ECLI:NL:RBROT:2022:670

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
C/10/629628 / FA RK 21-9002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding tegen burgemeester in kader van crisismaatregel Wvggz

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 januari 2022, wordt het beroep van verzoeker tegen een door de burgemeester van Rotterdam genomen crisismaatregel ongegrond verklaard. De zaak betreft een verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, die lijdt aan een psychische stoornis, werd op 10 november 2021 door een onafhankelijk psychiater onderzocht. Deze psychiater concludeerde dat verzoeker niet gehoord kon of wilde worden, wat leidde tot de crisismaatregel van de burgemeester. Verzoeker stelde dat hij niet gehoord was en dat de burgemeester niet op basis van de medische verklaring had mogen besluiten tot de crisismaatregel.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester wel degelijk aan de hoorplicht heeft voldaan, omdat hij mocht vertrouwen op de verklaring van de psychiater. De rechtbank stelt vast dat verzoeker tijdig beroep heeft ingesteld tegen de crisismaatregel en dat de burgemeester op basis van de medische verklaring van de psychiater tot zijn besluit is gekomen. De rechtbank concludeert dat de medische verklaring voldoende feitelijke grondslag biedt voor de genomen crisismaatregel en dat het beroep van verzoeker ongegrond is. De rechtbank wijst ook het verzoek tot schadevergoeding af.

Tegen deze beschikking staat cassatie open voor het beroep tegen de crisismaatregel, terwijl het verzoek tot schadevergoeding door tussenkomst van een advocaat in hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/629628 / FA RK 21-9002
Beschikking van 14 januari 2022 betreffende het beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:12 van de Wvggz
ten aanzien van
[verzoeker] ,
ook bekend als
[alias verzoeker] ,verzoeker,
geboren op [geboortedatum verzoeker] te [geboorteplaats verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
advocaat mr. P.T.M. de Haan te Rotterdam.
tegen
de burgemeester van de gemeente Rotterdam, hierna: de burgemeester.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 1 december 2021;
  • het verweerschrift van de burgemeester van Rotterdam van 21 december 2021; en
  • de aanvullende brief van de burgemeester van 27 december 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 januari 2022. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • de hiervoor genoemde advocaat; en
  • [naam jurist] , jurist bij de gemeente Rotterdam, namens de burgemeester.
1.3.
Het is verzoeker vanwege technische problemen niet gelukt deel te nemen aan de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft hierop telefonisch contact gehad met verzoeker. Verzoeker heeft verklaard dat vertegenwoordiging door zijn advocaat voldoende is.

2..Feiten

2.1.
Op 10 november 2021 om 11.30 uur heeft een onafhankelijk psychiater, [naam onafhankelijke psychiater] , verzoeker onderzocht en een medische verklaring opgesteld. Deze psychiater oordeelde dat bij verzoeker sprake is van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis. De psychiater constateerde dat verzoeker zich verzette en dat het ernstig nadeel alleen kon worden weggenomen door de crisismaatregel. De crisissituatie was dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
2.2.
De burgemeester heeft op grond van deze medische verklaring op 10 november 2021 een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker op grond van artikel 7:1 lid 1 Wvggz.
2.3.
Tegen de door de burgemeester genomen crisismaatregel heeft verzoeker op 1 december 2021 beroep ingesteld tevens houdende een verzoek tot schadevergoeding.
2.4.
De burgemeester heeft op 21 december 2021 gereageerd op dit beroep en afwijzing bepleit.

3..Beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan betrokkene door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
3.2.
Op 10 november 2021 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker. Verzoeker heeft 1 december 2021 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het beroep is derhalve tijdig ingesteld en ook anderszins is verzoeker ontvankelijk in zijn beroep.
3.3.
Het beroep van verzoeker is gebaseerd op een tweetal gronden. Volgens verzoeker is sprake van een onrechtmatige crisismaatregel omdat hij niet is gehoord door de burgemeester, en omdat de burgemeester op grond van de medische verklaring niet tot een beslissing tot toewijzing van de crisismaatregel had kunnen komen.
3.4.
Hoorplicht
3.4.1.
De verzoeker stelt zich op het standpunt dat de crisismaatregel onrechtmatig is genomen omdat niet is voldaan aan de hoorplicht. Daarmee is volgens hem de eisen van de Wvggz niet in acht genomen, omdat de Wvggz ervan uitgaat dat een betrokkene wordt gehoord door de burgemeester of een ander in opdracht van de burgemeester voorafgaand aan het nemen van een crisismaatregel. Op grond van het door de onafhankelijke psychiater aankruisen, in het Khonraad-systeem, dat verzoeker niet gehoord wilde worden, is door de burgemeester geconcludeerd dat verzoeker niet gehoord wenste te worden. De advocaat van verzoeker stelt dat aldus niet had mogen worden gehandeld. Dat verzoeker niet wilde communiceren met de psychiater, al ontkent verzoeker dit, impliceert niet dat een dergelijke weigering zich ook zou voordoen ten aanzien van de burgemeester. Verzoeker kende de personen van het crisisteam die aanwezig waren bij de beoordeling van de psychiater en omdat verzoeker geen vertrouwen had in deze personen, weigerde hij in gesprek te gaan met de psychiater of anderen. Hierbij heeft verzoeker niet expliciet te kennen gegeven niet te willen worden gehoord door de burgemeester. Een verstrekkende maatregel als een crisismaatregel vraagt meer inspanning van de burgemeester om zich ervan te vergewissen dat een betrokkene daadwerkelijk afziet van zijn recht om gehoord te worden.
3.4.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat wel is voldaan aan de verplichting van artikel 7:1 derde lid onder b Wvggz. Aan de onafhankelijk psychiater die de medisch verklaring heeft opgesteld kan worden toevertrouwd dat hij vaststelt of de betrokkene over de boogde crisismaatregel kan en wil worden gehoord. De psychiater heeft verklaard, ook in een nadere verklaring, dat verzoeker scheldend contact afhield en een gesprek weigerde. Ook heeft de psychiater verklaard dat verzoeker iedere betekenisvolle communicatie weigerde. In het episode-journaal heeft de psychiater verklaard dat verzoeker zeer weinig toegankelijk was voor een gesprek en dat verzoeker niet kon worden gehoord omdat de situatie op dat moment – in de kantine van een onderwijsinstelling met medeleerlingen in de directe omgeving – te explosief was. De psychiater heeft bijna een uur de tijd genomen om verzoeker te onderzoeken. Gezien verweerder mocht vertrouwen op de medische verklaring en het spoedeisende karakter van de procedure, heeft verweerder navolging gegeven aan de vaststelling van de psychiater dat verzoeker niet gehoord kon worden.
3.4.3.
De rechtbank is van oordeel dat er door de burgemeester wel is voldaan aan de hoorplicht in de zin van artikel 7:1 derde lid 3 onder b Wvggz. De rechtbank baseert dit oordeel mede op basis van de uitspraak van de Hoge Raad van 20 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1808). De burgemeester mag vertrouwen op het oordeel van de onafhankelijke psychiater die de medische verklaring opstelt, over de vraag op een betrokkene kan of wil worden gehoord. De gedane en omschreven inspanningen om met verzoeker in gesprek te komen, bevestigen dit oordeel. De verplichting om een betrokkene zo mogelijk te horen op grond van artikel 7:1 lid 3 onder b Wvggz reikt niet zover dat de burgemeester zelf of iemand namens hem bij verzoeker had moeten moet nagaan of hij al dan niet gehoord wilde worden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de burgemeester in dit geval mocht afgaan op de verklaring van de onafhankelijk psychiater inzake de vraag of verzoeker kon of wilde worden gehoord. Er is daarmee door de burgemeester voldaan aan de hoorplicht in de zin van artikel 7:1 lid 3 onder b Wvggz. Het beroep is ongegrond.
3.5.
Medische verklaring
3.5.1.
Verzoeker stelt in de tweede plaats dat de medische verklaring onvoldoende feitelijke grondslag heeft alsmede een duidelijke diagnose mist waarop het vermoeden van een stoornis is gebaseerd. Ook blijkt volgens verzoeker niet op basis van welke informatie de psychiater tot zijn oordeel is gekomen en van wie die informatie is verkregen. Derhalve had de burgemeester niet tot de afgifte van een crisismaatregel kunnen en mogen komen.
3.5.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de medische verklaring wel de benodigde informatie bevat voor het besluit tot het nemen van een crisismaatregel. Ten aanzien van de symptomen die verzoeker vertoonde, heeft de psychiater aangegeven op basis van aangegeven informatiebronnen dat hij in behandeling is in verband met depressieve symptomen en automutilatie. Verzoeker is sinds een maand niet meer thuis en verblijft bij vrienden, waarbij hij geld aan zijn ouders vraagt, waarschijnlijk voor speed. In augustus 2021 heeft verzoeker tevens tweemaal een suïcidepoging gedaan. Ook is volgens de psychiater sprake van een (vermoedelijke) diagnose: suïcidaliteit bij borderline problematiek. Volgens de psychiater volgt uit het eerdergenoemde onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, bestaande uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en acute maatschappelijke teloorgang. Tevens zag de psychiater geen andere (vrijwillige) mogelijkheden om de benodigde zorg te verlenen. Er waren geen redenen om van dit advies af te wijken. Dat de crisismaatregel niet is verlengd, zoals door verzoeker naar voren is gebracht op de onjuistheid daarvan te illustreren, betekent niet dat de crisismaatregel op onjuiste gronden is opgelegd. Het betreft immers een verschillend beoordelingsmoment.
3.5.3.
De rechtbank concludeert dat de medische verklaring voldoende grondslag bevatte voor het verlenen van een crisismaatregel. Het beroep is dan ook ongegrond.

4..Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 10 november 2021 ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze beschikking is op 14 januari 2022 gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C.M. Turfboer, griffier.
Tegen deze beschikking staat, voor zover het betreft het beroep tegen de crisismaatregel, het rechtsmiddel van cassatie open. Voor zover het betreft het verzoek tot schadevergoeding kan tegen deze beschikking door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.