ECLI:NL:GHDHA:2018:407

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
22-000672-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzetheling van politie-uniform

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor het verwerven en voorhanden hebben van een politieshirt, dat onderdeel uitmaakt van het uniform van de politie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, omdat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het shirt van misdrijf afkomstig was. De advocaat-generaal had gevorderd dat het eerdere vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook opgemerkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat zijn strafbaarheid niet uitsluit. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 63 en andere relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000672-17
Parketnummer: 10-217551-15
Datum uitspraak: 25 januari 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 9 februari 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1998,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 11 januari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het impliciet subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 26 juli 2015 te Gorinchem, althans in Nederland, een politieshirt, althans een een kledingstuk toebehorende aan de Nederlandse politie, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd politie shirt/kledingstuk wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het impliciet primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks26 juli 2015 te Gorinchem,
althans in Nederland,een politieshirt,
althans een een kledingstuk toebehorende aan de Nederlandse politie, heeft verworven,voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van voornoemd politie shirt
/kledingstukwist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het
(een
)door misdrijf verkregen goed
(eren)betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat het betreffende shirt van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte derhalve dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt.
Gelet op de zich in het dossier bevindende verklaringen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 31 e.v.) en [verbalisant 3] (p. 36) met betrekking tot het onder verdachte [medeverdachte] aangetroffen politieshirt, gaat het hof er van uit dat het betreffende shirt een
echtpolitieshirt betrof.
De omstandigheid dat de verdachte een prijs van € 100,00 heeft gevraagd voor het shirt – een prijs die, zo oordeelt het hof, te hoog zou zijn als het een imitatie politieshirt zou betreffen – sterkt het hof in zijn oordeel dat de verdachte ook wist dat het een echt politieshirt betrof.
Het is een feit van algemene bekendheid dat politiekleding niet vrij op de markt te verkrijgen is en dat wanneer dergelijke kleding toch op de markt wordt aangeboden, het niet anders kan zijn dan dat die kleding van enig misdrijf afkomstig is. Dit is in het onderhavige geval niet anders: het kan niet anders dan dat het politieshirt dat de verdachte voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [medeverdachte] van enig misdrijf afkomstig is. De verdachte moet dit naar het oordeel van het hof – gelet op de aard en echtheid van het goed – geweten hebben op het moment van het voorhanden krijgen van dat politieshirt. Dat niet valt vast te stellen bij of uit welk misdrijf het goed is verkregen doet daaraan niet af.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan opzetheling, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt. Het hof rekent de verdachte het bewezenverklaarde feit te meer aan nu sprake is van heling van een shirt dat onderdeel uitmaakt van het uniform van de politie. De verdachte heeft met zijn handelswijze beoogd het gezag van de politie te ondermijnen. Daarnaast brengt het in omloop brengen van een politieshirt het risico met zich mee dat men zich als politieambtenaar kan voordoen en zich toegang tot woningen kan verschaffen of anderszins daar misbruik van kan maken.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naar het oordeel van het hof had het in beginsel in de rede gelegen om aan de verdachte een
onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van minimaal
60uren op te leggen, gelijk de straf die aan de ontvanger van het betreffende shirt is opgelegd. Gelet evenwel op de ouderdom van het feit en de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, ziet het hof thans aanleiding om de werkstraf in geheel voorwaardelijke vorm aan de verdachte op te leggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels, mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. I.M. Abels, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Sluis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2018.
Mr. I.M. Abels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.