ECLI:NL:RBROT:2022:7240

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/628564 / HA ZA 21-977
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst met betrekking tot kelderbouw en herstelwerkzaamheden

In deze zaak vorderen eisers, eigenaren van een woning, schadevergoeding van BBHB B.V., een aannemer, wegens tekortkomingen in de nakoming van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een kelder. De rechtbank heeft vastgesteld dat BBHB niet alle overeengekomen werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat er gebreken zijn die moeten worden hersteld. De eisers hebben BBHB herhaaldelijk in gebreke gesteld, maar BBHB heeft nagelaten om de werkzaamheden af te ronden. De rechtbank oordeelt dat BBHB toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen en dat zij aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden. De schade wordt vastgesteld op € 27.387,38, bestaande uit niet uitgevoerde werkzaamheden en herstelwerkzaamheden. Daarnaast wordt BBHB veroordeeld tot betaling van de kosten van het expertiserapport en de proceskosten. In reconventie vordert BBHB betaling van openstaande termijnen, maar deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/628564 / HA ZA 21-977
Vonnis van 17 augustus 2022
in de zaak van

1..[naam eiser 1] ,

2.
[naam eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. B.J.P. Komen te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BBHB B.V.,
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: voorheen mr. G.V.M. van den Hoven te Breda, die zich op 16 maart 2022 heeft onttrokken.
Partijen zullen hierna [eisers] en BBHB genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 november 2021, met 23 producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met 3 producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 24 tot en met 28,
  • de brief van de rechtbank van 14 februari 2022, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 24 maart 2022,
  • de mondelinge behandeling van 4 juli 2022; van deze zitting is geen
proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
De mondelinge behandeling in deze zaak stond aanvankelijk gepland op 24 maart 2022. Omdat de advocaat van BBHB zich middels B2 formulier op 14 maart 2022 heeft onttrokken, heeft de mondelinge behandeling op deze datum geen doorgang gevonden. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 30 maart 2022 voor het stellen van een nieuwe advocaat aan de zijde van BBHB. Er heeft zich voor BBHB geen nieuwe advocaat gesteld.
1.3.
BBHB is vervolgens bij brief van 19 april 2022 opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling van 4 juli 2022. Op 1 juli 2022 heeft de rechtbank de voormalig advocaat van BBHB, mr. Van den Hoven, per e-mail geïnformeerd dat de fysieke zitting zal worden omgezet in een online zitting via Teams wegens de aangekondigde boerenprotesten op 4 juli 2022. Mr. Van den Hoven heeft dezelfde dag de rechtbank bericht dat hij de link om deel te nemen aan de mondelinge behandeling via Teams naar twee e-mailadressen van BBHB heeft doorgestuurd. BBHB is desondanks niet op de mondelinge behandeling via Teams verschenen. De griffier heeft de bodedienst op de locatie Rotterdam gebeld. De bodedienst heeft aan de griffier doorgegeven dat ook op de rechtbank zich niemand voor deze zaak heeft gemeld.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
BBHB houdt zich bezig met het uitvoeren van funderingsherstel en kelderrenovatie, het installeren van paalsystemen, het verrichten van onderhoudswerkzaamheden en het geven van bouwadviezen. [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van BBHB. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] .
2.2.
[eisers] zijn sinds 2017 de eigenaren van de woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning).
2.3.
In 2019 is door aannemer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) in opdracht van [eisers] een kelder onder de woning gebouwd.
2.4.
Op 2 maart 2020 heeft [naam bedrijf] , in opdracht van [eisers] , de kelder onderzocht en aan de hand van dat onderzoek op 9 maart 2020 een rapportage uitgebracht. In de rapportage staat, voor zover relevant, het volgende vermeld.
“(…)
Conclusie
Op basis van de verschillende waarnemingen en de in dit document vermelde bevindingen komen wij tot de conclusie dat de onderzochte kelder in slechte staat is en niet veilig gebruikt kan worden. Indien er niet op korte termijn constructieve maatregelen worden genomen, zal dit leiden tot structurele schade en waardevermindering van het pand (…). Het nemen van deze eerder vermelde maatregelen komt in de praktijk neer op het verwijderen van de reeds aangebrachte constructie, het repareren van onverantwoorde onderbrekingen van het bestaande pand. En vervolgens het opnieuw opleveren van een deugdelijke constructie. Opdrachtgever heeft gevraagd een inschatting te maken van de kosten die dit met zich meebrengt. De kosten hiervan zullen naar verwachting ca. EUR 40.000,- bedragen.”
2.5.
Op 9 maart 2020 hebben [eisers] en BBHB een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. In de overeenkomst is, voor zover relevant, het volgende vermeld.
“Betreft: Het repareren van de woonkelder onder begane grond van het pand aan (..)
(…)
Prijsstelling:
(op basis van de waarneming & uw mondelinge toelichting)
Begrote aanneemsom € 37.000,- incl. 21% BTW.
Deze opdracht is
exclusief:
Legeskosten vergunningsaanvraag
Deze opdracht is
inclusief:
 Deskundigrapport ivm de bestaande gebreken en schaden
 Tekening & berekening
 Garantiecertificaat
 Plan van aanpak
Grondwerk
 Het beschikbaarstelling van rijplaten (indien benodigd)
 uitgraven van het keldercompartiment.
 We gaan ervan uit dat er een "schoongrondverklaring” aanwezig is.
 Evt. herbestrating resp. beplanting vallen buiten deze offerte
 Evt. kraankosten zijn in onze prijs begrepen.
Sloopwerken
 Uitdiepen & slopen van de kelderruimtes naar een stahoogte van min netto 2000 mm onder de bestaande plafondbalken
 Het slopen van de niet-dragende wanden in de kelder
 Het gefaseerd verwijderen van de "oude " keldervloer
 Verwijderen/omleggen van het riool inclusief Pompput.
 Water & electra-leidingen omleggen indien noodzakelijk
 Afvoeren van het vrijkomende grond, puin & bouw-gerelateerd afval
Bemaling
 Dit wordt gedaan dmv “open” bemaling. Wij dragen zorg voor de waterhuishouding.!!
Fundering & verdieping van de kelder
 Aanbrengen van de benodigde schroefvijzels
Betonwerk
 Het aanbrengen van een werkvloer
 Aanbrengen van de benodigde wapening tbv constructieve vloer & kelderwanden met betonkwaliteit C20/25
 Aanbrengen van de keldervloer en kelderwanden (ca 800 mm hoog) als een geheel met een minimale dikte van 200 mm
 Aanbrengen van een kim, indien van toepassing.
 Stahoogte kelder wordt netto min. 2000 mm onder de bestaande plafondbalken.
Electra & water
 Bij het bepalen van de prijs zijn we ervan uitgegaan dat U voldoende electra & bruikbaar water aan ons personeel gratis ter beschikking stelt
Grond
 De vrijkomende grond wordt door ons afgevoerd
Doorlooptijd
 Ca. 6-8 weken: opleverdatum 1 mei 2020
 Gerekend is met daguren van 07.00 uur tot 17.30 uur, aangesloten periode in werkdagen
Betaalschema
€ 14.000 per omgaande,
€ 6.000 15-4-2020,
€ 6.000 na de oplevering,
Restant in gelijke maandelijkse termijnen ad. € 900,- ingaande de eerste maand na de opleveringsdatum.
(…)
Overige posten:
 Het leveren en aanbrengen van vloertegels t.w. max € 2.000,- zoals met u besproken.
 Het aanpassen of vervangen van de 2 deuren en bijbehorende kozijnen.
 Het terugplaatsen van de ramen.
 Het opknappen van de buitentrap richting de tuin
 Het terugplaatsen van de trap en de leuning richting de woonkamer
 Het aanbrengen van de verwarmingsbuizen, in overleg
 Het terugplaatsen van vloertegels boven de binnen trap (de gang en opbergruimte)
 Het aanbrengen van de plinten.
 Het opnieuw aanbrengen van het rachelwerk met gipsplaten
 Het leveren en verven van glasvliesbehang tegen de nieuwe voorzetwand
 Het terugplaatsen van de badkamerruimte zoals gefotografeerd, incl. tegels electra, accessoires, enz.
 Het terugplaatsen de boiler
 Het terugplaatsen van de schuifdeuren.
 Het plaatsen van het keukenblok incl. steenstrip en betegeling achter zoals door u aangegeven.
(…)”
2.6.
Op 6 mei 2020 zijn partijen overeengekomen dat BBHB voor € 5.000,- de kelder tot 2,10 meter zal uitdiepen in plaats van tot 2 meter. Op 2 juni 2020 zijn partijen de volgende meer- en minderwerk posten overeengekomen voor € 3.000,-:
  • een staalconstructie zoals aangebracht ten behoeve van tussenwand,
  • kwaliteit beton aanpassen naar C30,
  • dikte aanpassen achterwand ten behoeve van wijnkast,
  • verwarmingsaansluiting in bergruimte en repareren lekke leiding in de vloer bij de trap.
2.7.
Op 25 augustus 2020 heeft BBHB per e-mail aan [eisers] laten weten dat de laatste twee betalingstermijnen van de overeenkomst zijn vervallen.
2.8.
Bij brief van 14 december 2021 hebben [eisers] BBHB gesommeerd om de kelder binnen 4 weken op te leveren.
2.9.
Op 27 mei 2021 heeft BBHB per e-mail aan [eisers] laten weten dat als alle bouwkundige werkzaamheden (timmerwerk, leidingwerk en betonwerk) aan de kelder niet gereed zijn op 4 juni 2021, er een reductie op de kosten zal zijn van € 250,- per week.
2.10.
Bij brief van 6 september 2021 hebben [eisers] BBHB gesommeerd om de kelder uiterlijk op 23 september 2021 om 10:00 uur op te leveren.
2.11.
Op 11 oktober 2021 heeft EXP Schadebegeleiding & Bouwadvisering (hierna: EXP), op verzoek van [eisers] , een rapport (hierna: het EXP rapport) uitgebracht over de werkzaamheden aan de kelder. In het EXP rapport is onder meer het volgende vermeld.
“(…)
3. VERKREGEN OPDRACHT
3.1
Omschrijving verkregen opdracht:
Op basis van onze opdracht dd. 03-09-2021, is ons verzocht een onderzoek uit te voeren naar de kwestie tussen partijen en onze bevindingen in rapportagevorm vast te leggen. In het kader van hoor- en wederhoor is ons verzocht beide partijen op locatie uit te nodigen.
3.2
De gestelde onderzoeksvragen:
De opdracht is verstrekt uit naam van Visie Advocaten i.o.v. Klaverblad Rechtsbijstand Stichting, namens mw. Lijdsman. In deze opdracht worden de volgende vraagstellingen omschreven:
1. Graag in kaart brengen welke werkzaamheden zijn uitgevoerd door BBHB en welke waarde dit vertegenwoordigd.
2. Graag in kaart brengen welke werkzaamheden op basis van de overeenkomst niet zijn uitgevoerd door BBHB en welke waarde dit vertegenwoordigd.
3. Hoe beoordeelt u (de kwaliteit van) het geleverde werk?
4. Ziet u gebreken aan het uitgevoerde werk? Zo ja, welke gebreken dienen te worden hersteld om alsnog een vakkundig resultaat te bereiken? En wat zijn de geschatte kosten ervan?
(…)
7.2
Eigen bevindingen ter plaatse:
(…)
42.
Ventilatie
In een dergelijke kelderconstructie is ventilatie ofwel
luchtverversing een belangrijk aandachtspunt als
bestemming woonruimte. Conform het Bouwbesluit voor
bestemming woonruimte geregeld onder Afdeling 3.6.
Luchtverversing, Artikel 3.28.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor luchtverversing dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht wordt voorkomen.
Artikel 3.29. Luchtverversing verblijfsgebied, verblijfsruimte, toiletruimte en badruimte;
Artikel 3.30. Thermisch comfort.
Artikel 3.31. Regelbaarheid
Artikel 3.34. Luchtkwaliteit
Naar beoordeling van de situatie ter plaatse waarbij sprake is van een mechanisch afzuigpunt in alleen de badkamer en de aanwezige ramen die alleen een kiepstand als ventilatiemogelijkheid hebben, in combinatie met de kleine capaciteit van de radiatoren, acht ik dit punt onvoldoende en adviseer ik aanpassingen in de warmtebron in de vorm van vloerverwarming, een extra mv-punt bijvoorbeeld bij de keuken en permanente roosters in de ramen,

8..BEANTWOORDING VAN UW VRAGEN

1..Graag in kaart brengen welke werkzaamheden zijn uitgevoerd door BBHB

en welke waarde dit vertegenwoordigd.
Antwoord:
(…)
Waarde uitgevoerde werkzaamheden: Totaal excl. btw € 28.099,15

2..Graag in kaart brengen welke werkzaamheden op basis van de overeenkomst niet

zijn uitgevoerd door BBHB en welke waarde dit vertegenwoordigd.
Antwoord:
(…)
4. Ziet u gebreken aan het uitgevoerde werk? Zo Ja, welke gebreken dienen te worden hersteld om alsnog een vakkundig resultaat te bereiken? En wat zin de geschatte kosten ervan?
Antwoord:
2.12.
Bij brief van 18 oktober 2021 heeft mr. Komen, advocaat van [eisers] , onder meer het volgende geschreven aan BBHB.
“(…) Op 23 september 2021 heeft er een expertise plaatsgevonden door een deskundige. Het onderzoek is uitgevoerd door [naam 3] van EXP Schadebegeleiding & Bouwadvisering (EXP). U bent voor de expertise uitgenodigd, maar niet verschenen. Het rapport treft u aan als bijlage.
De deskundige concludeert dat u niet alle werkzaamheden heeft uitgevoerd die u op basis van de overeenkomst had moeten uitvoeren en dat er bouwkundige gebreken zijn die moeten worden hersteld. (…)
Nakoming
Op basis van de overeenkomst bent u gehouden tot nakoming daarvan. Nu uit het onderzoek gebleken is dat de nodige werkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd en dat er veel gebreken zijn, bent u tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. U bent derhalve verplicht tot kosteloos herstel van de gebreken. Ik stel u namens cliënten nogmaals in gebreke. Ik verneem graag uiterlijk 23 oktober 2021 schriftelijk of u de uitkomst van het onderzoek door EXP accepteert met daarbij een schriftelijk plan van aanpak en dat u binnen 4 weken na heden op deugdelijke wijze uitvoering zult (laten) geven aan het advies van EXP en herstel van alle gebreken en afronding van het werk zoals genoemd in het rapport.
Niet akkoord, dan schadevergoeding
Indien u niet tijdig reageert dan wel geen gehoor geeft aan het bovenstaande verzoek, dan zullen cliënten hun vordering tot nakoming omzetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Zij zullen in dat geval de kosten voor het herstel conform de conclusies van EXP op u verhalen. Cliënten zullen daarnaast de kosten, verbonden aan het onderzoek door EXP, op u verhalen. Deze kosten bedragen thans Euro 1.687,95 inclusief BTW. Cliënten zullen voorts de buitengerechtelijke gerechtelijke en juridische kosten op u verhalen. (…)”
2.13.
Bij brief van 22 oktober 2021 heeft mr. Constant, de toenmalig gemachtigde van BBHB, onder meer het volgende geschreven aan [eisers] .
“(…) Ik verzoek u met klem om het volgende aandachtspunt goed met uw cliënten te bespreken. Het betreft hier de "onderkeldering" van een bestaand woonhuis, ten aanzien waarvan uiteraard een vergunningplicht bestaat. Dat gegeven is één van de redenen waarom beide offertes van cliënte in de aanhef reppen over "exclusief legeskosten vergunningsaanvraag". Echter, controle leert, dat er per heden helemaal geen vergunning werd aangevraagd, laat staan dat er een vergunning werd verleend. Vrij vertaald, hebben uw cliënten mijn cliënte opdracht gegeven om een kelder te repareren, voor de feitelijke bouw waarvan helemaal geen formele toestemming verleend werd. Die constatering valt uw cliënten niet alleen ernstig te verwijten, maar houdt bovendien in dat u namens uw cliënten van cliënte nakoming verlangt van verplichtingen uit een overeenkomst, met als doel een illegaal bouwwerk te repareren en af te ronden. Weliswaar onterecht, vordert u op basis van civiel recht nakoming, maar is het bestuursrecht dat cliënte (of welke derde in haar plaats dan ook) verbiedt om aan die vordering/eis gevolg te mogen en kunnen geven.
Het is dan ook aan uw cliënten om alsnog een vergunning aan te vragen, bouwtekeningen in te dienen, aan het Bouwbesluit te laten toetsen, constructeursberekeningen te laten maken en vanzelfsprekend leges te betalen. Als die vergunning uiteindelijk (al of niet met terugwerkende kracht) al wordt verleend, want daar valt natuurlijk door de slinkse handelswijzen van uw cliënten ernstig aan te twijfelen, zou cliënte haar werkzaamheden weer kunnen oppakken.
Cliënte kwam, zoals al meermaals gesteld, pas in beeld nadat een concullega er een puinhoop van had gemaakt. Cliënte ging er daarbij van uit dat haar voorganger destijds aan de slag is gegaan op basis van bouwtekeningen en een vergunning. Dat cliënte nu verweten wordt dat er niet conform Bouwbesluit zou zijn gewerkt, impliceert dat zij "dus" niet volgens de voorschriften heeft gepresteerd die bij een verleende vergunning zijn verstrekt. De cirkel is dan weer rond waar ik stel dat het onmogelijk is om te toetsen aan een vergunning die per heden niet eens werd aangevraagd, laat staan al of niet werd opgevolgd.
Concreet, er zal er geen gevolg worden gegeven aan de bij schrijven van 18 oktober jl. gestelde eisen. Is het niet omdat cliënte zich helemaal niet kan vinden in de verwijten die aan haar adres worden gemaakt en er blijkbaar wordt verwacht dat zij werkzaamheden uitvoert die helemaal niet tot de afspraken tussen partijen behoren, dan toch wel omdat het natuurlijk niet zo kan zijn dat cliënte steeds weer en per direct alles uit haar handen schijnt te moeten laten vallen, als dat bij uw cliënten ineens wel weer goed uitkomt. Dat er op dit moment niet eens gevolg gegeven kán worden aan de eisen tot afronden en herstel, betreft enkel een herhaling van zetten. (…)”
2.14.
Bij brief van 25 februari 2022 heeft EXP op verzoek van [eisers] gereageerd op het verweer van BBHB op de individuele schadeposten in het EXP rapport.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. voor recht verklaart dat BBHB aansprakelijk is voor de door [eisers] geleden schade ten gevolge van de aan BBHB toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst,
II. BBHB veroordeelt om binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan [eisers] te betalen het bedrag aan vervangende schadevergoeding ten aanzien van de herstelkosten van de gebreken, zijnde een bedrag van € 32.087,38, althans een bedrag van € 12.509,59, of zoveel meer of minder als de rechtbank in redelijkheid en billijkheid meent te moeten vaststellen,
Subsidiair
III. de aannemingsovereenkomst tussen [eisers] en BBHB (gedeeltelijk) ontbindt,
IV. BBHB veroordeelt om binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan [eisers] te betalen het bedrag aan teveel betaalde termijnen, zijnde een bedrag van € 10.337,80, of zoveel meer of minder als de rechtbank in redelijkheid en billijkheid meent te moeten vaststellen,
Primair en subsidiair
V. BBHB veroordeelt om binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan [eisers] te betalen het bedrag van de expertisekosten van € 1.687,95 inclusief btw op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub b BW, of zoveel meer of minder als de rechtbank in redelijkheid en billijkheid meent te moeten vaststellen,
VI. BBHB veroordeelt tot betaling van de proceskosten en — voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt — te vermeerderen
met wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor
voldoening,
VII. BBHB veroordeelt tot betaling van de nakosten ten belope van € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval van voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[eisers] leggen aan vorderingen I en II ten grondslag dat BBHB tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Als gevolg hiervan hebben [eisers] schade geleden bestaande uit € 19.577,80 aan niet uitgevoerde werkzaamheden en € 12.509,58 aan herstelwerkzaamheden. BBHB is op grond van artikel 6:74 BW verplicht deze schade te vergoeden.
3.3.
BBHB concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de proceskosten, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
3.4.
BBHB vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [naam verweerders] veroordeelt om, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, aan BBHB € 9.200,- te betalen, met veroordeling van [naam verweerders] in de proceskosten.
3.5.
BBHB legt aan haar vordering nakoming van de betalingsverplichtingen van [naam verweerders] uit de overeenkomst ten grondslag.
3.6.
[naam verweerders] concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van BBHB in haar vorderingen, althans deze ongegrond te verklaren, dan wel de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van BBHB in de proceskosten, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

4..De beoordeling

in conventie

Verklaring voor recht en betaling € 32.087,38 (vorderingen I en II)
4.1.
[eisers] stellen dat BBHB tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. BBHB is na herhaalde sommaties op 14 december 2020, 6 september 2021 en 18 oktober 2021 niet bereid gebleken om de overeengekomen werkzaamheden aan de kelder af te ronden en de gebreken aan de kelder te herstellen. BBHB is hierdoor in verzuim. [eisers] hebben als gevolg hiervan
€ 32.087,38 aan schade geleden. De vordering tot nakoming jegens BBHB is omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
4.2.
BBHB betwist in de eerste plaats dat zij in verzuim is en voert daartoe aan dat partijen voor het opleveren van de kelder geen fatale termijn hebben afgesproken die is overschreden. De vordering tot nakoming kan hierdoor, volgens BBHB, niet zijn omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
4.3.
Dit verweer faalt. In de e-mail van 22 oktober 2021 (zie 2.13) heeft de voormalig gemachtigde van BBHB, namens BBHB, aan [eisers] bericht dat er geen gevolg zal worden gegeven aan de in de sommatie van 18 oktober 2021 gestelde eisen. Dit betekent dat er sprake is van een mededeling van BBHB waaruit [eisers] kunnen afleiden dat BBHB tekort zal schieten in de nakoming van haar verbintenis. Die mededeling doet op grond van artikel 6:83 aanhef en onder c BW het verzuim van BBHB intreden, ook zonder het overschrijden van een fatale termijn.
4.4.
Dat BBHB in de e-mail van 22 oktober 2021 als reden voor het niet nakomen van haar verplichtingen heeft gegeven dat [eisers] geen omgevingsvergunning voor de bouw van de kelder hebben maakt dit oordeel niet anders. Het had op de weg van BBHB gelegen, als zijnde een deskundig kelderbouwer, om [eisers] te informeren dat er voor de bouw van de kelder een vergunning nodig is en te controleren of zij de benodigde vergunning hebben. BBHB heeft dat echter niet gedaan en zij is, ondanks het ontbreken van de vergunning, begonnen met de werkzaamheden aan de kelder. Voor zover BBHB heeft betoogd dat zij ervan uit mocht gaan dat [eisers] de vergunning hadden geregeld, omdat aannemer [naam 2] de kelderbak al had gebouwd voordat BBHB begon met haar werkzaamheden en omdat in de overeenkomst staat vermeld
“deze opdracht is exclusief legeskosten vergunningsaanvraag”, gaat de rechtbank aan dat betoog voorbij. Niet in geschil is dat voor de aanvraag van de vergunning bouwtekeningen, berekeningen en een plan van aanpak nodig zijn. Blijkens de overeenkomst (zie 2.5) zou BBHB voor deze stukken zorgdragen. Op de zitting hebben [eisers] verklaard dat ze meerdere malen om deze stukken hebben gevraagd, maar dat ze de stukken nooit van BBHB hebben ontvangen. Dit is niet door BBHB betwist, zodat dit vaststaat. In verband met het ontbreken van de benodigde stukken hebben [eisers] de vergunning dus ook niet kunnen aanvragen.
4.5.
BBHB verkeert dus vanaf 22 oktober 2021 in verzuim. Op grond van artikel 6:87 BW konden [eisers] de vordering tot nakoming jegens BBHB omzetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
4.6.
Verder stelt BBHB zich op het standpunt dat het niet aan haar te wijten is dat zij de kelder niet binnen de door [eisers] gestelde termijnen heeft opgeleverd. Zij voert hiertoe aan dat de coronapandemie, de gezondheidsproblemen van [naam 1] , de verschillende meerwerkopdrachten, de wijzigingen van de werkzaamheden en de twee weken in augustus 2021 dat BBHB niet aan de kelder mocht werken voor grote vertraging hebben gezorgd.
4.7.
Ook dit verweer faalt. Artikel 6:75 BW bepaalt dat een tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend, wanneer zij niet aan zijn schuld is te wijten, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Blijkens de brief van 18 oktober 2021 (2.12) hebben [eisers] aan BBHB, ondanks het feit dat BBHB niet binnen de gestelde termijnen van 1 mei 2020, 15 februari 2021, 1 maart 2021 en 23 september 2021 de kelder heeft opgeleverd, nogmaals de gelegenheid gegeven om haar verplichtingen na te komen. BBHB heeft dit aanbod in haar brief van 22 oktober 2021 (zie 2.13) echter afgewezen. Niet is komen vast te staan dat de door BBHB aangevoerde gronden het op 22 oktober 2021 onmogelijk of buitensporig bezwarend maakten om alsnog na te komen, zodat er geen sprake is van overmacht.
4.8.
Bovendien kunnen de door BBHB aangevoerde gronden, zowel individueel als gezamenlijk, niet een vertraging van anderhalf jaar rechtvaardigen. De initiële oplevertermijn van de kelder was op 1 mei 2020 en de werkzaamheden zouden volgens de overeenkomst (slechts) 6 tot 8 weken duren. Dat er enige vertraging is ontstaan door de gezondheidsproblemen van [naam 1] en de coronamaatregelen is aannemelijk. Door BBHB is echter geen verklaring gegeven voor het feit dat zij vaak weken (en soms zelfs maanden) niet aan de kelder werkte. Daarnaast had het op de weg van BBHB gelegen om, indien zij problemen voorzag, [eisers] te waarschuwen dat er grote vertraging zou ontstaan als gevolg van de meerwerkopdrachten en de aangebrachte wijzigingen in de werkzaamheden. Dat BBHB dit niet heeft gedaan komt voor haar eigen risico. Verder gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van BBHB dat [eisers] geen rekening hielden met een opstarttermijn om het werk te hervatten toen BBHB van [eisers] twee weken in augustus 2021 niet mocht werken aan de kelder wegens het verblijf van gasten in de woning. BBHB had immers na die twee weken nog van 9 augustus 2021 tot 22 oktober 2021 de gelegenheid om haar verplichtingen na te komen, zodat zij voldoende tijd heeft gehad om het werk aan de kelder te hervatten en af te ronden. BBHB heeft van deze gelegenheid echter geen gebruik gemaakt.
4.9.
De conclusie uit het voorgaande is dat BBHB toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eisers] en dat zij daarmee aansprakelijk is voor de schade die [eisers] ten gevolge van dit handelen hebben geleden. Vordering I zal dan ook worden toegewezen.
Schade
4.10.
[eisers] begroten de schade, met verwijzing naar het expertiserapport van EXP, op € 32.087,38, bestaande uit € 19.577,80 aan niet uitgevoerde werkzaamheden en
€ 12.509,58 aan herstelwerkzaamheden.
4.11.
De rechtbank stelt voorop dat de hoogte van de schade moet worden bepaald aan de hand van een objectieve waarderingsmethode, waarbij wordt uitgegaan van de vervangingswaarde in het economisch verkeer. Zo komt er bij het bepalen van de hoogte van de schade geen betekenis toe aan de aanneemsom die in dit geval tussen BBHB en [eisers] is overeengekomen om de verschillende werkzaamheden te verrichten. Dat BBHB een overeenkomst met [eisers] is aangegaan om voor deze aanneemsom de werkzaamheden aan de kelder te verrichten betekent immers niet dat een derde voor het verrichten van deze werkzaamheden dezelfde prijs vraagt. De standpunten van BBHB 1) dat EXP geen besmet werk premie kan rekenen omdat BBHB aan [eisers] ook geen besmet werk premie heeft gerekend, 2) dat EXP bij het begroten van de schade voor het leveren en aanbrengen van vloertegels niet de in de overeenkomst gestelde maximumprijs mag overschrijden en 3) dat het niet mogelijk is dat de door EXP begrote waarde van de uitgevoerde en niet uitgevoerde werkzaamheden de aanneemsom uit de overeenkomst overstijgen, kunnen dus niet tot het oordeel leiden dat de schade door EXP onjuist is begroot.
4.12.
Voor zover BBHB heeft aangevoerd dat [eisers] geen schade hebben geleden, omdat er een verbod geldt op het in stand laten van illegale bouwwerken en [eisers] er daarom rekening mee moeten houden dat de zonder vergunning gebouwde kelder zal worden afgebroken, gaat dit niet op omdat de door BBHB bedoelde situatie thans niet aan de orde is en alleen al om die reden niet de conclusie kan rechtvaardigen dat van schade aan de zijde van [eisers] geen sprake is.
4.13.
De rechtbank zal hierna de betwistingen van BBHB met betrekking tot de individuele schadeposten afzonderlijk behandelen.
de gestelde schade van € 19.577,80 aan niet uitgevoerde werkzaamheden
4.14.
[eisers] vorderen, met verwijzing naar het EXP rapport, € 1.652,- (exclusief btw) voor het opknappen van de buitentrap richting de tuin. BBHB betwist deze vordering en voert daartoe aan dat zij de trap al heeft geplaatst. In de brief van 25 februari 2022 heeft EXP op dit verweer gereageerd en toegelicht dat de werkzaamheden voor het opknappen van de buitentrap bestaan uit: het egaliseren van de trap, het plaatsen van tegels, tegelafwerking, het aanpassen van de constructie en het plaatsen van een dorpelvoorziening. De rechtbank constateert dat in de overeenkomst onder het kopje “overige posten”
het opknappen van de trapis opgenomen. Het
opknappenvan een trap impliceert dat er meer moet gebeuren dan het enkel plaatsen van de trap. BBHB heeft daarnaast niet gemotiveerd betwist dat de door EXP genoemde werkzaamheden vallen onder deze post. Dat deze (opknap)werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, is niet in geschil. Hierdoor is komen vast te staan dat [eisers] aanspraak kunnen maken op het gevorderde bedrag voor het opknappen van de buitentrap.
4.15.
[eisers] vorderen, met verwijzing naar het EXP rapport, € 1.500,- (exclusief btw) aan materiaalkosten voor het terugplaatsen van de ramen en de trap. BBHB betwist deze vordering en voert daartoe aan dat het
terugplaatsenimpliceert dat de ramen en de trap zelf al aanwezig zijn en er dus geen materiaal meer nodig is. In de brief van 25 februari 2022 heeft EXP toegelicht dat het terugplaatsen van de ramen dient te geschieden in stelkozijnen met nieuw materiaal en dat er een nieuwe trap nodig is omdat de kelder dieper is aangelegd. Door BBHB is hier niet op gereageerd, waarmee is komen vast te staan dat [eisers] aanspraak kunnen maken op het gevorderde bedrag aan materiaalkosten voor het terugplaatsen van de ramen en de trap.
4.16.
[eisers] vorderen, met verwijzing naar het EXP rapport, € 768,- (exclusief btw) aan arbeidskosten voor het aanbrengen van de plinten. BBHB betwist de hoogte van deze vordering en voert hiertoe aan dat geen enkele aannemer € 768,- durft te offreren voor het plaatsen van plinten. In de brief van 25 februari 2022 heeft EXP toegelicht dat zij de kosten voor het aanbrengen van de plinten heeft gespecificeerd naar het aantal manuren, in totaal 16 uur. BBHB heeft niet gemotiveerd betwist dat het aantal gerekende manuren of het door EXP gehanteerde uurtarief voor een bouwkundig medewerker (€ 48,- exclusief btw) onredelijk is. Hierdoor is komen vast te staan dat [eisers] aanspraak kunnen maken op het gevorderde bedrag aan arbeidskosten voor het aanbrengen van de plinten.
4.17.
Tot slot voert BBHB aan dat [eisers] bij de berekening van de schade geen rekening hebben gehouden met het feit dat zij € 9.200,- van de totale aanneemsom van
€ 43.200,- niet hebben betaald. In reactie hierop stellen [eisers] dat in dat geval er ook rekening dient te worden gehouden met de reductie van € 250,- per week op de aanneemsom die BBHB aan [eisers] heeft toegezegd. Zij verwijzen hiervoor naar de afspraak die partijen hebben gemaakt op 27 mei 2021 (zie 2.9).
4.18.
Dat [eisers] het door BBHB bedoelde bedrag van € 9.200,- niet hebben betaald, staat vast. De rechtbank ziet aanleiding om dit bedrag in mindering te brengen op de schade ter zake van de niet uitgevoerde werkzaamheden. EXP heeft deze schade in het EXP rapport namelijk begroot vanuit de veronderstelling dat [eisers] alle werkzaamheden uit de overeenkomst, inclusief de meerwerkopdrachten, hebben betaald. Voor zover [eisers] de aanneemsom niet hebben betaald, hebben zij ook geen schade ter zake van niet uitgevoerde werkzaamheden geleden. Verder dient bij de berekening van de schade rekening te worden gehouden met de toezegging van BBHB in de e-mail van 27 mei 2021 (zie 2.9). Om te kunnen beoordelen of [eisers] aanspraak kunnen maken op de in de e-mail bedoelde reductie op de aanneemsom, moet de vraag worden beantwoord of alle bouwkundige werkzaamheden aan de kelder op 4 juni 2021 gereed waren.
4.19.
[eisers] stellen dat uit het EXP rapport blijkt dat de bouwkundige werkzaamheden op 4 juni 2021 niet gereed waren, omdat in de lijst van de niet uitgevoerde werkzaamheden staat genoemd dat de put moet worden omgelegd, dat deuren en kozijnen moeten worden vervangen en dat de ramen en de trap nog teruggeplaatst moeten worden. BBHB specificeert bouwkundige werkzaamheden in haar e-mail van 27 mei 2021 (zie 2.9) als timmerwerk, leidingwerk en betonwerk. Naar het oordeel van de rechtbank valt het vervangen van deuren en kozijnen en het terugplaatsen van de trap onder timmerwerk en dus onder de bouwkundige werkzaamheden. De stelling van BBHB dat deze werkzaamheden slechts afwerking betreffen slaagt niet.
4.20.
De rechtbank zal bedoelde reductie op de aanneemsom meenemen in de berekening van de schade ter zake van de niet uitgevoerde werkzaamheden. Daarbij wordt voor de berekening van de reductie redelijkerwijs uitgegaan van de periode 4 juni 2021 tot en met 22 oktober 2021 minus de twee weken in augustus 2021 dat BBHB niet aan de kelder mocht werken wegens het verblijf van gasten in de woning (dus in totaal 18 weken). BBHB hadden immers tot en met 22 oktober 2021 de kans om de werkzaamheden af te ronden, waarna de vordering tot nakoming is omgezet in een vordering tot schadevergoeding. Dit brengt de rechtbank tot de volgende berekening:
- aanneemsom (inclusief meerwerkopdrachten) € 45.000,-
- twee betalingstermijnen (gelet op de niet betwiste toezegging in 2.7) € 1.800,- -/-
- door [eisers] betaald € 34.000,- -/-
- reductie (18 weken x € 250,-)
€ 4.500,- -/-
niet betaald door [eisers] € 4.700,-
- door EXP begrote schade van niet uitgevoerde werkzaamheden € 19.577,80
- niet betaald door [eisers]
€ 4.700,- -/-
schade niet uitgevoerde werkzaamheden € 14.877,80
4.21.
De door [eisers] geleden schade met betrekking tot de niet uitgevoerde werkzaamheden wordt dan ook vastgesteld op een bedrag van € 14.877,80.
de gestelde schade van € 12.509,58 aan herstelwerkzaamheden
4.22.
[eisers] vorderen, met verwijzing naar het EXP rapport, € 634,- (exclusief btw) voor het aanpassen van het ventilatie kanaal, roosters badkamer en gevel, € 1.268,- (exclusief btw) voor ramen met permanente ventilatie en het aanbrengen van een extra permanent afzuigpunt en € 1.500,- (exclusief btw) voor vloerverwarming (of voor het aanpassen van de capaciteit aanwezige design radiatoren naar 18℃ gebruikstemperatuur door bijplaatsen van minimaal 2 x 3.000 Watt). In paragraaf 7.2 van het EXP rapport (2.11) naast het kopje “
ventilatie”wordt door EXP toegelicht dat zij naar beoordeling van de situatie ter plaatse acht dat er onvoldoende is voldaan aan de artikelen 3.28 tot en met 3.31 en artikel 3.34 van het Bouwbesluit.
4.23.
BBHB betwist in de eerste plaats dat deze posten onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Dit standpunt kan haar echter niet baten, nu [eisers] mochten aannemen dat de kelder die gebouwd wordt door een deskundige kelderbouwer zou voldoen aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Voorts acht de rechtbank de stelling van BBHB – dat EXP meetresultaten van de ventilatie van de kelder had moeten overleggen – onvoldoende onderbouwd om de door EXP geconstateerde schending van het bouwbesluit ter zijde te schuiven. Het had op de weg van BBHB gelegen om gemotiveerd te stellen welke meetresultaten EXP nodig had om tot de conclusie te kunnen komen dat de kelder niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit en dat men zonder deze meetresultaten niet tot deze conclusie kan komen. Zij heeft dat niet gedaan. Hierdoor is komen vast te staan dat [eisers] aanspraak kunnen maken op de gevorderde bedragen voor de verbetering van de ventilatie in de kelder. Dat [eisers] , volgens BBHB, zelf het ventilatiesysteem in de doucheruimte onklaar hadden gemaakt, kan zonder nadere motivering niet tot een ander oordeel leiden. Niet gesteld noch gebleken is dat dit ventilatiesysteem in de doucheruimte functioneerde toen EXP de ventilatie in de kelder beoordeelde en indien deze functioneerde of er in dat geval wel was voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit. De stelling van BBHB dat het onbegrijpelijk is dat EXP € 1.500,- (exclusief btw) voor de schadepost
vloerverwarming of capaciteit aanwezige design radiatoren (2 stuks) aanpassen naar 18℃ gebruikstemperatuur door bijplaatsen van minimaal 2 x 3.000 Wattin haar gebrekenlijst opneemt terwijl EXP bij deze schadepost heeft geschreven dat haar advies is om dit te laten bepalen door een derde, kan haar niet baten. De rechtbank begrijpt dit advies van EXP zó dat door [eisers] aan een derde moet worden gevraagd of zij vloerverwarming moeten nemen of dat zij beter de capaciteit van de radiatoren kunnen laten verbeteren. Het advies is dus niet om een derde te laten bepalen of deze werkzaamheden noodzakelijk zijn om te voldoen aan het bouwbesluit of om een derde de hoogte van de kosten te laten bepalen.
4.24.
Verder gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van BBHB dat het niet vreemd is dat de kelder nog vochtig is, nu zij aan dit standpunt geen juridische conclusies heeft verbonden.
4.25.
De overige begrote schadeposten in het EXP rapport zijn door BBHB niet betwist. De door [eisers] geleden schade met betrekking tot de herstelwerkzaamheden zal dan ook worden vastgesteld op een bedrag van € 12.509,58.
4.26.
De conclusie uit het voorgaande is, gelet op de overwegingen 4.21 en 4.25, dat vordering II wordt toegewezen tot een bedrag van € 27.387,38 (€ 14.877,80 + € 12.509,58), tenzij het hierna te bespreken beroep op matiging van de schadevergoeding zou worden gehonoreerd.
4.27.
BBHB heeft betoogd dat de schadevergoeding moet worden gematigd en voert daartoe aan dat zij een keurige kelderbak heeft opgeleverd waar zeker bouwkundig niets op aan te merken valt. Volgens BBHB heeft zij bovendien veel geld en tijd in de bouw van de kelder gestoken en moest ze er zelfs geld op toeleggen.
4.28.
Ingevolge artikel 6:109 BW kan de rechtbank de schadevergoeding matigen indien in de gegeven omstandigheden toekenning van volledige schadevergoeding tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Gelet op het EXP rapport en al hetgeen hiervoor reeds over de gebreken en niet uitgevoerde werkzaamheden aan de kelderbak is overwogen, leidt de toewijzing van de volledige schadevergoeding niet tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de schadevergoeding te matigen. Het beroep op matiging wordt afgewezen.
Vordering V in conventie
4.29.
De vordering tot voldoening van de kosten van het EXP rapport ad € 1.687,95 wordt als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen.
Proceskosten
4.30.
BBHB wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden vastgesteld op:
- dagvaarding € 119,21
- griffierecht € 952,00
- salaris advocaat
€ 1.442,00(2 punten, tarief III)
Totaal € 2.513,21
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als gevorderd.
Nakosten
4.31.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3., leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over nakosten.
In reconventie
4.32.
In reconventie vordert BBHB om [naam verweerders] te veroordelen tot betaling van de laatste betalingstermijnen van de overeenkomst ter hoogte van € 9.200,- aan BBHB. Omdat (een deel van) dit bedrag in conventie al op de gevorderde schade in mindering is gebracht (zie hiervoor onder 4.18, 4.19 en 4.20) en daarover dus al een beslissing is gegeven, komt de rechtbank niet meer toe aan de behandeling van de vordering in reconventie.
4.33.
De rechtbank ziet, gelet op overweging 4.32, aanleiding de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat BBHB aansprakelijk is voor de door [eisers] geleden schade ten gevolge van de aan BBHB toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst,
5.2.
veroordeelt BBHB om aan [eisers] € 27.387,38 te betalen,
5.3.
veroordeelt BBHB om aan [eisers] € 1.687,95 te betalen,
5.4.
veroordeelt BBHB in de proceskosten van [eisers] , tot op heden vastgesteld op € 2.513,21, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vordering af,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen. Het is ondertekend door de rolrechter en op 17 augustus 2022 uitgesproken in het openbaar.
3360/1977/2294