ECLI:NL:RBROT:2022:7193

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/582657 / HA ZA 19-887eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake schade door niet goed uitgevoerd werk aan aanbouw en achtergevel van een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2022 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, waarbij de deskundige is ingeschakeld om de schade aan de aanbouw en achtergevel van de woning van eiser te beoordelen. De deskundige concludeerde dat er op drie punten schade was door niet goed uitgevoerd werk. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H.H.M. Roelofs, stelde dat de constructie en de door gedaagde uitgevoerde werkzaamheden niet voldeden aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.A.H. Wiekamp, betwistte de aansprakelijkheid en de hoogte van de herstelkosten. De rechtbank oordeelde dat de deskundige concludent was en dat er gebreken waren in de afwerking van de aanbouw. De rechtbank wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagde tot betaling van € 3.470,- aan vervangende schadevergoeding, alsook tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 7.032,54. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/582657 / HA ZA 19-887
Vonnis van 24 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. A.H.H.M. Roelofs te Nuland,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam].,
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. G.A.H. Wiekamp te Hendrik-Ido-Ambacht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 18 november 2020 waarin de deskundige is benoemd en de daaraan ten grondslag liggende stukken (waaronder het vonnis van 29 april 2020);
  • het deskundigenbericht van 22 juni 2021;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser], met producties;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde];
  • de beschikking loonbepaling ten aanzien van het deskundigenbericht van deze rechtbank van 8 september 2021.
1.2.
Omdat de rechter die de zaak eerst behandelde met pensioen is gegaan en [eiser] om een nieuwe mondelinge behandeling heeft verzocht, heeft op 18 februari 2022 een tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de rechter die dit vonnis wijst. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. A.H.H.M. Roelofs. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. G.A.H. Wiekamp.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Ingevolge het vonnis van 29 april 2020 is een deskundigenonderzoek bevolen om duidelijkheid te verkrijgen over de aard van de scheurvorming in de aanbouw en achtergevel van de woning [eiser] en de oorzaak of oorzaken daarvan.
2.2.
De rechtbank heeft vervolgens in het vonnis van 18 november 2020 tot deskundige benoemd [naam 1], bouwkundige, van Kode Consult, (hierna: de deskundige) en aan hem de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd:
Voldoet de wijze waarop [gedaagde] de uitbouw aan de woning van [eiser] heeft gebouwd aan de eisen van goed en deugdelijk werk? Licht uw antwoord toe.
Zo nee, in welk opzicht voldoen de uitgevoerde werkzaamheden niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de scheuren in de aanbouw en aan de woning (boven de aanbouw)? Indien sprake is van meerdere oorzaken, wat is (uitgedrukt in een percentage) het aandeel van elk van de oorzaken?
Indien sprake is van werk dat niet is uitgevoerd naar de eisen van goed en deugdelijk werk, is herstel mogelijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze is herstel mogelijk? Kunt u een gespecificeerde begroting van de kosten van herstel geven?
Heeft u nog opmerkingen die van belang kunnen zijn voor de verdere beoordeling van het geschil?
2.3.
In het deskundigenbericht van 22 juni 2021 heeft de deskundige ten aanzien van de beantwoording van vragen 1 en 2 de punten die zijn genoemd in het rapport van [naam 2] van 17 oktober 2018 nagelopen. Volgens de deskundige is de geconstateerde zakking te herleiden tot enige zetting van de aanbouw en zijn er geen aanwijzingen voor een voortgaande zetting van de fundering en evenmin voor een ontoereikende draagkracht van de fundering van de aanbouw. Wel is de afwerking volgens de deskundige zodanig uitgevoerd dat er geen, of in ieder geval onvoldoende, rekening is gehouden met enig onvermijdelijk optredend verschil in zetting tussen de aanbouw en de oorspronkelijke woning. Hierdoor is enigszins grillig verlopende scheurvorming ontstaan in het stucwerk van de wanden van de overgang tussen de aanbouw en de oorspronkelijke woning. Deze scheurvorming had volgens de deskundige voorkomen kunnen worden door een dilatatie aan te brengen in de constructie en de afwerking. Volgens de deskundige is de grillig verlopende scheurvorming als gebrek aan te merken. Ook is een deel van de scheuren in de achtergevel op de eerste verdieping een gevolg van de uitgevoerde werkzaamheden volgens de deskundige. Voorts is een vochtplek in de achtergevel rond de uitloop van de hemelwaterafvoer volgens de deskundige het gevolg van een gebrekkige (lekkende) aansluiting tussen de uitloop van de afvoer van het platte dak van de aanbouw met de hemelwaterafvoer langs de achtergevel.
2.4.
Ten aanzien van vraag 3, die gaat over de oorza(a)k(en) van de scheuren, heeft de deskundige geconstateerd dat scheuren A, B en D aan de binnenzijde (zie voor de locatie van de scheuren afbeelding 1 op pagina 17 van het deskundigenbericht) zijn te herleiden tot enige zetting van de aanbouw in combinatie met een afwerking die niet in staat is deze zetting op te vangen. Ten gevolge van de zetting heeft de gehele aanbouw een geringe kanteling ondergaan vanaf de oude achtergevel. Omdat de scheurvorming niet is toegenomen sinds de foto’s in 2017, is er volgens de deskundige een stabiele situatie ontstaan en is er geen sprake van onvoldoende draagkracht van de fundering. De scheuren C aan de binnenzijde (zie hiervoor ook afbeelding 1) zijn volgens de deskundige eveneens het gevolg van enige zetting van de aanbouw in combinatie met de wijze waarop de stalen balk is aangebracht. Deze scheuren doen niet af aan de samenhang van de constructie.
Scheur 1 aan de achtergevel (zie voor de locatie van deze scheur afbeelding 2 op pagina 18 van het deskundigenbericht) was volgens de deskundige al aanwezig voor aanvang van de werkzaamheden en is volgens de deskundige het gevolg van thermische werking van het metselwerk. Scheur 2 (zie tevens afbeelding 2) was volgens de deskundige nog niet aanwezig voor aanvang van de werkzaamheden van [gedaagde]. Scheuren 2, 3 en 4 (zie eveneens afbeelding 2) zijn volgens de deskundige het gevolg van enige zetting van het metselwerk, met als meest voor de hand liggende oorzaak dat het metselwerk niet steeds in voldoende mate ondersteund is geweest. Scheur 5 (ook weergegeven op afbeelding 2) is volgens de deskundige veroorzaakt door enige werking op de aansluiting tussen het lood en het metselwerk. Volgens de deskundige is dergelijke werking onvermijdelijk en niet als gebrek aan te merken.
2.5.
De deskundige is in zijn rapport tot de conclusie gekomen dat op drie punten het werk schade vertoont ten gevolge van werk dat niet is uitgevoerd naar eisen van goed en deugdelijk werk (beantwoording vraag 4).
Ten eerste betreft dit de scheuren in de binnenwanden van de aanbouw. Dit kan volgens de deskundige hersteld worden door de scheuren open te krabben, stucstop profielen te plaatsen, het stucwerk te repareren, dilataties en de aansluiting tussen wand en plafond af te kitten en door de wanden te sausen. De herstelwerkzaamheden heeft de deskundige begroot op € 1.744,- inclusief btw.
Het tweede punt betreft volgens de deskundige de scheuren 2, 3 en 4 in de achtergevel op de verdieping. Deze kunnen volgens de deskundige hersteld worden door de gescheurde voegen open te krabben en opnieuw te voegen. De kosten voor het repareren van de gescheurde voegen bedragen volgens de deskundige € 726,- inclusief btw.
Het derde punt is de vochtplek rond de uitloop van de hemelwaterafvoer in de achtergevel van de aanbouw. De herstelwerkzaamheden bestaan uit het beter afdichten van de aansluiting tussen de uitloop en de hemelwaterafvoer. De herstelkosten bedragen volgens de deskundige € 72,60 inclusief btw.
De deskundige is bij de begroting van de herstelkosten ervan uitgegaan dat [gedaagde] de herstelwerkzaamheden zal verrichten.
2.6.
[eiser] is het in grote lijnen niet eens met het deskundigenbericht, omdat volgens hem de constructievorm alsmede de door [gedaagde] vervolgens uitgevoerde bouwwerkzaamheden in hun totaliteit niet voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Volgens [eiser] heeft de deskundige zich over een aantal essentiële gebreken (heipalen, fundering en oplegging vloerbalken, stalen randbalk, scheurvorming binnen en scheurvorming buiten) niet, onjuist of onvoldoende uitgelaten. [eiser] is van mening dat alleen algeheel herstel van de aanbouw, dus volledige sloop en het opnieuw bouwen daarvan, kan leiden tot een goede en deugdelijke aanbouw.
2.7.
[gedaagde] stelt zich in zijn conclusie na deskundigenbericht op het standpunt dat hij zich kan vinden in het deskundigenbericht, omdat het rapport zijn standpunt bevestigt en overeenkomt met het advies van de deskundige van Jabjo Advies- en Expertise van 27 oktober 2017. [gedaagde] kan zich echter niet vinden in de door de deskundige begrote kosten van herstel. De deskundige is uitgegaan van herstel door [gedaagde] zelf, maar [gedaagde] betwist dat hij gehouden is om herstel uit te voeren, althans de kosten daarvan te dragen. [gedaagde] heeft onder zijn garantie diverse malen aangeboden een dilatatie aan te brengen, maar dat wilde [eiser] niet. De garantie die [gedaagde] op zijn werk heeft geboden, is inmiddels verstreken en er is sprake van verjaring ex artikel 7:761 BW.
2.8.
De rechtbank acht het rapport van de deskundige concludent. In de opmerkingen die [eiser] op het deskundigenbericht heeft gemaakt, ziet de rechtbank geen reden om de bevindingen uit het deskundigenbericht niet over te nemen. Ten aanzien van de opmerkingen van [eiser] op het deskundigenbericht overweegt de rechtbank als volgt.
2.8.1.
[eiser] is van mening dat niet van het deskundigenbericht kan worden uitgegaan, omdat het onduidelijk is welke norm de deskundige heeft gehanteerd bij zijn beoordeling van de kanteling van de aanbouw. De deskundige heeft echter op pagina 12 bovenaan en op pagina 22 en 23 onder punt 7 van het deskundigenbericht toegelicht hoe hij tot zijn conclusie dat de kanteling aanvaardbaar is, is gekomen. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat de door de deskundige gehanteerde norm onjuist is. [eiser] heeft verwezen naar een derde-deskundige (Bouwadviesbureau Van der Stoep), maar de door hem overgelegde documenten (productie 23) zijn slechts algemene stukken waaruit de rechtbank niet kan afleiden wat de norm zou (moeten) zijn. Gelet op dit alles kan niet worden geoordeeld dat wat de kanteling van de aanbouw betreft niet van het deskundigenbericht kan worden uitgegaan.
2.8.2.
Volgens [eiser] zijn de gebruikte heipalen/funderingspalen te kort en is de visie van de deskundige op dit punt onjuist. De deskundige heeft in het deskundigenbericht echter gemotiveerd toegelicht waarom de gebruikte heipalen/funderingspalen niet te kort zijn. Volgens de deskundige is de exacte paallengte niet van wezenlijk belang, maar gaat het erom dat de palen zijn aangebracht in een draagkrachtige laag en goed in staat zijn de belasting van de aanbouw te dragen naar de ondergrond. Gelet op de gemotiveerde toelichting van de deskundige had het op de weg van [eiser] gelegen om zijn stelling dat volgens een derde-deskundige extra heipalen naast de bestaande fundering geboord moeten worden om mogelijke verzakking in de toekomst te voorkomen, te onderbouwen. [eiser] heeft zijn stelling echter niet onderbouwd, zodat van de juistheid van het deskundigenbericht wat betreft de gebruikte hei-/funderingspalen zal worden uitgegaan.
2.8.3.
De rechtbank kan [eiser] evenmin volgen in zijn stelling dat het deskundigenbericht wat betreft de fundering en oplegging van vloerbalken onjuist is. De deskundige heeft in het deskundigenbericht onderbouwd waarom volgens hem de oplegging van de vloerbalk voldoende is. Volgens de deskundige is er inderdaad sprake van geringe oplegging van de liggers, maar is dit voor een substantieel deel gecompenseerd door het toepassen van natuursteen verdeelstroken onder de oplegging. De deskundige is van mening dat het resultaat een voldoende draagkrachtige vloer is en dat er geen sprake is van een constructieprobleem. Gelet hierop kan [eiser] niet gevolgd worden in zijn enkele stelling dat door de geringe oplegging (wel) sprake is van een constructieprobleem. Hij heeft deze stelling ook onvoldoende onderbouwd, want de documenten die hij heeft overgelegd van Bouwadviesbureau Van der Stoep en De Hoop Pesko zijn slechts algemene stukken respectievelijk een montagehandleiding, maar geen oordelen op basis van eigen onderzoek van die deskundigen. Evenmin heeft [eiser] zijn ter zitting ingenomen standpunt onderbouwd dat de vloer in de toekomst kan scheuren als het een groot gewicht van bijvoorbeeld een aquarium moet dragen.
2.8.4.
[eiser] stelt voorts dat de conclusie van de deskundige over de oplegging van de stalen randbalk onjuist is en dat dit niet als goed en deugdelijk werk kan worden gekwalificeerd. [eiser] heeft echter zijn stelling dat een derde-deskundige van oordeel is dat de oplegging van de stalen randbalk niet goed en deugdelijk is, niet onderbouwd met stukken van deze derde-deskundige. Er is daarom geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de deskundige dat de oplegging van de stalen randbalk op een voldoende deugdelijke wijze is uitgevoerd en dat er geen sprake is van een constructieprobleem ten aanzien van de stalen H-balk.
2.8.5.
[eiser] heeft zijn standpunt dat de deskundige ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er geen gebrek is aan de binnenmuur of achtergevel die een extreme en hoorbare tocht/trek veroorzaakt, niet onderbouwt met bijvoorbeeld een eigen onderzoek van zijn derde-deskundige. Voorts heeft [eiser] niet onderbouwd (zijn stelling) dat sprake is van het ontbreken van isolatie of onvoldoende isoleren van de achterpui in de achtergevel van de aanbouw. De rechtbank ziet daarom geen redenen om niet van de bevindingen in het deskundigenbericht uit te gaan.
2.8.6.
Dat de deskundige in zijn rapport niet aangeeft voor wiens rekening nieuwe scheurvorming komt, is geen reden om niet van de bevindingen van de deskundige uit te gaan. Als er in de toekomst nieuwe scheuren ontstaan, dan zal op dat moment beoordeeld moeten worden wat de oorzaak van die scheuren is.
2.8.7.
Volgens [eiser] heeft de deskundige zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat scheur 1 niet het gevolg is van onvoldoende ondersteuning van het metselwerk. De deskundige heeft in zijn rapport toegelicht dat hij op basis van een foto die is gemaakt vóór de heiwerkzaamheden, tot deze conclusie is gekomen. Het had op de weg van [eiser] gelegen om zijn stelling dat de foto niet voor de heiwerkzaamheden op 23 april 2012 is gemaakt, te onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan.
2.8.8.
De vraag of [gedaagde] al dan niet gehouden was om tekeningen en berekeningen te maken, betreft een juridisch oordeel, zodat ook als de deskundige op dit punt een onjuist standpunt ingenomen zou hebben, dit niet tot de conclusie kan leiden dat (voor het overige) niet van het deskundigenoordeel kan worden uitgegaan.
2.9.
Samengevat zal de rechtbank de bevindingen van de deskundige overnemen en tot de hare maken. Dit brengt mee dat niet is komen vast te staan dat de constructie van de aanbouw van [eiser] gebreken vertoont, maar dat wel is komen vast te staan dat er gebreken zijn in de afwerking van de aanbouw en dat een deel van de scheuren in de achtergevel op de eerste verdieping het gevolg is van de uitgevoerde werkzaamheden. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen op de wijze als hierna bepaald.
2.10.
[eiser] heeft geen nakoming, maar vervangende schadevergoeding gevorderd, zodat hij zelf een derde kan inhuren om de aanbouw te herstellen. [gedaagde] betwist dat hij gehouden is om de herstelwerkzaamheden uit te voeren, althans de kosten ervan te dragen, omdat de garantie is verlopen en sprake is van verjaring ex artikel 7:761 BW. Dat de garantie is verlopen doet niet af aan een schadevergoedingsplicht van [gedaagde] bij een toerekenbare tekortkoming. Wat de verjaring betreft begrijpt de rechtbank dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij op 22 maart 2017 op de klachten van [eiser] heeft gereageerd en dat de dagvaarding pas meer dan twee jaar later op 28 augustus 2019 is uitgebracht. De rechtbank is echter van oordeel dat de brief van DAS van 8 september 2017 als een stuitingshandeling kan worden aangemerkt, omdat [eiser] hierin wijst op de schade aan de uitbouw en dat hij een deskundige zal inschakelen om vast te stellen welke schade er is, wat de omvang ervan is en wie ervoor aansprakelijk is. Hoewel in deze brief niet letterlijk staat dat [eiser] [gedaagde] aansprakelijk stelt voor de schade, kan uit de mededeling dat hij een deskundige zal inschakelen om vast te stellen wie aansprakelijk is voor de schade wel worden opgemaakt dat [eiser] van mening is dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade. Er is derhalve voldaan aan de criteria voor stuiting van de verjaring. Het beroep op verjaring treft daarom geen doel.
2.11.
Gelet op al het voorgaande zal [gedaagde] worden veroordeeld om de hierboven genoemde herstelkosten te betalen. De deskundige heeft deze in zijn rapport begroot. Hij heeft echter ten onrechte de kosten begroot van het beter afdichten van de aansluiting tussen de uitloop en de hemelwaterafvoer, omdat hem niet is gevraagd om dit te beoordelen en [eiser] zijn eis niet heeft vermeerderd. De andere herstelwerkzaamheden heeft de deskundige begroot op een totaal bedrag van € 2.470,- inclusief btw. Hij is bij deze berekening ervan uitgegaan dat [gedaagde] de herstelwerkzaamheden zelf zou verrichten. [eiser] heeft echter vervangende schadevergoeding gevorderd, zodat uitgegaan moet worden van de herstelkosten als een derde de werkzaamheden moet verrichten. De rechtbank schat dat het verrichten van de herstelkosten door een derde ongeveer € 1.000,- meer zal bedragen, omdat een derde zich eerst zal moeten verdiepen in de materie. [gedaagde] zal daarom veroordeeld worden om een bedrag van € 3.470,- aan vervangende schadevergoeding aan [eiser] te betalen. Gelet hierop hoeft de zaak niet meer verwezen te worden naar de schadestaatprocedure en is een veroordeling tot het betalen van een voorschot ook niet meer nodig, zodat die vorderingen zullen worden afgewezen.
2.12.
[gedaagde] is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat hij in de proceskosten van [eiser] zal worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 7.032,54, zijnde:
  • € 104,54 aan explootkosten;
  • € 297,- aan griffierecht;
  • € 1.912,- aan salaris advocaat (4 punten met een waarde van € 478,- per punt);
  • € 4.719,- inclusief btw aan kosten deskundigenbericht.
De over de proceskosten gevorderde rente zal eveneens worden toegewezen. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853) onder 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de met [eiser] gesloten overeenkomst van aanneming van werk doordat bij de afwerking aan de binnenzijde van de aanbouw onvoldoende rekening is gehouden met optredend verschil in zetting tussen de aanbouw en de oorspronkelijke woning en doordat het metselwerk aan de achtergevel is gaan zetten omdat het metselwerk niet steeds in voldoende mate ondersteund is geweest;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 3.470,- aan vervangende schadevergoeding;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser], tot op heden begroot op € 7.032,54, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door P. Joele en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.
3120