ECLI:NL:RBROT:2022:6881

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/637655 / HA ZA 22-374
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorzieningen in geschil over waterstoflevering en sluiting naftakraker

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een incident waarin Fibrant B.V. een voorlopige voorziening heeft gevorderd tegen SABIC Petrochemicals B.V., SABIC International Holdings B.V. en SABIC Limburg B.V. De vordering was gericht op het openhouden van de naftakraker Ole3 en het leveren van waterstof door SABIC aan Fibrant gedurende de bodemprocedure. Fibrant stelde dat de sluiting van Ole3 in juni 2024 haar bedrijfsvoering ernstig zou schaden, omdat zij afhankelijk is van de waterstofleveringen van SABIC. De rechtbank overwoog dat Fibrant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat haar belangen bij het openhouden van Ole3 zwaarder wogen dan de financiële belangen van SABIC bij de sluiting. De rechtbank wees de vorderingen van Fibrant af, oordeelde dat SABIC niet in gebreke was en dat de belangenafweging in het voordeel van SABIC uitviel. Fibrant werd veroordeeld in de proceskosten van SABIC.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/637655 / HA ZA 22-374
Vonnis in incident van 10 augustus 2022
in de zaak van
FIBRANT B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. M.H.C. Sinninghe Damsté te Amsterdam,
tegen

1..SABIC PETROCHEMICALS B.V. ,

gevestigd te Heerlen ,
2.
SABIC INTERNATIONAL HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Sittard ,
3.
SABIC LIMBURG B.V.,
gevestigd te Sittard ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. M.E. Coenraads te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als Fibrant, Sabic Petrochemicals , Sabic International en Sabic Limburg . De drie laatstgenoemden worden gezamenlijk aangeduid als Sabic c.s.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende incidentele vordering tot toewijzing van een voorlopige voorziening ex artikel 223 lid 1 Rv van 22 april 2022, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident, met producties,
- de oproepingsbrief van 20 juni 2022 van de rechtbank voor een mondelinge behandeling in het incident op 11 juli 2022,
- de akte houdende aanvullende producties en eiswijziging van Fibrant, met producties,
- de akte houdende overlegging aanvullende productie van Sabic c.s. ,
- het B8-formulier van Sabic c.s. van 5 juli 2022 met aanvullende producties,
- de spreekaantekeningen in het incident van Fibrant en Sabic c.s. ,
- de mondelinge behandeling in het incident op 11 juli 2022,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in het incident op 11 juli 2022.
1.2.
Ten slotte is in het incident vonnis bepaald.

2..De feiten in het incident

2.1.
Fibrant en Sabic c.s. zijn allebei gevestigd op het Chemelot-terrein in Geleen. Zij waren voorheen allebei onderdeel van Koninklijke DSM N.V. (hierna: DSM). Chemelot is een grootschalig chemisch industrieterrein met een grote mate van integratie en daarmee aanzienlijke afhankelijkheden tussen verschillende fabrieken op het terrein.
2.2.
Fibrant exploiteert op het Chemelot-terrein zeven fabrieken. Zij produceert onder meer ammoniumsulfaat en caprolactam. Ammoniumsulfaat wordt veelal als kunstmest gebruikt, caprolactam wordt door andere bedrijven in de productieketen verwerkt tot (onder meer) buitenkleding en tapijten en wordt gebruikt in de auto-industrie. Een essentiële grond- en hulpstof voor het productieproces van Fibrant is waterstof.
2.3.
Sabic Petrochemicals is eigenaar en exploitant van twee naftakrakers op het Chemelot-terrein, genaamd OLEFINS 3 (hierna: Ole3) en OLEFINS 4 (hierna: Ole4). Ole3 is in 1971 door DSM in gebruik genomen. Deze naftakrakers produceren hoofdzakelijk etheen (C2) en propeen (C3). Als bijproduct komt daarbij onder meer waterstof vrij.
2.4.
Op het Chemelot-terrein is ook gevestigd OCI Nitrogen B.V. (hierna: OCI). OCI produceert ammoniak en waterstof. Een deel van die waterstof wordt door OCI geleverd aan Fibrant.
2.5.
Op 18 december 2001 hebben DSM Fibre Intermediates B.V. (thans Fibrant) en DSM Hydrocarbons B.V. (thans Sabic Petrochemicals ) een overeenkomst gesloten, genaamd “
Hydrogen Supply Agreement” (hierna: de Waterstofovereenkomst). In de Waterstofovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende, waarbij Fibrant de “BUYER” en Sabic Petrochemicals de “SELLER” is:
ARTICLE 1 - DEFINITIONS
In this Agreement:
(…)
Product:As used herein the term “Product” shall refer to hydrogen, a by-product of SELLER’s naphta crackers, whose typicals and methods of analysis are laid down in schedule 1 hereto.
(…)
ARTICLE 2 - PRODUCT AND QUANTITY
2.1
Quantities
For the term of this Agreement, SELLER agrees to sell and deliver, and BUYER agrees to Purchase and take for consumption in BUYER’s plant and for consumption by its Affiliates on the Geleen Site (e.g. DSM Fine Chemicals plant) for which BUYER will act and operate as distributor, SELLER’s full surplus of Product delivered to the Delivery point. This surplus consists of SELLER’s production of Product minus SELLER’s own and SELLER’s Affiliates usage within its production facilities at the Geleen Site. SELLER commits itself to supply, and BUYER commits itself to take the quantities of Product as laid down in Schedule 2.
(…)
2.6
Changes in Requirements/Supply
(…)
SELLER agrees to advise BUYER on a timely basis (four years in advance) regarding any significant structural changes in the operations of SELLER, which may affect its supply of Product.
(…)
ARTICLE 8 - GENERAL TERMS
(…)
8.12
Settlement of Disputes
Any dispute between the Parties (…) shall be amicably settled between the Parties through negotiation and conciliation. If no resolution is reached (…) the Parties may agree to arbitration (…) Absent such agreement, either Party may pursue its rights in the Court of Rotterdam, which is hereby recognized by the Parties as having exclusive jurisdiction to rule on any disputes or litigations pertaining to the validity, construction or performance of this Agreement.”
2.6.
In december 2010 hebben Fibrant en Sabic Petrochemicals een addendum op de Waterstofovereenkomst gesloten, genaamd “
Addendum and amendment agreement in relation to hydrogen supply agreement” (hierna: het Addendum). In het Addendum staat, voor zover van belang, het volgende:
“1. DEFINITIONS
(…)
Product(s)” means hydrogen, a by-product of Seller's naphtha crackers, whose typicals and
methods of analysis are laid down in Schedule 1 to the Hydrogen Supply Agreement.
(…)
"Surplus" means the full production of Product by Seller's facilities at the Geleen site (NAK 3
and NAK 4) minus the consumption/usage of Product by Seller and each of its Affiliates at the
Geleen site (which last-mentioned consumption/usage also includes all Product supplied to
DSM/SABIC Research, to DSM Elastomers via the Purifier and to EdeA).
(…)
6. TURNAROUNDS
(…)
6.3.
The Party carrying out the shutdown will give not less than six months prior notice to the other Party in respect of any such planned temporary shutdown to last for more than seven days. Both Parties will use reasonable endeavours to mitigate the consequences for the other Party of any interruptions arising from such shutdowns."
2.7.
Onderdeel van de omgevingsvergunning voor het drijven van de installatie Ole3 is de verplichting om één keer in de zes jaar een zogenoemde Turn Around te plegen. Bij een Turn Around wordt de kraker voor een periode van ongeveer twee maanden stilgelegd, waarbij uitgebreide inspecties, reparaties en vervangingen plaatsvinden. De eerstvolgende Turn Around moet volgens de vergunning voor het einde van 2023 plaatsvinden.
2.8.
In een brief van 18 februari 2022 van Fibrant aan Sabic Petrochemicals staat, voor zover van belang:
“Much to our surprise, Fibrant/we recently became aware of rumours on the potential contemplated closure of OLE3, the reactor producing the main part of Fibrant's feedstock.
(…)
In view of the above, Fibrant requests - and to the extent necessary demands - that SABIC ultimately per 1 March 2022 confirms that (i) it shall continue its usual supply of hydrogen to Fibrant; and (ii) it will timely (i.e. four years in advance) notify Fibrant of the closure of OLE3 or any other "significant and structural changes in the operations of SABIC that may impact hydrogen supply" if and when such a decision is taken while continuing its usual amount of hydrogen supply to Fibrant during the notice period.
2.9.
In een brief van 25 februari 2022 van Sabic Petrochemicals aan Fibrant staat, voor zover van belang:
“SABIC continuously and rigorously scrutinizes the life cycle of all its assets and is considering, amongst other things, the closure of Ole3.
(…)
We nevertheless want to accommodate your request for clarity on SABIC's future supplies of any hydrogen surplus and for that reason, even though no definitive formal decisions have been taken in respect of the relevant SABIC's assets on the Geleen site, including the possible decommissioning of Ole3, we hereby notify you in writing of significant and structural changes in the operations of SABIC that may ultimately substantially or completely reduce SABIC's supply of any hydrogen surplus under our hydrogen supply agreement.”
2.10.
Bij brief van 6 april 2022 aan Fibrant heeft Sabic Petrochemicals de Waterstof-overeenkomst opgezegd tegen 31 december 2026.
2.11.
Op 14 juni 2022 heeft de Ondernemingsraad van Sabic Petrochemicals positief geadviseerd met betrekking tot het voorgenomen besluit tot sluiting van Ole3.
2.12.
Sabic Petrochemicals is van plan Ole3 te sluiten in juni 2024.

3..De vordering in de hoofdzaak

3.1.
Fibrant vordert in de hoofdzaak om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“1. SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. en SABIC Limburg B.V. te gebieden de Waterstofovereenkomst na te komen tot 31 december 2026, althans tot een datum door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, door:
( a)
SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. en SABIC Limburg B.V. te verbieden (i) Ole3 te sluiten en (ii) andere "significant structural changes in the operations of SELLER, which may affect its supply of Product" door te voeren, waaronder maar niet alleen "internal SABIC projects" tot 31 december 2026, althans tot een datum door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen; en
( b)
SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. en SABIC Limburg B.V. te gebieden tot levering aan Fibrant van het waterstof surplus conform de Waterstofovereenkomst en het Addendum althans een volume door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, tegen de voorwaarden zoals deze gelden onder de Waterstofovereenkomst en het Addendum, althans voorwaarden die uw Rechtbank in goede justitie bepaalt, en SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings
B.V. en SABIC Limburg B.V. te verbieden het eigen waterstofverbruik te verhogen, althans andere maatregelen te treffen waardoor het waterstof surplus verminderd wordt, tot 31 december 2026, althans tot een datum door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen;
2. Sub 1(a) hiervoor op straffe van een dwangsom te verbeuren aan Fibrant van EUR 50.000.000 (vijftig miljoen euro), althans een door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, indien SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. of SABIC Limburg B.V. niet voldoet aan het door uw Rechtbank opgelegde bevel;
3. Sub 1(b) hiervoor op straffe van een dwangsom te verbeuren aan Fibrant van EUR 500.000 (vijfhonderd duizend euro), althans een door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. of SABIC Limburg B.V. niet voldoet aan het door uw Rechtbank opgelegde bevel;
4. SABIC te veroordelen tot betaling aan Fibrant:
(a) de kosten van deze procedure met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd; en
(b) aan nakosten een bedrag van EUR 163 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van EUR 85 in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.”

4..Het geschil in het incident ex artikel 223 Rv

4.1.
Fibrant vordert in het incident, na eiswijziging, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“1. SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. en SABIC Limburg B.V. te verbieden voor de duur van het geding (i) Ole3 te sluiten en (ii) andere "significant structural changes in the operations of SELLER, which may affect its supply of Product" door te voeren, waaronder maar niet alleen "internal SABIC projects";
2. SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. en SABIC Limburg B.V. voor de duur van dit geding te gebieden tot levering aan Fibrant van het waterstof surplus conform de Waterstofovereenkomst en het Addendum, althans een volume waterstof door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen, tegen de voorwaarden zoals deze gelden onder de Waterstofovereenkomst en het Addendum, althans voorwaarden die uw Rechtbank in goede justitie bepaalt, en SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. en SABIC Limburg B.V. te verbieden het eigen waterstofverbruik te verhogen, althans anderszins maatregelen te treffen waardoor het waterstof surplus verminderd wordt;
3. SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. en SABIC Limburg B.V. te gebieden voor de duur van het geding Ole3 in operatie te houden en in dat kader de Turn Around van Ole3 in de planning te houden, althans weer in te plannen en de Turn Around van Ole3 voor te bereiden, althans te blijven voorbereiden, en de geplande Turn Around van Ole3 tijdig uit te voeren;
4. Sub 1 hiervoor op straffe van een dwangsom te verbeuren aan Fibrant van EUR 50.000.000 (vijftig miljoen euro), althans een door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, indien SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. of SABIC Limburg B.V. niet voldoet aan het door uw Rechtbank opgelegde bevel;
5. Sub 2 en 3 hiervoor op straffe van een dwangsom te verbeuren aan Fibrant van EUR 500.000 (vijfhonderd duizend euro), althans een door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat SABIC Petrochemicals B.V. , SABIC International Holdings B.V. of SABIC Limburg B.V. niet voldoet aan het door uw Rechtbank opgelegde bevel;
6. SABIC te veroordelen tot betaling aan Fibrant:
(a)
de kosten van dit incident met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd; en
(b)
aan nakosten een bedrag van EUR 163 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van EUR 85 in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.”
4.2.
Sabic c.s. voeren verweer. Sabic c.s. concluderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart ten aanzien van de incidentele vorderingen tegen Sabic International en Sabic Limburg . Verder concluderen Sabic c.s. dat de rechtbank Fibrant in al haar incidentele vorderingen niet-ontvankelijk verklaart, dan wel deze vorderingen afwijst, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Fibrant in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5..De beoordeling in het incident

Bevoegdheid
5.1.
Sabic c.s. hebben aangevoerd dat Sabic International en Sabic Limburg geen partij zijn bij de Waterstofovereenkomst en dat zij dus niet gebonden zijn aan de forumkeuze daarin voor de rechtbank Rotterdam. Zij achten de rechtbank om die reden niet bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen voor zover deze tegen Sabic International en Sabic Limburg zijn ingesteld.
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 107 Rv bepaalt dat als een rechter ten aanzien van één van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden bevoegd is, die rechter ook ten aanzien van de overige gedaagden bevoegd is, als er tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat zij op grond van artikel 8.12 van de Waterstofovereenkomst bevoegd is ten aanzien van Sabic Petrochemicals . Aan het vereiste van samenhang tussen de vorderingen is voldaan -de vorderingen zijn ten opzichte van de verschillende gedaagden zelfs identiek- zodat de rechtbank ook ten aanzien van Sabic International en Sabic Limburg bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen.
De gevorderde voorlopige voorziening
Juridisch kader
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat ten aanzien van een vordering op grond van artikel 223 Rv, die strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van de bodemprocedure, een drietal vereisten geldt: (i) de hoofdvordering moet al aanhangig zijn, (ii) de gevraagde voorlopige voorziening moet geheel of ten dele samenhangen met de hoofdvordering en (iii) de partij die de voorlopige voorziening verlangt, moet daarbij voldoende belang hebben, in die zin dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Het is daarbij aan Fibrant om aannemelijk te maken dat haar belang dermate dringend is dat van haar niet kan worden gevergd de afloop van de bodemprocedure af te wachten.
Aanhangig zijn hoofdzaak en samenhang
5.4.
De rechtbank stelt vast dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering en gericht is op een voorziening die voor de duur van de al aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven.
Is er grond om de door Fibrant gevorderde voorlopige voorziening te treffen?
5.5.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of er voldoende aanleiding bestaat voor het treffen van de door Fibrant gevraagde voorlopige voorziening. Deze komt er in de kern op neer dat Ole3 voor de duur van de bodemprocedure open moet blijven en dat de in dat kader noodzakelijke Turn Around (verder) wordt voorbereid en tijdig wordt uitgevoerd. Niet in geschil is dat Sabic Petrochemicals eigenaar en exploitant is van Ole3. Zij is de partij die het in haar macht heeft om beslissingen omtrent Ole3 te nemen. De rechtbank zal dan ook eerst beoordelen of de gevorderde voorlopige voorziening tegen Sabic Petrochemicals toegewezen kan worden.
5.6.
Bij deze beoordeling neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt. Sabic Petrochemicals is -kort gezegd- op grond van artikel 2.1 van de Waterstofovereenkomst verplicht om het surplus aan waterstof, een restproduct van haar productieproces, voor zover zij dat niet zelf gebruikt, aan Fibrant te leveren en Fibrant is verplicht om die waterstof van Sabic Petrochemicals af te nemen. Op grond van artikel 2.6 van de Waterstofovereenkomst moet Sabic Petrochemicals een significante structurele wijziging in haar operatie tenminste vier jaar van tevoren aan Fibrant meedelen, indien die wijziging van invloed zou kunnen zijn op de levering van waterstof aan Fibrant.
5.7.
In het kader van de gevorderde voorlopige voorziening is niet in geschil dat Sabic Petrochemicals het besluit tot sluiting van Ole3 in juni 2024 op grond van artikel 2.6 van de Waterstofovereenkomst vier jaar van tevoren aan Fibrant had moeten melden en dat zij dit niet heeft gedaan. De voorgenomen sluiting van Ole3 in juni 2024 zal naar het voorlopig oordeel van de rechtbank dan ook een tekortkoming opleveren van Sabic Petrochemicals onder de Waterstofovereenkomst, tenzij in de bodemprocedure het door Sabic Petrochemicals aangekondigde beroep op onvoorziene omstandigheden en haar aangekondigde vordering tot wijziging van de overeenkomst zou slagen. Die onvoorziene omstandigheden komen er kort gezegd op neer dat het niet langer economisch rendabel is om Ole3 nog in gebruik te houden.
5.8.
Tegen deze achtergrond zal de rechtbank de belangen van partijen afwegen, waarbij tevens ingegaan wordt op het gestelde gebrek aan economische rentabiliteit. Fibrant onderbouwt haar belang -kort samengevat- als volgt. De continue levering van waterstof is van vitaal belang voor de bedrijfsvoering van Fibrant. Door de nauwe verwevenheid van de fabrieken van Sabic Petrochemicals en Fibrant, is Fibrant voor haar waterstofleveringen vrijwel volledig afhankelijk van Sabic Petrochemicals . Op korte termijn kan Fibrant geen alternatief realiseren voor het verkrijgen van voldoende waterstof voor haar bedrijfsvoering nadat Ole3 wordt gesloten. Sluiting van Ole3 in juni 2024 is dan ook desastreus voor de bedrijfsvoering van Fibrant.
5.9.
Sabic Petrochemicals heeft haar belang bij sluiting van Ole3 in juni 2024 -kort samengevat- als volgt onderbouwd. Het langer openhouden van Ole3 is economisch gezien onverantwoord. De kosten voor de in dat kader noodzakelijke Turn Around worden begroot op een bedrag tussen de € 50 miljoen en € 60 miljoen. Er zullen daarnaast een aantal noodzakelijke reparaties verricht moeten worden, die naar inschatting een extra kostenpost van € 59 miljoen met zich meebrengen. Deze investeringen leiden ertoe dat Ole3 in 2023 en 2024 bij elkaar opgeteld € 86 miljoen verlies maakt. De investeringen zijn ook niet meer terug te verdienen in de jaren daarna tot aan de daaropvolgende Turn Around in 2030. Als Ole3 tot 2026 operationeel moet worden gehouden, dan lijdt Sabic Petrochemicals naar verwachting een totaal verlies van € 146 miljoen. Sabic Petrochemicals voert verder aan dat zij Ole3 sowieso per 25 februari 2026 mag sluiten. Dat is 21 maanden na de voorgenomen sluiting per juni 2024. Rekening houdend met een sluiting van 2 maanden als de Turn Around voor Ole3 wel zou worden uitgevoerd, loopt Fibrant per saldo 19 maanden levering van waterstof vanuit Ole3 mis. De gevolgen daarvan zijn beperkt. Ole4 blijft immers in bedrijf en Fibrant heeft ook een overeenkomst voor de levering van waterstof met OCI. Op 31 december 2026 houdt de Waterstofovereenkomst bovendien in ieder geval op: hoe dan ook komt er een einde aan de levering van waterstof door Sabic Petrochemicals aan Fibrant.
5.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Tegenover het door Sabic Petrochemicals aangevoerde grote financiële belang dat zij heeft bij sluiting van Ole3 heeft Fibrant onvoldoende aannemelijk gemaakt dat (1) het economisch wel verantwoord en logisch is om Ole3 open te houden, (2) haar eigen voortbestaan wordt bedreigd door de sluiting van Ole3 en (3) er onvoldoende alternatieven zijn voor de waterstofleveringen na de sluiting van Ole3. Daarbij geldt dat er in het kader van dit incident geen plaats is voor nader onderzoek naar de door partijen gestelde belangen en de daarvoor aangevoerde feiten en omstandigheden.
5.10.1.
Fibrant heeft niet gemotiveerd weersproken dat Ole3 een oude kraker is die gebreken vertoont en waaraan de nodige noodzakelijke reparaties verricht moeten worden. Evenmin heeft Fibrant betwist dat het uitvoeren van de noodzakelijke Turn Around vele miljoenen euro’s kost. Fibrant heeft weliswaar aangevoerd dat het erop lijkt dat Sabic c.s. de geschatte kosten van de Turn Around onnodig hebben opgevoerd, maar ook in de ogen van Fibrant is het uitvoeren van een Turn Around een groot project dat uitvoerige voorbereiding vereist. Het is evident dat daarmee hoge kosten gemoeid zijn en Fibrant ontkent dat ook niet. De rechtbank betrekt bij dit oordeel ook het gegeven dat de Ondernemingsraad van Sabic Petrochemicals positief heeft geadviseerd over het voorgenomen besluit tot sluiting van Ole3. Kennelijk staat ook voor deze voldoende vast dat sluiting van Ole3 een verantwoorde en mogelijk zelfs onvermijdbare beslissing is.
5.10.2.
Fibrant heeft evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat haar voortbestaan op de tocht staat als Ole3 wordt gesloten. In haar dagvaarding is Fibrant nog uitgegaan van de situatie dat Sabic Petrochemicals , naast sluiting van Ole3, de volledige waterstofleveringen vanaf medio 2024 stapsgewijs zou terugbrengen naar nul. Sabic Petrochemicals heeft echter in haar conclusie van antwoord in het incident verklaard dat zij naast de aangekondigde sluiting van Ole3 geen andere significante wijzigingen verwacht die van invloed kunnen zijn op de levering van waterstof aan Fibrant. Dat betekent dat Sabic Petrochemicals haar surplus aan waterstof uit Ole4 aan Fibrant kan blijven leveren. Volgens Sabic Petrochemicals heeft zij in de periode 2016-2021 in totaal (vanuit Ole3 en Ole4) gemiddeld 16,1 kt waterstof per jaar aan Fibrant geleverd, waarvan gemiddeld 12,5 kt per jaar afkomstig was uit Ole4 en 3,6 kt per jaar uit Ole3. Fibrant heeft daarop niet nader (cijfermatig) inzichtelijk gemaakt dat het wegvallen van de leveringen vanuit Ole3 leidt tot een halvering van haar productie- en salesvolume, dat haar business model daardoor niet langer rendabel is en dat haar voortbestaan daardoor wordt bedreigd. Sabic Petrochemicals heeft bovendien op zitting verklaard dat zij, indien zij daartoe gehouden zou worden, ook na de sluiting van Ole3 in staat is om de gebruikelijke volumes waterstof aan Fibrant te blijven leveren, onder meer door haar eigen gebruik daarvan te beperken.
5.10.3.
Fibrant heeft tenslotte onvoldoende aannemelijk gemaakt dat derden, waaronder met name OCI, niet in staat zijn om na sluiting van Ole3 een gedeelte van de (mogelijk) verminderde waterstofleveringen door Sabic Petrochemicals op te vangen. Volgens Fibrant levert OCI slechts een zogenoemde “
top-up”, een klein aanvullend volume aan waterstof en kan de waterstof van OCI maar in één van de drie productieprocessen van Fibrant worden ingezet. Sabic c.s. stellen daartegenover dat OCI op jaarbasis 5,5 kt waterstof voor Fibrant heeft gereserveerd, zo heeft OCI tegen Sabic c.s. verklaard. Onderdeel daarvan is de 1,2 kt per jaar die OCI gemiddeld gezien ook nu al aan Fibrant levert. Dat betekent volgens Sabic c.s. dat OCI 4,3 kt per jaar extra aan Fibrant kan leveren, waarmee het gat dat ontstaat door sluiting van Ole3 volledig wordt gedekt. Fibrant heeft daarop onvoldoende inzichtelijk gemaakt tot welke (aanvullende) leveringen OCI wel of niet in staat zou zijn na sluiting van Ole3. Ook maakt zij onvoldoende duidelijk hoe zij de leveringen vanuit Sabic Petrochemicals en OCI zo optimaal mogelijk over haar productieprocessen zou kunnen verdelen, waarbij zij kennelijk nog moet onderzoeken in welke mate de waterstof van OCI in het zogeheten Anon-proces kan worden gebruikt. Het door Fibrant opgestelde scenario (productie 46, 2e slide) biedt onvoldoende houvast voor de conclusie dat OCI niet of onvoldoende in staat zal zijn om na de sluiting van Ole3 eventuele tekorten aan waterstof aan Fibrant te leveren. Het scenario vormt (slechts) een herberekening over de jaren 2010-2020 voor het hypothetische geval Ole3 al zou zijn gesloten. Daarbij is de aanname onder meer dat er vanuit Ole4 gemiddeld 10 kt per jaar wordt geleverd. Ook is een aanname dat OCI als back-up continue 2 kt per jaar kan leveren met één van haar twee fabrieken (omdat OCI de andere zou gaan sluiten). Sabic c.s. hebben beide aannames betwist. Zij wijzen erop dat er in de periode 2016-2021 vanuit Ole4 gemiddeld 12,5 kt waterstof (en dus niet 10 kt) per jaar aan Fibrant is geleverd en zij betwisten dat OCI heeft besloten één van haar fabrieken te sluiten. De rechtbank constateert dat concrete informatie, waaruit het realiteitsgehalte van het scenario en de aannames daarbij van Fibrant zou kunnen blijken, ontbreekt. Er is ook geen overeenkomst met OCI en/of een verklaring van OCI in het geding gebracht, die meer duidelijkheid zou(den) kunnen scheppen.
5.11.
Afweging van de betrokken belangen en de hiervoor genoemde onzekerheden brengt naar het oordeel van de rechtbank dan ook mee dat de gevraagde voorlopige voorziening dient te worden afgewezen. Fibrant heeft eenvoudigweg onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar belangen bij het openhouden van Ole3 voor de duur van het geding kunnen rechtvaardigen dat Sabic Petrochemicals gedwongen wordt tot het doen van zeer substantiële uitgaven hangende de bodemprocedure. Daarmee voert de gevorderde voorlopige voorziening te ver.
5.12.
Afwijzing van de vorderingen tegen Sabic Petrochemicals betekent dat ook de vorderingen tegen Sabic International en Sabic Limburg worden afgewezen.
Proceskosten en nakosten
5.13.
Fibrant is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Hoewel de incidentele vordering op zichzelf van onbepaalde waarde is, ziet de rechtbank in het door Fibrant gestelde materiële belang van de zaak aanleiding om bij de toepassing van het liquidatietarief uit te gaan van het hoogste tarief (tarief VIII). Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Sabic c.s. vastgesteld op een bedrag van € 7.998,00 (2 punten x € 3.999,00) aan salaris van de advocaat.
5.14.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de gevorderde nakosten.

6..De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt Fibrant in de proceskosten, aan de zijde van Sabic c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 7.998,00,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 september 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. N. Doorduijn en mr. B.J.M.P. Cremers. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.
[1729/1918/1876]