Op 7 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en vernieling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 7 augustus 2020, waarbij de verdachte samen met anderen de woning van het slachtoffer benaderde. De verdachte zou het slachtoffer met een knuppel hebben geslagen en bedreigingen hebben geuit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het primair ten laste gelegde feit van medeplegen van zware mishandeling, waarvan hij werd vrijgesproken. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren, waarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, in aanmerking zijn genomen. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank matigde de straf op basis van de bewezenverklaring.