Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiser 1],
[naam eiser 2],
1..De procedure
- het vonnis in incident van 20 oktober 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
- de akte overlegging producties van [eisers];
- de akte overlegging producties van LDC;
- de brief met aanvullende productie 7 van LDC;
- het proces-verbaal van de op 8 maart 2022 gehouden mondelinge behandeling;
- de brief van [eisers] met de reactie op het proces-verbaal.
2..De beoordeling in conventie en in reconventie
Wat is de kern?
datbij een eerder afgeketst aankoopproces onregelmatigheden waren gebleken, betrof informatie die LDC als begeleider van [eisers] in redelijkheid met hen had moeten delen, ongeacht de aard van die onregelmatigheden. Niet ter discussie staat dat LDC dat gegeven niet met [eisers] heeft gedeeld. Nu volgens de eigen verklaring van LDC tijdens de zitting ook de aard van de problematiek (vergunningen) in elk geval al tijdens de bezichtiging bekend was, had al helemaal van LDC verwacht mogen hierover met [eisers] te spreken. Ook als het zo is dat LDC tijdens de bezichtiging tegen [eisers] heeft gezegd dat er onregelmatigheden met de vergunningen waren (wat [eisers] trouwens betwisten) en dat nader onderzoek nodig zou zijn naar de vergunningen (conclusie van antwoord, onder 5.10 en proces-verbaal, p. 3), dan nog is dat onvoldoende. LDC heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd wat zij concreet met [eisers] heeft besproken, in hoeverre zij hen heeft gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen van de vergunningsproblemen en wat de mogelijkheden voor nader onderzoek waren. Die concretisering had wel van LDC mogen worden verwacht. Zij was immers juist ingeschakeld om [eisers] te ‘ontzorgen’ in het aankoopproces van onroerend goed in Italië. LDC had dus moeten begrijpen dat deze informatie voor [eisers] van belang was en zij had in deze procedure ten minste moeten concretiseren wat zij met [eisers] heeft besproken. Dat wordt niet anders doordat dergelijke problemen in Italië gebruikelijk zouden zijn, omdat [eisers] juist daarom een professional als LDC hadden ingeschakeld.
‘voor de doelgerichte- en efficiënte weg waarbij wij u volledig ontzorgen’. In het licht van dit doel van de overeenkomst kan niet worden gezegd dat de tekortkoming zo gering is dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. Als LDC de te verwachten zorg in acht had genomen en [eisers] tijdig had geïnformeerd over de problemen met de vergunningen, dan zouden zij daardoor niet zijn verrast en niet ineens zijn geconfronteerd met de mogelijkheid van gedeeltelijke levering en aanzienlijke vertraging van de levering van het restant van het perceel. Dat het hier niet gaat om een verwaarloosbaar probleem, blijkt ook wel uit de mail van LDC aan de toenmalige advocaat van [eisers] van 22 november 2020 (overgelegd bij productie 15 bij dagvaarding). Daarin geeft LDC zelf aan dat ontbinding van de voorlopige koopovereenkomst met de verkoper in de gegeven omstandigheden de voorkeur verdient, omdat de optie van levering van het gekochte in delen “heel veel tijd [zal] vragen” en financieel “niet acceptabel” is. Het huidige standpunt van LDC, dat het probleem vooral bagatelliseert, valt hiermee niet te rijmen. De gevorderde ontbinding van de overeenkomst tussen [eisers] en LDC zal dus worden toegewezen.
€ 51.000,00
€ 1.442,00(2 punten x tarief € 721,00)