ECLI:NL:RBROT:2022:7152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
10004397
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak, die op 24 augustus 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R. Stekelenburg, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die niet op de zitting zijn verschenen. De eisers, verhuurders van een woning, vorderen ontruiming van het gehuurde en betaling van achterstallige huur. De huurovereenkomst betreft een kortlopende overeenkomst met een looptijd tot 5 december 2022, waarbij de huur bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. Eisers stellen dat gedaagden de huur van de maanden april tot en met juli 2022 niet hebben betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 6.780,00. Daarnaast eisen zij betaling van de huur vanaf augustus 2022 en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, aangezien zij door de huurachterstand niet in staat zijn de woning aan derden te verhuren. De gedaagden hebben geen verweer gevoerd, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van eisers tot betaling van de achterstallige huur en ontruiming van het gehuurde gegrond zijn. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De vordering tot machtiging om de ontruiming met de sterke arm te doen uitvoeren is afgewezen, omdat de deurwaarder deze hulp zonder rechterlijke tussenkomst kan inroepen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van eisers vastgesteld op € 996,85 en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10004397 VV EXPL 22-279
datum uitspraak: 24 augustus 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

woonplaats: [woonplaats eiser 1] ,
2. [eiser 2],
woonplaats: [woonplaats eiser 2] ,
eisers,
gemachtigde: mr. R. Stekelenburg,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

woonplaats: [woonplaats gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagden,
die niet in de procedure zijn verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eisers] ’ en ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 2 augustus 2022, met producties.
1.2.
Op 16 augustus 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Ter zitting is [eiser 1] in persoon verschenen, mede namens [eiser 2], en bijgestaan door de gemachtigde mr. R. Stekelenburg. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

2..De feiten

2.1.
Tussen [eisers] als verhuurders en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als huurders bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’). Het betreft een kortlopende huurovereenkomst met een looptijd van maximaal twee jaar, die doorloopt tot en met 5 december 2022.
2.2.
De huur dient bij vooruitbetaling voldaan te worden en bedraagt thans € 1.695,00 per maand.

3..Het geschil

3.1.
[eisers] eisen samengevat:
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en, onder afgifte van de sleutels aan [eisers] , het gehuurde ter vrije en algehele beschikking van [eisers] te stellen en [eisers] te machtigen de ontruiming zonodig met de sterke arm te doen uitvoeren, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per dag of gedeelte van een dag, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke blijven aan de veroordeling tot ontruiming te voldoen;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen aan [eisers] te betalen € 6.780,00, met rente;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen aan [eisers] te betalen de maandelijkse betalingsverplichtingen voor iedere maand vanaf 1 augustus 2022 tot aan 6 december 2022, althans de datum van de ontruiming;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen aan [eisers] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 714,00;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag van € 6.780,00 dat wordt geëist, bestaat uit de maandelijks verschuldigde huur van € 1.695,00 van de maanden april tot en met juli 2022.
3.2.
[eisers] baseren de eis op het volgende. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben, ondanks sommatie, de huur van de maanden april tot en met juli 2022 niet voldaan, waardoor een huurachterstand is ontstaan van € 6.780,00. [eisers] willen de woning daarom ontruimen. [eisers] maken daarbij tevens aanspraak op de verschuldigde huur vanaf 1 augustus 2022, de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.3.
[eisers] stellen een spoedeisend belang te hebben bij hun vordering. Zij zien de (kans op) schade fors toenemen en zijn niet in staat de woning aan derden te verhuren, omdat zij niet vrij over de woning kunnen beschikken. De belangen van [eisers] wegen zwaarder dan de eventuele belangen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
3.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn op 16 augustus 2022 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat zij correct voor de zitting zijn opgeroepen. Tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is daarom verstek verleend.
4.2.
Voldoende is gebleken dat [eisers] een spoedeisend belang hebben bij de door hen gevorderde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
4.3.
De vorderingen tot betaling van de achterstallige huur, de wettelijke rente daarover, de maandelijkse huur vanaf 1 augustus 2022 tot het einde van de huurovereenkomst dan wel het moment van ontruiming alsmede de buitengerechtelijke kosten komen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing staat vermeld. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat [eisers] deze kosten reeds aan haar gemachtigde hebben betaald.
4.4.
Gelet op de huurachterstand van vier maanden - berekend tot en met de maand juli 2022 - en gezien het feit dat door [eisers] ter zitting is verklaard dat ook de huur van de maand augustus 2022 niet door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is voldaan, is het zeer waarschijnlijk dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De kantonrechter acht het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen door de vordering tot ontruiming van het gehuurde eveneens toe te wijzen. De ontruimingstermijn zal in redelijkheid worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.5.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zonodig met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren wordt afgewezen. Immers, op grond van de artikel 556 lid 1 en 557 Rv kan de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm inroepen, waarbij de kosten ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] komen.
4.6.
De door [eisers] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming hebben [eisers] reeds een titel om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan. [eisers] hebben ter zitting niet onderbouwd op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is, maar hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. De vordering tot het opleggen van een dwangsom wordt bij gebrek aan belang afgewezen.
4.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eisers] tot vandaag vast op € 254,85 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 996,85. Voor kosten die [eisers] maken na deze uitspraak moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.8.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning gelegen te [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin bevindende personen en zaken aldus ontruimd en verlaten te houden en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eisers] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen € 6.780,00 aan achterstallige huur tot en met de maand juli 2022 en € 714,00 aan buitengerechtelijke kosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 6.780,00 vanaf 2 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aan [eisers] te betalen € 1.695,00 met ingang van de maand augustus tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt of - uitsluitend voor zover de ontruiming niet vóór het einde van de huurovereenkomst plaatsvindt - tot en met 5 december 2022;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot vandaag vastgesteld op € 996,85;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
44487