Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 15 maart 2021;
- de akte overlegging producties van verzekeraars van 26 mei 2021 met producties 1 tot en met 21;
- de conclusie van antwoord, met producties G1 tot en met G4;
- de oproepingbrief van deze rechtbank van 30 juli 2021 op grond waarvan partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
- de akte overlegging producties, tevens houdende wijziging van eis, van verzekeraars met producties 22 tot en met 32;
- twee videobestanden van BMLA getiteld [bestandsnaam 1] en [bestandsnaam 2];
- de pleitaantekeningen van de advocaten van partijen;
- het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van 23 november 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2..De feiten
3..De vordering
EUR 135.603,09(zegge: honderd vijfendertigduizend zeshonderddrie Euro en 9 Eurocent) exclusief rente en kosten;
- dan wel Beheermaatschappij Lady Ariëtte B.V. te veroordelen tot het vergoeden van de schade van eiseressen die zij als gevolg van slecht zeemanschap van Lady Ariëtte hebben geleden en deze te begroten op een in goede justitie te bepalen bedrag;
- dit alles met veroordeling van de Beheermaatschappij Lady Ariëtte B.V. in de kosten van dit geding als ook de nakosten.”
4..De beoordeling
Bevoegdheid en toepasselijk recht
Brussel I bis verordening”). Op grond van die bepaling is de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd.
Artikel 6.20 van het BPR luidt als volgt: ‘een schip moet zijn snelheid zodanig regelen, dat hinderlijke waterbeweging waardoor schade aan een varend of een stilliggend schip of drijvend voorwerp of aan een werk zou kunnen worden veroorzaakt wordt vermeden. Het moet daartoe tijdig zijn snelheid verminderen, echter niet beneden de snelheid die nodig is voor veilig sturen:
Een goed afgemeerd binnenvaartschip is bestand tegen krachten die het schip uit positie (doel: achterwaartse, voorwaartse en zijwaartse verplaatsing van het schip voorkomen) kunnen brengen.” De vraag die partijen hier verdeeld houdt, is de vraag of de "Lady Ariëtte" met een naar omstandigheden te hoge snelheid voer en de afgemeerde "Oostzee" op te korte afstand heeft gepasseerd en als gevolg daarvan voor
hinderlijkewaterverplaatsing heeft gezorgd waardoor de "Oostzee" (desondanks) is gaan bewegen en de laadarm van de terminal is ontzet.
dead slowen dat, gelet op de harde zuidwestenwind die zij schuin in de rug had bij vertrek, niet op een lagere snelheid dan de snelheid waarop zij voer de haven veilig had kunnen verlaten. Verzekeraars hebben deze stellingen niet gemotiveerd bestreden, zodat de rechtbank van de juistheid daarvan uitgaat. Dit leidt tot het oordeel dat, zelfs als er al een hinderlijke waterbeweging zou zijn veroorzaakt door de "Lady Ariëtte", er geen schending van artikel 6.20 BPR kan worden vastgesteld nu dit artikel bepaalt dat een schip niet beneden de snelheid moet varen die nodig is om veilig te sturen.
“In order to be sure the MV “LADY ARIETTE” is the main reason of the cast off of the mtb “OOSTZEE”, lot of parameters would need to be taken into account which ascertain by simulation or mathematical analyse the proof of the influence of the passing of MV “LADY ARIETTE”. We can only conclude that taking into account the movement which the barge “OOSTZEE” had when the MV “LADY ARIETTE” was passing, is indicating the influence of MV “LADY ARIETTE”.”
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)