In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de wijziging van kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Oversluizen, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie van € 417,06 per kind per maand, die in 2013 was vastgesteld. Hij stelde dat zijn omstandigheden waren gewijzigd, waardoor hij de alimentatie niet meer kon betalen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.M.H. Vriesde, verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de man niet had aangetoond dat de alimentatie niet aan de wettelijke maatstaven voldeed.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juni 2022 heeft de rechtbank de standpunten van beide partijen gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn inkomen had verloren door een beëindiging van zijn dienstverband als beveiliger en nu een bijstandsuitkering ontving. De rechtbank oordeelde dat het inkomensverlies van de man herstelbaar was en dat er geen rechtens relevante wijziging van omstandigheden was die een verlaging van de alimentatie rechtvaardigde. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de gewijzigde omstandigheden aan de zijde van de vrouw, die een eigen onderneming was gestart en haar inkomen had verhoogd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank beslist dat de man met ingang van 1 januari 2022 een kinderalimentatie van € 8,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen. De rechtbank heeft de alimentatie opnieuw berekend op basis van de draagkracht van beide ouders en de behoefte van de kinderen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatie onmiddellijk betaald moet worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn voor beide partijen afzonderlijk.