Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Procesverloop
- het verzoekschrift van verzoeker, ingekomen op 28 juni 2022; en
- het schriftelijk standpunt van de officier, ingekomen op 30 juni 2022.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2022 een beschikking gegeven in een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, die onder verplichte zorg stond, had op 13 april 2022 een verzoek tot ontslag ingediend bij de officier van justitie, maar deze had nagelaten dit verzoek tijdig aan de rechtbank voor te leggen. De rechtbank oordeelde dat de officier in verzuim was, omdat hij het verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg niet onverwijld had ingediend, zoals vereist door artikel 8:19 lid 3 Wvggz. De rechtbank stelde vast dat de termijn van 33 dagen was overschreden, wat leidde tot spanning en frustratie voor verzoeker.
De rechtbank overwoog dat verzoeker recht had op schadevergoeding, omdat de wet niet in acht was genomen door de officier. De rechtbank hanteerde een laagdrempelige regeling voor schadevergoeding en stelde vast dat verzoeker voldoende had aangetoond dat hij schade had geleden door de termijnoverschrijding. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 10,- per dag voor de 33 dagen dat de termijn was overschreden, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 330,- dat de Staat aan verzoeker moest betalen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verzoeker werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.