In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 juli 2022, wordt het verzoek van de moeder om als belanghebbende te worden aangemerkt in de procedure betreffende de machtiging gesloten jeugdhulp voor haar dochter, [naam kind], afgewezen. De kinderrechter overweegt dat de moeder geen ouderlijk gezag meer heeft over [naam kind], aangezien dit bij beschikking van 22 februari 2022 is beëindigd. De GI is benoemd tot voogd en er is geen sprake van een gezinsleven, aangezien [naam kind] al geruime tijd niet bij de moeder woont. De kinderrechter concludeert dat de moeder niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat er geen directe relatie is tussen de zaak en de rechten of verplichtingen van de moeder.
Daarnaast wordt het verzoek van de GI om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [naam kind] aangehouden. De kinderrechter merkt op dat er niet voldaan is aan de wettelijke vereisten, aangezien [naam kind] op een onbekende locatie verblijft en niet door een gekwalificeerde gedragswetenschapper is onderzocht. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking met [naam kind] en het verkennen van een reëel perspectief voor haar toekomst, nu zij binnenkort achttien jaar wordt. De kinderrechter houdt de verdere behandeling van het verzoek van de GI aan, in afwachting van een gesprek tussen [naam kind] en haar advocaat.
De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022, met een schriftelijke vaststelling op 15 juli 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen de daarvoor gestelde termijn.