In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], die zich in voorlopige hechtenis bevindt. De GI verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen, omdat hij zich niet aan de regels houdt en er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De moeder van [naam kind] heeft aangegeven dat zij hem het liefst weer thuis wil hebben, maar maakt zich zorgen over het gebrek aan schoolgang. Tijdens de zitting is [naam kind] gehoord, evenals de moeder, de GI, de officier van justitie en de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft geconcludeerd dat niet is voldaan aan de wettelijke eisen voor plaatsing in gesloten jeugdhulp. De rechtbank erkent de ernstige opgroeiproblemen van [naam kind], maar constateert dat er geen duidelijk gevaar is dat hij zich aan hulp en behandeling onttrekt. De rechtbank wijst erop dat minder ingrijpende alternatieven nog niet zijn benut en dat het ontbreken van schoolgang mogelijk een belangrijke oorzaak is van zijn gedrag. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de GI afgewezen, maar heeft tegelijkertijd de vordering tot gevangenhouding van de officier van justitie toegewezen, met schorsing van de voorlopige hechtenis onder voorwaarden.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022 door de voorzitter en kinderrechters, en is schriftelijk vastgesteld op 1 september 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening.