ECLI:NL:RBROT:2022:6786

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
9982478 VV EXPL 22-260
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming gehuurde wegens huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een particuliere verhuurder en zijn huurders. De verhuurder, vertegenwoordigd door gemachtigde T. Colijn LLB, eiste ontruiming van de gehuurde woonruimte vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 5.700,-, die was opgebouwd tot en met juli 2022. De huurders, die niet verschenen op de zitting, hadden de huurprijs van € 1.300,- per maand niet tijdig voldaan, wat leidde tot de vordering van de verhuurder om hen te veroordelen tot ontruiming en betaling van de achterstallige huur.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9982478 VV EXPL 22-260
datum uitspraak: 11 augustus 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: T. Colijn LLB,
tegen

1..[gedaagde 1],

woonplaats: [woonplaats gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats gedaagde 2]
gedaagden,
niet verschenen.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagden]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 15 juli 2022, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2022.

2..De feiten

2.1.
[gedaagden] huren van [eiser] de woonruimte aan de [adres] tegen een huurprijs van € 1.300,- per maand. De huurprijs moet bij vooruitbetaling worden betaald, steeds te voldoen op de 25e van de periode waarop de betaling betrekking heeft.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte’ (ROZ model 2017). Artikel 22.1 van deze algemene bepalingen luidt:
“Indien meerdere personen zich als huurder hebben verbonden, zijn deze steeds hoofdelijk en ieder voor het geheel jegens verhuurder aansprakelijk voor alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen. (…)”
2.3.
[gedaagden] hebben een huurachterstand laten ontstaan. Berekend tot en met juli 2022 bedraagt de achterstand € 5.700,-.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
  • [gedaagden] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagden] te veroordelen aan hem te betalen € 5.700,- met rente;
  • [gedaagden] te veroordelen aan hem te betalen € 1.300,- per maand vanaf 1 augustus 2022 tot de datum van ontruiming van het gehuurde;
  • [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun betalingsverplichting uit de huurovereenkomst. De huurachterstand is zo hoog dat toewijzing van de ontruimingsvordering in kort geding gerechtvaardigd is. [eiser] heeft als particuliere verhuurder, die afhankelijk is van de huurinkomsten, een spoedeisend belang bij zijn vordering. [gedaagden] moeten hun betalingsverplichting alsnog nakomen.

4..De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiser] kan worden toegewezen als hij hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van [eiser] bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor [gedaagden] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
4.2.
Voldoende is gebleken dat [eiser] een spoedeisend belang heft bij de door hem gevraagde voorziening, zodat hij ontvankelijk is in zijn vordering.
4.3.
[gedaagden] zijn, zonder bericht van verhindering, niet op de zitting verschenen en hebben ook geen schriftelijk verweer gevoerd. [eiser] heeft de betekende dagvaarding overgelegd. Gebleken is dat de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zodat verstek is verleend tegen [gedaagden] Bij gebreke van verweer van [gedaagden] moet worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser]. Nu de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zullen deze worden toegewezen, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
Ontruiming
4.4.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van de voorzieningen zoals gevorderd. Daarbij moet de kantonrechter uitgaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien een kort geding zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering.
4.5.
Vast staat dat sprake is van een aanzienlijke huurachterstand van [gedaagden], die tot en met juli 2022 overeenkomt met een achterstand van ruim vier maanden. [gedaagden] vertonen ook een bijzonder grillig betalingsgedrag, waarbij het eerder regel dan uitzondering is dat als er al een bedrag wordt betaald, dit te laat gebeurt. Dit is een zodanige tekortkoming van [gedaagden] in de nakoming van de huurovereenkomst, dat het heel waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De kantonrechter acht het daarom gerechtvaardigd om hierop vooruit te lopen door de vordering tot ontruiming van het gehuurde toe te wijzen, met dien verstande dat de termijn voor ontruiming op veertien dagen wordt gesteld.
Huurachterstand
4.6.
Met betrekking tot de vordering tot betaling van de achterstallige bedragen overweegt de kantonrechter dat zo’n vordering in kort geding alleen wordt toegewezen indien het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk is en de eisende partij bovendien een spoedeisend belang heeft.
4.7.
[eiser] heeft zijn spoedeisend belang en de hoogte van de huurachterstand voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 5.700,- plus de vervallen rente van € 30,30 kan dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente. Ook de vordering strekkende tot betaling van een bedrag van € 1.300,- per maand vanaf 1 augustus 2022 tot de datum van ontruiming van het gehuurde is toewijsbaar.
4.8.
[gedaagden] zullen zoals gevorderd hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen. De hoofdelijke aansprakelijkheid volgt uit artikel 22.1 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst.
proceskosten
4.9.
[gedaagden] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 129,82 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 871,82. Voor kosten die [eiser] maakt na deze uitspraak moeten [gedaagden] ook een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om de woonruimte aan de [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met al de hunnen en het hunne en al diegenen die zich in het gehuurde bevinden, onder afgifte van de sleutels aan [eiser];
5.2.
veroordeelt [gedaagden]hoofdelijk om aan [eiser] te betalen € 5.730,30,-, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 5.700,- vanaf 15 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen € 1.300,- per maand met ingang van 1 augustus 2022 tot de datum van ontruiming van het gehuurde ;
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 871,82, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
51909