overzicht van wat [naam bedrijf] gaat bestellen weinig waarde toe als het gaat om het vaststellen van eventuele gebreken. De door Van der Pijl aangevoerde omstandigheid dat het tijdsverloop tussen de opnamen door ZNEB en het rapport vragen oproept, heeft Van der Pijl niet met feiten onderbouwd. De veronderstelling dat het rapport kennelijk op aanwijzingen van Trabor is aangepast, is dan ook niet komen vast te staan.
Meer- minderwerk
4.8.
Tussen partijen is voorts het door Trabor gefactureerde meerwerk van € 3.444,48 excl. btw in geschil. De factuur van 7 mei 2021 terzake het meerwerk bestaat uit zeven posten. Of een post al dan niet toewijsbaar is wordt hierna beoordeeld.
4.8.1.
Gebruik hoogwerker ad € 375
Volgens Van der Pijl is niet meer dan een bedrag van € 125 toewijsbaar omdat Van der Pijl de door Trabor gehuurde hoogwerker slechts één dag heeft gebruikt. Bovendien heeft Trabor minimaal vijf dagen gebruik gemaakt van de hoogwerker van Van der Pijl waarvoor Trabor € 756,25 aan Van der Pijl is verschuldigd. Trabor heeft echter onweersproken gesteld dat haar onderaannemer haar tien dagen extra hoogwerkerskosten in rekening heeft gebracht waarvan Van der Pijl ten minste drie dagen de hoogwerker heeft gebruikt. Daarnaast heeft Van der Pijl niet weersproken dat als de werkzaamheden volgens afspraak aaneengesloten uitgevoerd hadden kunnen worden, Trabor geen meerwerk voor een hoogwerker doorberekend had gekregen. Tot slot stelt Trabor, wederom onweersproken, dat zij de hoogwerker van Van der Pijl slechts één uur heeft gebruikt, om niet. Het door Van der Pijl gevoerde verweer tegen deze post wordt dan ook gepasseerd en het door Trabor gevorderde bedrag toegewezen. Dit brengt met zich dat het door Van der Pijl gevorderde bedrag van € 756,25 terzake het gebruik van de hoogwerker wordt afgewezen.
4.8.2.
Aanpassen glashoeken 4 stuks ad € 518,80 en Aanpassen glashoeken 1 stuks ad € 451,80
Van der Pijl betwist dat deze post meerwerk betreft omdat het aanpassen van glashoeken in de overeengekomen prijs is begrepen en de aanpassing van een glashoek het gevolg was van een fout van Trabor. Trabor stelt dat de glashoeken zijn aangepast omdat de maatvoering op de bouw (uitgevoerd door Van der Pijl of door haar ingeschakelde partijen) niet conform de tekeningen was. Van der Pijl is hiervoor gewaarschuwd per e-mail van 22 maart 2021. Voorts betwist Trabor dat de glashoek moest worden aangepast door een fout van haar zijde. Van der Pijl heeft niet weersproken dat de maatvoering van de glashoeken niet conform de tekeningen was. Een en ander komt dan ook voor rekening van Van der Pijl en dient om die reden door haar betaald te worden.
4.8.3.
Extra waterslagen ad € 545
Volgens Van der Pijl moesten nieuwe waterslagen worden geleverd omdat Trabor de verkeerde had geleverd. Het is om die reden geen meerwerk. Trabor stelt zich op het standpunt dat ook voor de waterslagen geldt dat de maatvoering op de bouw niet conform de tekeningen was en om die reden aangepast moesten worden. Bovendien is per e-mail van 10 maart 2021 namens Van der Pijl akkoord gegeven op de meerprijs voor de waterslagen. Gelet op wat Trabor heeft aangevoerd, slaagt het verweer van Van der Pijl niet en dient zij de kosten voor de waterslagen te voldoen.
4.8.4.
Uitkepen 6 stijlen en extra kern inbrengen ad € 270
Tegen deze post heeft Van der Pijl geen verweer gevoerd zodat het door Trabor gevorderde bedrag wordt toegewezen.
4.8.5.
Meerprijs Krukbediend paniekslot ad € 335
Van der Pijl betwist opdracht te hebben gegeven tot levering van een krukbedienend paniekslot. Er is volgens haar om die reden geen sprake van meerwerk. De rechtbank overweegt dat uit de opdrachtbevestiging volgt dat de levering van een krukbedienend paniekslot een meerprijs met zich brengt. Nu Van der Pijl niet heeft weersproken dat het slot aan haar is geleverd, zoals Trabor stelt, dient Van der Pijl de kosten voor het slot te voldoen.
4.8.6.
Glasbreuk ad € 948,88
Van der Pijl erkent dat zij verantwoordelijk is voor de breuk van één ruit zodat zij € 474,44 is verschuldigd. Trabor verwijst naar de op 22 maart 2022 namens Van der Pijl verstuurde e-mail waarin wordt verzocht om voor haar rekening twee ruiten opnieuw te bestellen.
Gelet op de inhoud van voornoemde e-mail betreft de levering van beide ruiten meerwerk en dient om die reden door Van der Pijl te worden betaald.
Claim [naam rederij] i.v.m. niet tijdige oplevering pand
4.9.
Van der Pijl heeft het werk op 24 september 2021 aan haar opdrachtgever [naam rederij] opgeleverd terwijl dit op 16 juli 2021 had gemoeten. Van der Pijl stelt dat [naam rederij] haar aansprakelijk heeft gesteld voor een bedrag van € 12.000 wegens te late oplevering van het werk. Volgens Van der Pijl is de te late oplevering te wijten aan Trabor zodat zij gehouden is tot betaling van voornoemd bedrag.
4.10.
Trabor betwist dat zij met Van der Pijl een fatale opleverdatum is overeengekomen. Bovendien is Van der Pijl de opleverdatum met haar opdrachtgever overeengekomen dus dat regardeert Trabor niet. Verder betwist Trabor dat de beweerdelijke vertraging in de oplevering aan haar is te wijten. Zij was in staat en bereid om het werk kort na de bouwvak in 2020 aan te vangen en aaneengesloten uit te voeren, waardoor het werk op 16 juli 2021 zeker opgeleverd zou zijn geweest. Het werk is vertraagd doordat Van der Pijl zelf het werk maanden heeft uitgesteld en heeft verhinderd dat het werk aaneengesloten uitgevoerd kon worden. Daarnaast is er vertraging opgetreden door de wanbetaling en tussentijdse opzegging door Van der Pijl, alsmede haar keuze om na de opzegging niet in te gaan op het aanbod van Trabor om tegen betaling nog de werkzaamheden te verrichten die aan oplevering in de weg zouden staan.
4.11.
De argumenten van Trabor slagen. Afgezien van de brief van 27 september 2021 van [naam rederij] waar Van der Pijl ter onderbouwing van haar stellingen naar verwijst, blijkt niets van een vordering van [naam rederij] op Van der Pijl. Evenmin heeft Van der Pijl door middel van een betalingsbewijs aangetoond dat zij € 12.000 aan [naam rederij] heeft betaald. Voor zover Van der Pijl een betaling wegens te late oplevering aan [naam rederij] heeft gedaan, heeft zij voorts niet onderbouwd dat de vertraging uitsluitend het gevolg was van het niet-afronden van het door Trabor aangenomen werk. Het vorenstaande leidt ertoe dat deze vordering van Van der Pijl wordt afgewezen.
Vordering verwijzing naar schadestaat
4.12.
Van der Pijl zou een offerte respectievelijk factuur overleggen om het onderdeel van haar vordering dat ziet op de schuifdeuren met deurautomaten te concretiseren. Dit heeft Van der Pijl nagelaten. Daar komt bij dat Trabor betwist dat het hele systeem moet worden vervangen omdat het niet zou functioneren als gevolg van onjuiste maten die zij aan Dormakaba zou hebben doorgegeven. Van der Pijl heeft deze stelling ook niet nader onderbouwd. Dat de sluisfunctie, ondanks de werkzaamheden van Dormakaba om het systeem werkend te krijgen, nog steeds niet werkt volgt volgens Van der Pijl uit het rapport van IBS. Uit datzelfde rapport blijkt echter dat de afdichting van de schuifdeuren op de vloer alleen goed kan functioneren indien de onvlakheid in de vloer wordt gecorrigeerd. Deze onvlakheid is niet aan Trabor te wijten. Nu niet vaststaat dat de niet werkende sluisfunctie voor rekening en risico van Trabor komt, zal de rechtbank de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure afwijzen. Dat geldt ook voor de vordering van Van der Pijl om Trabor te veroordelen tot betaling van € 2.130,81 terzake de factuur van Dormakaba van 21 oktober 2021.
Algemene voorwaarden
4.13.
Van der Pijl verzoekt het beding over de contractuele rente, het beding over de buitengerechtelijke kosten en het beding dat verrekening verbiedt in de algemene voorwaarden van Trabor te vernietigen. De rente en de vergoeding zijn volstrekt onredelijk en onredelijk bezwarend gelet op de aard en de inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de belangen van partijen over en weer en gelet op alle omstandigheden van het geval.
4.14.
Dienaangaande wordt overwogen dat de algemene voorwaarden door twee professionele partijen zijn overeengekomen. Van der Pijl was bekend met de inhoud van die voorwaarden, dat blijkt uit het feit dat zij heeft onderhandeld over de in de algemene voorwaarden opgenomen betalingstermijn. Van der Pijl heeft bij het sluiten van de overeenkomst geen aanleiding gezien om over de andere bedingen te onderhandelen. Van der Pijl heeft dan ook onvoldoende toegelicht waarom er sprake is van “volstrekt onredelijk en onredelijk bezwarende bedingen”. “De belangen van partijen over en weer en alle omstandigheden van het geval” maken dit evenmin anders.
Slotsom
4.15.
Wat hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat Van der Pijl het restant van de aanneemsom, zijnde € 42.626,16 incl. btw aan Trabor dient te voldoen. Dit bedrag bestaat uit:
  • het restant van de vierde termijn € 19.200;
  • de vijfde termijn € 9.600;
  • de zesde termijn (€ 9.600)
en meer- minderwerk (€ 3.444,48), ofwel totaal € 13.044,48;
  • besparingen -/- € 6.616,25
  • btw € 7.397,93.
Met betrekking tot de besparingen van € 6.616,25 excl. btw heeft Van der Pijl nog aangevoerd dat Trabor bij de berekening daarvan het door ZNEB begrote bedrag aan herstelkosten als uitgangspunt neemt en dat zij de juistheid van dat uitgangspunt betwist. Omdat de gebreken aanmerkelijk talrijker en ernstiger zijn dan ZNEB in haar rapport heeft weergegeven, liggen de herstelkosten relevant hoger dan ZNEB heeft berekend, aldus Van der Pijl. Zoals eerder overwogen, gaat de rechtbank uit van het rapport van ZNEB. Het door Van der Pijl gevoerde verweer tegen de hoogte van de besparingen, wordt dan ook verworpen.
4.16.
Het verweer van Van der Pijl tegen de gevorderde contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten is reeds verworpen. Over het toewijsbare bedrag van € 42.626,16 wordt dan ook de contractuele rente van 2% per maand, cumulatief te berekenen over de hoofdsom toegewezen. Conform artikel 15 lid 4 van de toepasselijke algemene voorwaarden is Van der Pijl tevens een bedrag van € 6.393,93 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Dit bedrag wordt eveneens op na te melden wijze toegewezen.
4.17.
Tussen partijen is niet in geschil dat het werk op 9 juni 2021 nog niet was afgerond. Dat betekent dat Trabor aan Van der Pijl de met het afronden van de werkzaamheden verband houdende kosten dient te voldoen. Volgens Van der Pijl bedragen deze kosten € 25.664,10 incl. btw. Ter onderbouwing daarvan verwijst zij naar de factuur van [naam bedrijf] van 4 oktober 2021. Trabor betwist dat deze factuur geheel of ten dele betrekking heeft op het afronden of herstellen van het door Trabor aangenomen werk, dat [naam bedrijf] redelijke prijzen rekent en dat Van der Pijl de factuur heeft betaald. Van der Pijl kan in elk geval het btw-gedeelte van de factuur (€ 4.454,10) terugvragen zodat zij dit bedrag ten onrechte vordert, aldus Trabor.
4.18.
De rechtbank is met Trabor van oordeel dat Van der Pijl in elk geval de btw kan verrekenen of terugvragen zodat de vordering van Van der Pijl hoogstens € 21.210 kan bedragen. Bij de bepaling van de hoogte van het bedrag dat Trabor aan Van der Pijl dient te voldoen, neemt de rechtbank (wederom) het rapport van ZNEB tot uitgangspunt. ZNEB raamt de kosten voor het afronden van de werkzaamheden en enkele herstelwerkzaamheden op € 10.493 excl. btw. Daarbij merkt zij op dat de hoogte van de uiteindelijke herstelkosten afhankelijk is van de bereidheid van een derde partij om de herstelwerkzaamheden uit te voeren en dat de kosten derhalve kunnen afwijken van de in haar rapportage opgenomen schaderaming. Ondanks het ontbreken van een specificatie van de factuur, is op de factuur vermeld dat de gefactureerde werkzaamheden betrekking hebben op ‘Kantoor [naam rederij] ’. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat de factuur ziet op het afronden van het door Trabor aangenomen werk. Temeer omdat het werk op 24 september 2021, dus vlak voor de factuur van [naam bedrijf] van 4 oktober 2021, aan [naam rederij] is opgeleverd. Nu Trabor niet heeft onderbouwd wat volgens haar redelijke prijzen zijn, begroot de rechtbank het bedrag dat Trabor aan Van der Pijl dient te voldoen op (naar boven afgerond) het gemiddelde van de hoogte van de factuur van [naam bedrijf] en het door ZNEB geraamde bedrag. Dit brengt met zich dat Trabor wordt veroordeeld om aan Van der Pijl € 16.000 excl. btw te betalen.
4.19.
Van der Pijl vordert voorts nog buitengerechtelijke incassokosten van € 1.165. Voor het afronden van de werkzaamheden is Trabor weliswaar, zoals hiervoor is overwogen, een vergoeding aan Van der Pijl verschuldigd maar het afronden van de werkzaamheden door een derde is een gevolg van het verzuim van Van der Pijl en valt niet aan Trabor toe te rekenen. Deze vordering wordt ook afgewezen.
Proceskosten
4.20.
Van der Pijl is de partij die in conventie ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Trabor als volgt vastgesteld:
- dagvaarding € 105,16
- griffierecht € 2.076
- salaris advocaat €
2.228___(2 punten × tarief € 1.114)
Totaal € 4.409,16
4.21.
In reconventie worden partijen over en weer in het ongelijk gesteld. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.22.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853), r.o. 2.3., volgt dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.

5..De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
veroordeelt Van der Pijl om aan Trabor te betalen een bedrag van € 42.626,16 incl. btw, vermeerderd met de contractuele rente van 2% per maand, cumulatief te berekenen over voornoemde hoofdsom tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Van der Pijl om aan Trabor te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.393,93, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Van der Pijl in de proceskosten, aan de zijde van Trabor tot op heden begroot op € 4.409,16, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
5.6.
veroordeelt Trabor om aan Van der Pijl te betalen een bedrag van € 16.000 excl. btw, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 9 juni 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
verklaart de veroordeling onder 5.6 uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2022.
2294/3078