3.2.Gelet op verweerders toelichting in het verweerschrift en ter zitting is het naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat deze zaak tamelijk complex, omvangrijk en bewerkelijk is. Dat verweerder sinds het afronden van het boeterapport op [datum 1] ook met deze zaak bezig is geweest, vindt de rechtbank niet onaannemelijk, ook gelet op de hiervoor onder 3.1 genoemde procedures, en dat advocaten van Pels Rijcken de kortgedingprocedure voor verweerder hebben gevoerd, wil nog niet zeggen dat verweerder daar zelf niet ook werk aan heeft gehad. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat een extern onderzoeksbureau bezig is met het nader onderzoek en eind augustus 2022 de kale gegevens van dat onderzoek zal opleveren. Volgens verweerder zal het aanvullende rapport in oktober 2022 kunnen worden uitgebracht, waarna hij dertien weken zegt nodig te hebben om een beslissing te kunnen nemen. De rechtbank ziet daarom aanleiding met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb te bepalen dat verweerder uiterlijk 31 december 2022 beslist. Anders dan verweerder heeft verzocht zal de rechtbank hieraan een dwangsom verbinden, gelet op het belang van eiseressen bij een primair besluit waartegen zij kunnen opkomen
4. In artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter aan zijn uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eiseressen een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 759,-. Eiseressen hebben verzocht om vergoeding van de reiskosten van [naam 1] en [naam 2] die ter zitting aanwezig waren ter hoogte van in totaal [bedrag 1] . Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Bpb gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 kent de rechtbank een bedrag toe van [bedrag 1] toe voor de reiskosten [plaatsnaam] - Rotterdam. De door verweerder te vergoeden proceskosten bedragen in totaal [bedrag 2] .