ECLI:NL:RBROT:2022:7105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/627060 / HA ZA 21-916
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over wanprestatie en schadevergoeding bij koopovereenkomst onroerend goed

In deze zaak gaat het om een koopovereenkomst die in 2010 is gesloten tussen Bouwinzicht Ontwikkeling B.V. en Modena Beheer B.V. voor onroerend goed in Wijchen. Bouwinzicht, vertegenwoordigd door de indirecte bestuurders [naam eiser 1] en [naam eiser 2], vordert schadevergoeding en betaling van een contractuele boete van Modena, nadat Modena het onroerend goed in 2020 aan een derde heeft verkocht zonder hen te informeren. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een contractsovername van Bouwinzicht naar de eisers, en dat Modena niet tekort is geschoten in haar verplichtingen. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af, omdat zij geen schade hebben geleden door de verkoop aan de derde partij. De rechtbank concludeert dat de kosten die Bouwinzicht en de eisers hebben gemaakt voor de ontwikkeling van het onroerend goed voor hun eigen risico komen. De reconventionele vordering van Modena wordt eveneens afgewezen, omdat deze afhankelijk was van de voorwaarde dat er een contractsovername had plaatsgevonden. De proceskosten worden toegewezen aan Modena, die in reconventie ook in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/627060 / HA ZA 21-916
Vonnis van 17 augustus 2022
in de zaak van

1..[naam eiser 1],

wonende te [woonplaats eiser 1],
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R. Bravenboer te Oud-Beijerland,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MODENA BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. de Boorder te Den Haag.
Partijen worden hierna [naam eiser 1], [naam eiser 2] (en gezamenlijk [eisers]) en Modena genoemd.

1..De zaak in het kort

1.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. [eisers] waren de indirecte bestuurders van Bouwinzicht Ontwikkeling B.V. (Bouwinzicht). In 2010 heeft Bouwinzicht van Modena onroerend goed in Wijchen gekocht (het OG). Dit OG is nooit geleverd aan Bouwinzicht. In 2020 heeft Modena het OG aan een derde verkocht. [eisers] stellen dit niet toegestaan was. Zij vorderen schadevergoeding en betaling van een contractuele boete. [eisers] vorderen dit in de plaats van Bouwinzicht, stellend dat Bouwinzicht met medewerking van Modena alle rechten en verplichtingen onder de overeenkomsten met Modena aan hen heeft overgedragen. Modena betwist dat er een contractsovername is geweest en stelt dat partijen na 2010 nooit meer contact hebben gehad. Zij beroept zich op verjaring en rechtsverwerking en betwist de door [eisers] gestelde schade. Voor het geval vast komt te staan dat er sprake is van een contractsovername vordert ook Modena betaling van de contractuele boete.
1.2.
In dit vonnis worden alle vorderingen over en weer afgewezen.

2..De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in (voorwaardelijke) reconventie, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 23 december 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging producties;
  • de als losse productie door Modena overgelegde e-mail van 13 juni 2022 van de heer Van de Poll;
  • de mondelinge behandeling van 17 juni 2022 en de door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen.
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3..De feiten

3.1.
Bouwinzicht Ontwikkeling B.V. (hierna: Bouwinzicht) was tot haar ontbinding op 22 december 2015 projectontwikkelaar. [eisers] waren de indirecte bestuurders van Bouwinzicht.
3.2.
Modena bezit en handelt in onroerend goed. [naam 1] is haar bestuurder. [naam 2] was tot zijn overlijden in 2020 feitelijk medebestuurder.
3.3.
Modena bezat onroerend goed aan de [adres 1], [adres 2] en [adres 3] (hierna: het OG). Het OG was/is een slooppand.
3.4.
Bouwinzicht en Modena hebben op 3 december 2010 een overeenkomst gesloten ten aanzien van het OG (hierna: de overeenkomst). Deze overeenkomst bepaalt onder meer het volgende:
Bouwinzicht koopt het OG van Modena voor € 1.140.000,00 met het voornemen ter plaatse bedrijfs/winkelruimte en een aantal appartementen te realiseren, het complex te splitsen in appartementsrechten en de aldus ontstane appartementsrechten via zogenaamde ABC-leveringen te doen overdragen aan individuele kopers;
levering zal plaatsvinden na de hiervoor bedoelde splitsing, waarbij Modena rechtstreeks aan de desbetreffende kopers zal leveren, dan wel – indien door Bouwinzicht gewenst – aan Bouwinzicht (artikel 1);
betaling vindt plaats in gedeeltes, telkens wanneer een appartement onvoorwaardelijk is opgeleverd aan de uiteindelijke koper, met dien verstande dat de gehele koopsom opeisbaar wordt
“indien de koper zijn rechtsverhouding met verkoper overdraagt aan een derde, hieronder mede begrepen de situatie dat de aandelen en/of feitelijke zeggenschap in de koper/vennootschap in andere handen overgaan dan die van [[naam eiser 1]]”(artikel 3);
er gelden verschillende opschortende en ontbindende voorwaarden;
artikel 13 bevat een boeteclausule, waarbij 10% van de koopprijs verschuldigd is indien een partij na ingebrekestelling in verzuim is en blijft in de nakoming van verplichtingen onder de overeenkomst, mits de tekortkoming ziet op de levering of de betaling van de koopprijs. Naast de boete is schadevergoeding verschuldigd, indien door de tekortkoming schade wordt geleden van een bedrag groter dan de boete.
3.5.
Bouwinzicht en Modena hebben op 3 december 2010 ook een aanvullende overeenkomst gesloten (hierna: de aanvullende overeenkomst). Deze overeenkomst bepaalt:
de zakelijke lasten met betrekking tot het OG komen voor rekening van Bouwinzicht, tenzij niet aan de opschortende voorwaarden wordt voldaan of de overeenkomst wordt ontbonden op grond van één van de ontbindende voorwaarden;
de kosten van de verzekering van het OG worden doorbelast aan Bouwinzicht.
3.6.
Bouwinzicht en KDO Vastgoedontwikkeling B.V. (hierna: KDO) hebben in januari/februari 2011 een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de ontwikkeling van het OG. Deze overeenkomst bepaalt onder meer dat KDO de administratie voert en alle betalingen verricht aan adviseurs en andere betrokkenen.
3.7.
Bouwinzicht of een aan haar gelieerde vennootschap heeft op 12 maart 2011 een intentieovereenkomst gesloten met de gemeente Wijchen ten aanzien van het OG.
3.8.
In augustus 2013 heeft een aan KDO gelieerde vennootschap een overeenkomst gesloten met Lidl Nederland GmbH met het doel in het OG een supermarkt te vestigen. Dit doel is niet bereikt.
3.9.
In november 2017 hebben [naam eiser 1] en [naam 3] van Van Houdt en Partners, de boekhouder / financieel adviseur van Modena, gemaild over de mogelijkheid dat het OG zou worden verhuurd / in bruikleen zou worden gegeven.
3.10.
Modena heeft het OG op 3 oktober 2020 verkocht en geleverd aan een derde voor een koopsom van € 400.000,00.
3.11.
Op 23 december 2020 hebben [eisers] Modena gesommeerd het OG aan hen te leveren.

4..Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen in conventie dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Modena veroordeelt tot betaling van € 339.696,51 (met rente) aan schadevergoeding, tot betaling van € 114.000,00 (de boete van artikel 13 van de overeenkomst), tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en in de proces- en nakosten.
4.2.
Modena voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proces- en nakosten.
4.3.
Modena vordert in reconventie dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eisers] veroordeelt tot betaling van € 114.000,00 (de boete van artikel 13 van de overeenkomst) en in de proces- en nakosten. Deze vordering is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank zou oordelen dat [eisers] zijn getreden in de rechten van Bouwinzicht. In het licht van het partijdebat op de mondelinge behandeling begrijpt de rechtbank deze voorwaarde aldus dat deze ziet op een (volgens Modena haar onbekend gebleven) contractsovername en niet op een cessie.
4.4.
[eisers] voeren verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering van Modena, met veroordeling van Modena bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proces- en nakosten.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt, waar nodig, hierna bij de beoordeling ingegaan.

5..De beoordeling

Contractsovername

5.1.
De vorderingen van [eisers] zijn gebaseerd op de overeenkomsten die Bouwinzicht en Modena hebben gesloten in 2010. Tussen partijen is in geschil of Bouwinzicht haar rechten en verplichtingen onder die overeenkomsten met medewerking van Modena in 2015 heeft overgedragen aan [eisers] De rechtbank laat in het midden of er sprake is van een overdracht. Voor de beoordeling van de vorderingen van [eisers] is dit punt niet van belang omdat die vorderingen niet kunnen worden toegewezen, ook als er een geldige overdracht is geweest. De vordering van Modena kan per definitie niet toegewezen worden zodat ook daarvoor niet vastgesteld hoeft te worden of er sprake is van een contractsovername. Dit wordt hierna toegelicht.
Mocht Modena het OG in 2020 verkopen aan een andere koper?
5.2.
De overeenkomsten uit 2010 vormen het uitgangspunt bij de beoordeling van dit geschil. Over die overeenkomsten valt het volgende op te merken.
5.2.1.
Bouwinzicht kocht het OG van Modena voor een koopprijs van € 1.140.000,00. Uit het leverings- en prijsmechanisme blijkt dat de levering van het OG en betaling van de koopprijs in beginsel pas zouden plaatsvinden nadat Bouwinzicht de beoogde appartementen had gerealiseerd. Het gaat hier dus niet om een recht-toe-recht-aan verkoop waarbij de levering op afzienbare termijn zou plaatsvinden. Het betreft een commitment tussen twee zakelijke, professionele partijen voor een levering op termijn ten behoeve van een nog te realiseren projectontwikkeling.
5.2.2.
De overeenkomst bevat geen uiterste datum van levering. Ook is er geen regeling opgenomen in de overeenkomst voor de situatie dat de beoogde projectontwikkeling niet van de grond kwam. Dit geeft partijen geen vrijbrief over en weer. Een overeenkomst bestaat immers niet alleen uit de door partijen gemaakte afspraken. Het behelst ook de rechtsgevolgen die (voor zover hier van belang) naar de aard van de overeenkomst en uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien (artikel 6:248 lid 1 BW). Anders gezegd: partijen horen op een redelijke manier met elkaar om te gaan. De concrete invulling van deze norm is enerzijds afhankelijk van wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond en zij met elkaar besproken hebben en anderzijds van de ontwikkelingen na 2010.
5.3.
Partijen hebben zich in deze procedure er niet over uitgelaten wat zij voor het sluiten van de overeenkomst met elkaar hebben besproken over de duur van de beoogde projectontwikkeling en wat zij over en weer op dit punt van elkaar mochten verwachten. Die invalshoek blijft dus verder buiten beschouwing.
5.4.
Over de ontwikkelingen na 2010 valt meer te zeggen.
5.4.1.
[eisers] stellen dat zij na sluiting van de overeenkomsten hebben gewerkt aan de ontwikkeling van het OG. Meer concreet stellen zij in de periode van 2012/2013 tot in 2017/2018 te hebben gewerkt aan plannen voor een Lidl supermarkt met daarboven appartementen. Daartoe is samengewerkt met derden en er is een overeenkomst gesloten met de Lidl. Uiteindelijk bleek in 2017/2018 definitief dat deze plannen niet haalbaar waren, aldus [eisers] Modena betwist deze plannen als zodanig niet, in ieder geval niet voldoende gemotiveerd. De enkele stelling dat er ‘nog geen spijker in de muur is geslagen’ zegt alleen iets over uitvoeringshandelingen, niet over de vraag of getracht werd te komen tot een ontwikkeling.
5.4.2.
Dat er werd gewerkt aan de ontwikkeling van het OG tot in 2017/2018 sluit aan bij de omstandigheid dat Bouwinzicht / [eisers] tot 2017 verzekeringspremies voor het OG betaalde ten behoeve van Modena. [1] Weliswaar betwist Modena ook dat, maar [eisers] hebben als productie 12 onder meer facturen voor verzekeringspremies overgelegd. Dit betreft onder meer facturen van derden (waaronder Marsh Nederland), gericht aan Modena en geadresseerd aan haar postadres. [eisers] stellen dat deze aan hen zijn doorgezonden en namens hen zijn betaald ter uitvoering van de aanvullende overeenkomst. Modena betwist dit, maar die betwisting is te summier en niet onderbouwd. Modena legt niet uit hoe deze facturen in het bezit van [eisers] zijn gekomen, anders dan dat deze ‘mogelijk met andere stukken’ zijn doorgezonden. Modena legt niet uit welke andere stukken dit zou kunnen betreffen en waarom deze zijn doorgezonden aan [eisers] Modena laat ook niet aan de hand van stukken zien dat zijzelf de verzekering voor het OG betaalde.
5.4.3.
Het betoog van Modena dat partijen na 2010 nooit meer enige vorm van contact hebben gehad, is dus onjuist. Er was in ieder geval indirect contact in de vorm van het doorzenden van de facturen. Bij gebreke van een andere steekhoudende uitleg kan de rechtbank in die doorzending en de betaling door of namens Bouwinzicht / [eisers] alleen een uitvoering zien van de afspraak in de aanvullende overeenkomst dat Modena de verzekering zou doorbelasten aan Bouwinzicht.
5.4.4.
Ongeacht wat nu de precieze frequentie en inhoud van het overleg en contact tussen partijen was, er werd in ieder geval tot 2017 dus nog uitvoering gegeven aan de overeenkomsten. Het moet er voor gehouden worden dat die uitvoering gericht was op levering van het OG. Partijen stellen niet dat er een ander doel werd beoogd en een ander doel ligt ook niet voor de hand.
5.4.5.
Het is de rechtbank niet duidelijk welke stappen [eisers] na het mislukken van de ontwikkeling van de Lidl hebben gezet. In het dossier bevindt zich enige correspondentie tussen [eisers] en een zakenpartner en enkele facturen die zien op de jaren 2018 en 2020. Daarnaast stellen [eisers] dat zij in 2019 in overleg met Modena een raadsvergadering te hebben bijgewoond. Ook stellen zij dat de gemeente zich bij hen heeft gemeld met een voorstel om parkeerplaatsen te maken op de locatie van het OG, dat zij dit hebben voorgelegd aan Modena, maar dat Modena dit voorstel heeft afgewezen. Nog afgezien van de betwisting van Modena dat dit contact heeft plaatsgevonden, merkt de rechtbank op dat [eisers] niet stellen dat het voorstel van de gemeente het gevolg is van of is gevolgd door projectontwikkeling aan hun zijde. Verder blijkt uit productie 12 en verder van [eisers] niet van significante inspanningen in de periode 2018-2020. Die producties beschrijven de kosten die volgens [eisers] gemaakt zijn voor de ontwikkeling van het OG. Vrijwel zonder uitzondering bestaan die producties uit facturen uit de periode 2011-2017. Bij gebrek aan een concrete toelichting houdt de rechtbank het er daarom voor dat er na 2017 geen activiteiten van betekenis meer zijn verricht voor de ontwikkeling van het OG.
5.4.6.
[eisers] stellen niet dat er eind 2020 uitzicht was dat zij op afzienbare termijn alsnog zouden komen tot een succesvolle ontwikkeling van het OG. Integendeel, tijdens de mondelinge behandeling gaven zij aan dat zowel de gemeente als de omwonenden iedere ontwikkeling tegenwerkten. Een dergelijke tegenwerking zal een projectontwikkelaar niet vreemd zijn en is dus niet zonder meer het einde van het verhaal. Gegeven het mislukken van de plannen voor de Lidl en het gebrek aan succes in tien jaar, lag het echter wel op de weg van [eisers] om concreet te maken dat er nog ‘muziek in de samenwerking’ zat. De rechtbank gaat er dus vanuit dat [eisers] eind 2020 geen concrete plannen hadden voor het OG.
5.5.
Samengevat was de situatie eind 2020, tien jaar na het sluiten van de overeenkomsten, dus als volgt: enerzijds had Modena tot 2017 nog lasten van het OG laten dragen door Bouwinzicht/[eisers], anderzijds had de projectontwikkeling door [eisers] sinds 2018 niet veel meer om het lijf en was geen uitzicht op een verandering daarin. Hoewel de overeenkomst geen opzeggingsbevoegdheid kent, konden [eisers] na deze tijd en onder deze omstandigheden niet verwachten dat Modena tot in lengte van dagen op hen zou blijven wachten. Zelfs als [eisers] Modena geïnformeerd hebben gehouden over (het gebrek aan) voortgang, feit is dat er inmiddels tien jaar waren verstreken en dat de enige concrete ontwikkeling (de Lidl) inmiddels al enkele jaren daarvoor definitief niet was doorgegaan. Wel kon en mocht eind 2020 op grond van artikel 6:248 lid 1 BW van Modena verwachten worden dat zij het OG niet aan een derde zou verkopen zonder aan [eisers] een laatste, redelijke, termijn te gunnen voor ontwikkeling en afname. Als Modena dat niet had willen doen, had zij de overeenkomsten niet moeten tekenen en de verzekeringspremies niet moeten laten dragen door Bouwinzicht/[eisers]
5.6.
Modena heeft [eisers] voorafgaand aan de verkoop van het OG aan een derde, geen laatste termijn gegund. Zij is dus tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
5.7.
Iedere tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst verplicht de tekortkomende partij tot betaling van schadevergoeding. Inherent aan het hiervoor geschetste gebrek aan voortgang en gebrek aan perspectief is echter dat [eisers] te weinig hebben gesteld om aan te nemen dat zij alsnog een succesvolle ontwikkeling van het OG hadden kunnen realiseren als hen in oktober 2020 wel een laatste termijn was geboden. Dat betekent dat zij geen schade hebben geleden als gevolg van de wanprestatie van Modena. De schadevergoedingsvordering wordt daarom afgewezen. De kosten die Bouwinzicht en later [eisers] hebben gemaakt, onder meer voor de uitwerking van de plannen met de Lidl, komen daarmee voor hun ondernemersrisico.
5.8.
Uit de omstandigheid dat het OG is gekocht door een derde – die mogelijk concrete ontwikkelingsplannen had of heeft – kan niet afgeleid worden dat ontwikkeling van het OG door [eisers] binnen een redelijke termijn na eind 2020 mogelijk was. Die koper heeft € 400.000,00 voor het OG betaald. Dat is significant minder dan de koopprijs van € 1.140.000,00 uit de overeenkomst. Een lagere koopprijs maakt een ontwikkeling eerder mogelijk dan een hogere koopprijs. [eisers] hebben op de mondelinge behandeling verklaard dat zij de prijs van het OG met Modena zouden hebben heronderhandeld als dat nodig was voor de realisatie van een ontwikkeling van het OG. De overeenkomst vermeldt echter een vaste koopprijs en bevat geen aanpassingsmechanisme voor deze situatie. [eisers] hebben Modena ook nooit gevraagd om de prijs te verlagen zodat zij tot een ontwikkeling van het OG zouden komen. De eisen van redelijkheid en billijkheid gaan niet zover dat Modena – tien jaar na het sluiten van de overeenkomsten – met [eisers] zou moeten heronderhandelen over de prijs, in de hoop dat dat alsnog zou leiden tot een succesvolle ontwikkeling. Overigens stellen [eisers] ook niet waartoe een dergelijke onderhandeling zou hebben moeten leiden en dat zij dan wel tot een succesvolle ontwikkeling waren gekomen.
5.9.
Het oordeel dat er geen schade is geleden door [eisers] wordt niet anders als hun schade wordt benaderd via het leerstuk van de kansschade. In die benadering vormt het verlies van de kans op een succesvolle projectontwikkeling als zodanig schade. Ook voor kansschade is vereist dat er een reële kans op succes was (vergelijk Hoge Raad 21 december 2012, NJ 2013/237). Uit het voorgaande volgt dat [eisers] onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld om aan te nemen dat er eind 2020 een dergelijke kans op succes was.
5.10.
Het betoog van [eisers] dat Modena met de verkoop aan een derde onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, leidt niet tot een andere uitkomst.
5.11.
Wat resteert, is de vordering van [eisers] tot betaling van de contractuele boete van artikel 13 lid 3 van de overeenkomst. Die boete geldt echter, voor zover nu van belang, alleen bij het niet meewerken aan de juridische of feitelijke levering. Zover zijn partijen niet gekomen. Uit het voorgaande volgt dat het niet reëel is dat dit anders was geweest als Modena aan [eisers] nog een laatste redelijke termijn had gegund om te ontwikkelen en af te nemen. Ook deze vordering – en in het verlengde daarvan ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten – zal daarom worden afgewezen.
5.12.
Er wordt niet toegekomen aan bewijsvoering. Er zijn niet voldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, zouden leiden tot een andere uitkomst van deze zaak. In het bijzonder laat de rechtbank in het midden in welke mate partijen nu contact hebben gehad sinds 2010.
De vordering van Modena
5.13.
De reconventionele vordering van Modena is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een contractsovername van Bouwinzicht naar [eisers] De basis van deze vordering is een uitleg door Modena van de overeenkomst waarbij de contractuele boete van artikel 13 verschuldigd is als er een contractsovername plaatsvindt zonder dat daarvan mededeling aan Modena is gedaan. Echter, zonder een mededeling aan Modena kan er echter helemaal geen sprake zijn van een contractsovername. Een contractsovername vereist immers haar medewerking (zie artikel 6:159 BW). Deze vordering kan dus per definitie niet worden toegewezen: of er is sprake van een contractsovername en dan wist Modena daarvan, of er is geen contractsovername en dan is de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld niet vervuld.
Proceskosten
5.14.
[eisers] zullen in conventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Gelet op het financieel belang van het geschil in conventie worden deze begroot aan de hand van liquidatietarief VII:
  • griffierecht: € 4.200,00
  • salaris advocaat (twee punten tegen € 3.214,00 per punt) € 6.428,00
totaal € 10.628,00
5.15.
Modena zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Gelet op het financieel belang van het geschil in reconventie worden deze begroot aan de hand van liquidatietarief V:
- salaris advocaat € 1.770,00
5.16.
Beide proceskostenveroordelingen zullen, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.17.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten.

6..De beslissing

De rechtbank:
in conventie
a. wijst de vorderingen van [eisers] af;
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 10.628,00;
in reconventie
wijst de vorderingen van Modena af;
veroordeelt Modena in de proceskosten, tot op heden begroot op € 1.770,00;
in conventie en reconventie
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022.
1876/638

Voetnoten

1.[eisers] stellen ook de OZB betaald te hebben en ook na 2017 (mogelijk) nog de verzekering betaald te hebben. Deze stellingen zijn niet onderbouwd, terwijl dit zonder meer mogelijk had moeten zijn. De rechtbank gaat daarom daaraan voorbij.