ECLI:NL:RBROT:2022:656

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
10/812027-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en mishandeling bij horecagelegenheid te Vlaardingen

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling in een horecagelegenheid te Vlaardingen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 3 op 4 november 2018, waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest bij een vechtpartij. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De aangeefster had aanvankelijk de verdachte niet herkend op foto’s en haar verklaringen waren inconsistent. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel openlijke geweldpleging als mishandeling. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/812027-19
Datum uitspraak: 2 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, met uitzondering van het ten laste gelegde strafverzwarende gevolg;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod ten aanzien van [naam slachtoffer 1] .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging, met dien verstande dat zij partiële vrijspraak heeft gevorderd van de strafverzwarende omstandigheid bedoeld in artikel 141 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, omdat niet kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die zwaar lichamelijk letsel bij [naam slachtoffer 1] heeft veroorzaakt.
De officier van justitie baseert zich hierbij op de aangifte en verklaringen van [naam slachtoffer 1] en op de verklaringen van [naam slachtoffer 2] , [naam getuige 1] en de verdachte zelf. Gelet op deze verklaringen en alle andere verklaringen over de plaatsen waar vechtpartijen waren, kan het niet anders dan dat de verdachte degene is geweest die [naam slachtoffer 2] een stomp in het gezicht heeft gegeven, hem vervolgens naar de grond heeft getrokken en daarna samen met anderen zowel [naam slachtoffer 2] als [naam slachtoffer 1] heeft geschopt, terwijl zij op de grond lagen.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststelling
In de nacht van 3 op 4 november 2018 hebben bij de ‘City Borrel’ in restaurant ‘ [naam horecagelegenheid] ’ te Vlaardingen verschillende geweldsincidenten plaatsgevonden. Bij één van deze geweldsincidenten is [naam slachtoffer 1] (hierna: de aangeefster) geschopt en is haar broer, [naam slachtoffer 2] , geslagen en geschopt.
De aangeefster en [naam slachtoffer 2] hebben beiden verklaard dat zij buiten het restaurant op de trap stonden toen een Marokkaanse jongen aan [naam slachtoffer 2] iets vroeg in de trant van “wat heb jij gedaan” en hem vervolgens uit het niets met een vuist op zijn lip sloeg. [naam slachtoffer 2] werd naar de grond getrokken, kwam onderaan de trap terecht en werd daar vervolgens door verschillende jongens geschopt. Aangeefster is op haar broer gaan liggen om hem te beschermen en werd ook geschopt. De aangeefster heeft hierbij breuken in haar linker onderarm opgelopen.
De vraag is vervolgens of de verdachte bij deze vechtpartij betrokken was.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij het feest in [naam horecagelegenheid] was en dat hij daar een Marokkaanse jongen een klap heeft gegeven. Hij ontkent dat hij betrokken was bij de mishandeling van aangeefster en haar broer.
De aangeefster heeft enkele dagen na het incident aan de politie foto’s overgelegd. Vrienden hadden volgens de aangeefster via Facebook foto’s achterhaald van de jongens die aanwezig waren tijdens de vechtpartij. De aangeefster heeft op deze foto’s vier jongens aangewezen. Een van deze jongens zou [voornaam verdachte] heten en bedreven zijn in kickboksen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de persoon is die door aangeefster als [voornaam verdachte] is aangewezen.
De aangeefster is een dag later opnieuw door de politie gehoord. Toen verklaarde zij dat zij ook van een meisje dat op het feest aanwezig was geweest foto’s had gekregen van de jongens uit de groep die had gevochten. De aangeefster heeft toen over de eerder door haar op de foto’s aangewezen [voornaam verdachte] verklaard dat zij deze jongen herkende als de persoon die haar broer een klap op zijn gezicht had gegeven. Ongeveer een maand later heeft de aangeefster telefonisch aan de politie verklaard dat dezelfde persoon die haar broer had geslagen, ook om haar heen stond toen zij werd getrapt en dat zij dacht dat haar arm gebroken was door trappen van deze persoon.
De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat zij gezien heeft dat de verdachte een licht getinte jongen van ongeveer 20 jaar sloeg en dat die jongen haar vervolgens (zij denkt per ongeluk) in het gezicht sloeg. Deze verklaring past niet bij de verklaringen van de aangeefster en [naam slachtoffer 2] over de eerste vuistslag in het gezicht van [naam slachtoffer 2] , maar ondersteunt wel de verklaring van de verdachte.
De vuistslag in het gezicht van [naam slachtoffer 2] waarover door de aangeefster, [naam slachtoffer 2] en [naam getuige 1] is verklaard, lijkt een ander incident te betreffen dan het slaan van de licht getinte jongen door de verdachte waarover door de verdachte en de getuigen [naam getuige 2] is verklaard. Van belang is hierbij ook dat de aangeefster in haar eerste verklaring over de foto’s waarop de verdachte te zien is hem niet heeft aangewezen als de persoon die haar of haar broer zou hebben geschopt. Pas een dag later heeft de aangeefster verklaard dat zij de verdachte op foto’s herkende als degene die haar broer een klap in het gezicht had gegeven. Weer een maand later heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte ook om haar heen stond toen zij werd getrapt en dat ze zelfs dacht dat hij haar de gebroken arm had getrapt. Hoe de aangeefster tot de latere herkenning en verklaringen over de eerste klap in het gezicht en het trappen door de verdachte is gekomen, is onduidelijk. Daarbij komt dat [naam slachtoffer 2] en de getuige [naam getuige 1] niets verklaard hebben over de betrokkenheid van de verdachte bij de mishandeling. Er is verder geen ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde kan worden vastgesteld.
Nu de betrokkenheid van de verdachte niet kan worden vastgesteld, dient de verdachte
zowel van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging als van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer 1] zich in het geding gevoegd. Zij vordert een vergoeding van € 1.863,68 aan materiële schade en een vergoeding van € 8.500,- aan immateriële schade, in totaal 10.363,68, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2022.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks de periode tussen 03 november 2018 tot en met 04 november 2018 te Vlaardingen, op of aan de openbare weg, [naam locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten: [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te stompen en/of slaan waarna die [naam slachtoffer 2] door hem, verdachte, op de grond is getrokken en/of
- meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of
- meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/of de linker onderarm en/of elders tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk in de linker onderarm), althans enig lichamelijk letsel voor [naam slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks de periode tussen 03 november 2018 en 04 november 2018 te Vlaardingen,
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- met kracht in het gezicht, althans tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 2] te stompen en/of slaan waarna die [naam slachtoffer 2] door hem, verdachte, op de grond is getrokken en/of
- meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of
- meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/of linker onderarm en/of elders tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de linker onderarm ten gevolge heeft gehad.