In deze zaak, die op 24 augustus 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R. Stekelenburg, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die niet op de zitting zijn verschenen. De eisers, verhuurders van een woning, vorderen ontruiming van het gehuurde en betaling van achterstallige huur. De huurovereenkomst betreft een kortlopende overeenkomst met een looptijd tot 5 december 2022, waarbij de huur bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. Eisers stellen dat gedaagden de huur van de maanden april tot en met juli 2022 niet hebben betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 6.780,00. Daarnaast eisen zij betaling van de huur vanaf augustus 2022 en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, aangezien zij door de huurachterstand niet in staat zijn de woning aan derden te verhuren. De gedaagden hebben geen verweer gevoerd, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van eisers tot betaling van de achterstallige huur en ontruiming van het gehuurde gegrond zijn. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De vordering tot machtiging om de ontruiming met de sterke arm te doen uitvoeren is afgewezen, omdat de deurwaarder deze hulp zonder rechterlijke tussenkomst kan inroepen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van eisers vastgesteld op € 996,85 en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.