ECLI:NL:RBROT:2022:7273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
10/095383-22 / TUL VV: 10/020142-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het in vereniging aanwezig hebben van MDMA en het witwassen van politievesten; veroordeling voor heling van politievesten

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in vereniging aanwezig hebben van 236,6 gram MDMA en het witwassen van twee politie zichtbaarheidsvesten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het bezit van MDMA, omdat niet bewezen kon worden dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de auto waarvan hij de bestuurder was. De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de auto niet voldoende was om te concluderen dat hij betrokken was bij het opzettelijk aanwezig hebben van de verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de drugs in afgesloten enveloppen waren aangetroffen en dat de verdachte niet de eigenaar van het voertuig was. De rechtbank heeft ook de argumenten van de officier van justitie verworpen, die stelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de drugs, en heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.

Wat betreft de politievesten, heeft de rechtbank de verdachte wel veroordeeld voor heling. De verdachte had twee politie zichtbaarheidsvesten in zijn bezit, waarvan de rechtbank oordeelde dat deze van misdrijf afkomstig waren. De verdachte had moeten weten dat de politievesten niet vrij op de markt verkrijgbaar zijn en dat hun aanwezigheid in zijn woning duidde op een criminele herkomst. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 61 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder vonnis verlengd, omdat de verdachte de voorwaarden van dat vonnis had geschonden door een nieuw strafbaar feit te plegen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/095383-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/020142-21
Datum uitspraak: 9 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. D.C.D. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Hiertoe is aangevoerd dat in de auto waarvan de verdachte op dat moment de bestuurder was vier enveloppen zijn aangetroffen met in totaal 236,6 gram MDMA. Als uitgangspunt geldt dat een bestuurder van een auto bekend is met de aanwezigheid van voorwerpen in die auto. Deze wetenschap wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte tijdens de controle, namelijk dat de enveloppen van zijn vriendin waren. Daarnaast lag in ieder geval één envelop (zichtbaar) in het portiersvak aan de bestuurderskant.
Verder is aangevoerd dat bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op de slaapkamer een labelprinter is aangetroffen waarmee labels kunnen wordt afgedrukt en een vacuüm apparaat, waarmee vacuüm verpakkingen kunnen worden dichtgeseald. Op de drie enveloppen in het dashboardkastje, was op de voor- en achterkant een label geplakt met een geprint adres en de aangetroffen MDMA pillen zaten vacuüm verpakt in gesealde verpakkingen.
Uit deze feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs, althans de aanmerkelijke kans daarop aanvaardde en daarover de beschikking had.
4.1.2.
Beoordeling
Ten laste is gelegd - kort gezegd - dat de verdachte alleen of met anderen in een auto verdovende middelen aanwezig heeft gehad.
Vast staat, dat in het voertuig, waarvan de verdachte bestuurder was, op twee plekken verdovende middelen in afgesloten enveloppen zijn aangetroffen. De verdachte ontkent enige betrokkenheid bij of wetenschap van de aanwezigheid van deze verdovende middelen.
Het voertuig, waarvan de verdachte de bestuurder was, is niet van de verdachte. De 236,6 gram MDMA, oftewel 600 pillen zijn aangetroffen in afgesloten enveloppen. Drie enveloppen zijn in het dashboardkastje aangetroffen en één envelop in het opberg vak van de zijportier aan bestuurderszijde. De afzenders noch de geadresseerden van de enveloppen zijn te relateren aan de verdachte. Verder is uit onderzoek gebleken dat de aangetroffen labelprinter en het vacuüm apparaat niet zijn gebruikt bij het adresseren van de enveloppen of het verpakken van de pillen.
Dat de voornoemde enveloppen deels in het zicht hebben gelegen en dat zich daarin verdovende middelen hebben bevonden, maakt op zichzelf nog niet dat daaruit een bewezenverklaring van het (medeplegen van) opzettelijk aanwezig hebben van die verdovende middelen volgt. Naar vaste rechtspraak moet de verdachte in ieder geval een zekere wetenschap hebben gehad van de inhoud daarvan. Daarvoor biedt het dossier geen ondersteuning.
De enkele aanwezigheid van de verdachte als bestuurder in de auto – daarbij gelet op de wijze waarop de enveloppen zijn aangetroffen – is onvoldoende om te kunnen concluderen, dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het opzettelijk aanwezig hebben van de in die auto aangetroffen verdovende middelen. Uit de gegeven omstandigheden kan niet volgen dat hij op zijn minst bewust het risico heeft aanvaard dat in de enveloppen verdovende middelen zaten. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de verdovende middelen. Verdachte dient dan ook van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte de politievesten heeft gekocht op een rommelmarkt en niet heeft gestolen. Hij had ook niet moeten weten of redelijkerwijs moeten vermoeden dat ze van enig misdrijf afkomstig waren. De verdachte ging ervan uit dat het replica’s waren, of in ieder geval feestkleding. Dat er door politieagenten een kenmerk in de kleding was geschreven was bij de verdachte niet bekend, waardoor niet gezegd kan worden dat hij hierdoor had moeten weten dat dit authentieke zichtbaarheidsvesten van de politie waren. Volgens de verdediging kan derhalve niet worden vastgesteld dat de goederen van misdrijf afkomstig waren en evenmin dat de verdachte dit wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden. Ook kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de goederen door misdrijf verkregen waren.
4.2.2.
Beoordeling
Bij de doorzoeking in de woning de verdachte worden twee politiehesjes aangetroffen. Dit zijn gele zichtbaarheidsvesten met het logo van de politie er op. Uit onderzoek is gebleken dat het originele politiehesjes zijn. In één van de hesjes is een dienstnummer geschreven en in de andere de naam van een afdeling.
Het is een feit van algemene bekendheid dat politiekleding niet vrij op de markt te verkrijgen is en dat wanneer dergelijke kleding toch op de markt wordt aangeboden, het niet anders kan zijn dan dat die kleding van enig misdrijf afkomstig is. Dit is in het onderhavige geval niet anders: het kan niet anders dan dat de politiehesjes die de verdachte voorhanden heeft gehad van enig misdrijf afkomstig zijn. De verdachte moet dit naar het oordeel van het rechtbank – gelet op de aard en echtheid van de goederen – geweten hebben op het moment van het voorhanden krijgen van de politiehesjes. Dat niet valt vast te stellen bij of uit welk misdrijf het goed is verkregen doet daaraan niet af (vgl. ECLI:NL:GHDHA:2018:407).
Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. Uit het dossier kan niet blijken dat sprake is van verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de politiehesjes. Daarom kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van twee zichtbaarheidsvesten van de politie. Derhalve zal de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
subsidiair
hij, op 14 april 2022, te Rotterdam, twee zichtbaarheidsvesten van de Politie, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
subsidiair
opzetheling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan opzetheling, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt. De rechtbank rekent de verdachte het bewezenverklaarde feit te meer aan nu sprake is van heling van politiehesjes, die onderdeel uitmaken van het uniform van de politie. Het (onbevoegd) voorhanden hebben van een politiehesje brengt immers het risico met zich mee dat men zich als politieambtenaar kan voordoen en zich daarmee toegang tot woningen kan verschaffen of daarvan anderszins misbruik van kan maken, met alle ernstige gevolgen van dien. Hierdoor ontstaat gevaar voor de samenleving en wordt het gezag van de politie ondermijnd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter - anders dan de officier van
justitie heeft gevorderd - afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft
doorgebracht, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld (€ 39,30), de Apple IPhone, de weegschaal, de Thinkpad laptop, de labelprinter, de Acer laptop en het vacuüm apparaat terug te geven aan de verdachte. Er is gevorderd de in beslag genomen handboeien te onttrekken aan het verkeer en de twee politiehesjes terug te geven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geld (€ 39,30), de Apple IPhone, de weegschaal, de Thinkpad laptop, de labelprinter, de Acer laptop en het vacuüm apparaat zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Ten aanzien van de twee politiehesjes zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de in beslag genomen handboeien is de rechtbank - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat het bezit van dit voorwerp, gelet op de aard daarvan, niet in strijd is met de wet of het algemeen belang en dat ook overigens niet is voldaan aan de ingevolge de artikelen 36 c en 36d van het Wetboek van Strafrecht aan een te onttrekken voorwerp te stellen eisen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat evenmin wordt voldaan aan de eisen voor verbeurdverklaring.
Derhalve zal ook ten aanzien daarvan een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 maart 2021 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van het opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan een gedeelte groot 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 11 mei 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering dient te worden toegewezen.
Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 61 (eenenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 31 maart 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
Geld (€ 39,30);
Apple IPhone;
Weegschaal;
Computer Thinkpad;
Labelprinter;
Computer Acer;
Vacuüm apparaat;
Handboeien;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
Twee zichtbaarheidsvesten van de politie.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 augustus 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 14 april 2022 te Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 236,6 gram (600 pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op of omstreeks 14 april 2022, te Rotterdam, althans in Nederland (van) twee althans één zichtbaarheidsvest(en) van de Politie, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 14 april 2022, te Rotterdam, althans in Nederland, twee althans één zichtbaarheidsvest(en) van de Politie, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.