ECLI:NL:RBROT:2022:6460

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
8802052 CV EXPL 20-35195
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en ontruiming na agressief gedrag huurder

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is een huurovereenkomst tussen een huurder, aangeduid als [naam 1], en de Stichting Maasdelta Groep (MDG) aan de orde. De huurder heeft zich schuldig gemaakt aan agressief gedrag jegens medewerkers van de verhuurder, waaronder bedreigingen en vernielingen in de huurwoning. MDG heeft de huurovereenkomst per 21 oktober 2020 beëindigd en vordert ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat MDG is geslaagd in het leveren van tegenbewijs tegen de stelling van de huurder dat zij zich als een goed huurder heeft gedragen. De kantonrechter oordeelt dat de huurder niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar claims te onderbouwen. De vorderingen van de huurder worden afgewezen, terwijl de vorderingen van MDG tot ontruiming en beëindiging van de huurovereenkomst worden toegewezen. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van MDG toegewezen, terwijl de huurder de kosten in conventie moet betalen. Het vonnis is uitgesproken op 22 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 8802052 CV EXPL 20-35195
datum uitspraak: 22 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam 1],
kantoorhoudende te [plaatsnaam],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
tegen
Stichting Maasdelta Groep,
vestigingsplaats: Spijkenisse,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: aanvankelijk mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse, thans mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ althans ‘[naam 1]’ respectievelijk ‘MDG’ genoemd.

1..De verdere procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 5 maart 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van MDG van 1 april 2021;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 21 mei 2021;
  • de akte van MDG van 24 juni 2021, met de daarbij behorende usb-stick met geluidsopname;
  • de akte uitlaten getuigen van [eiseres];
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor (contra-enquête) van 15 november 2021;
  • de akte houdende overlegging producties van MDG van 7 maart 2022;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor (voortzetting contra-enquête) van 7 maart 2022;
  • de conclusie na getuigenverhoor van [eiseres];
  • de (antwoord)conclusie na enquête van MDG.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Omdat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar samenhangen en gebaseerd zijn op dezelfde feiten, zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld.
2.2.
In het tussenvonnis van 5 maart 2021 is MDG toegelaten tot het leveren van het bewijs van haar stellingen dat [naam 1] medewerkers van MDG agressief heeft bejegend, dat [naam 1] vernielingen heeft aangericht in de woning en dat zij overlast heeft veroorzaakt aan omwonenden, een en ander zoals omschreven in de in 7.3 van dit tussenvonnis deels geciteerde brieven.
2.3.
Ter voldoening aan die bewijsopdracht heeft MDG een viertal schriftelijke getuigenverklaringen overgelegd, zes getuigen doen horen, een geluidsopname overgelegd en een aanvullende productie met klachtmeldingen over de periode van oktober 2021 tot en met februari 2022 overgelegd. [eiseres] heeft drie getuigen laten horen, waaronder [naam 1].
Tegenbewijs, bewijslastverdeling
2.4.
Vooropgesteld wordt, zoals ook in 7.4 van het tussenvonnis van 5 maart 2021 is overwogen, dat in de eerste plaats beoordeeld moet worden of MDG geslaagd is in het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van [eiseres] dat [naam 1] zich als een goed huurder heeft gedragen. Dat tegenbewijs hoeft niet te bestaan in het bewijs van het tegendeel. Voor het slagen van tegenbewijs is voldoende dat MDG het vermoeden dat [naam 1] zich als een goed huurder heeft gedragen, heeft ontzenuwd. Als dat het geval is, zal vervolgens moeten worden beoordeeld of [eiseres] in de contra-enquête het bewijs dat [naam 1] zich als een goed huurder heeft gedragen (alsnog) heeft geleverd (zie HR 26 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8766).
Beoordeling tegenbewijs
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat MDG is geslaagd in het door haar te leveren tegenbewijs. De kantonrechter baseert haar oordeel op de volgende (getuigen)verklaringen:
(verklaring van [naam 2], senior woonconsulente bij MDG, overgelegd als productie 2 bij de akte van MDG van 1 april 2021):
“Op 13 januari 2020 ben ik, samen met mijn collega [naam 3], op huisbezoek geweest bij [naam 1] – [adres]
Aanleiding voor het huisbezoek was een onaangenaam telefoongesprek waarvan mijn collega van het Klant Contact Centrum (hierna KCC) mij op de hoogte bracht. Deze collega had zojuist een telefoongesprek gehad met [naam 1] waarbij [naam 1] schreeuwend en vloekend mijn collega aansprak op het feit dat de woning die mevrouw sinds november 2019 huurt van Maasdelta, niet in orde was. (…) Niet veel later belde mevrouw opnieuw naar het Klant Contact Centrum waarbij mevrouw overstuur aangaf dat ze de flat in brand zou steken en alle ruiten in te slaan. Het KCC heeft mevrouw toen met mij doorverbonden (…)Ik kreeg een mevrouw doorverbonden die op mij meteen behoorlijk agressief over kwam. Ze was direct aan het schelden en uitte dezelfde bedreigingen die ze (dit bleek achteraf) ook had geuit naar mijn collega van het KCC. (…) Op dat moment besloot ik dat het mogelijk kon escaleren en ik besloot om een persoonlijk gesprek met mevrouw aan te gaan. Gelukkig was mijn collega opzichter [naam 3] aanwezig en ik heb hem gevraagd met mij mee te gaan naar [naam 1] (…) Aangekomen bij mevrouw kwam ze behoorlijk opgefokt en vijandig over op ons (…) Wij (..) hebben haar verzocht op een normale toon met ons in gesprek te gaan. Dat hebben we later moeten herhalen want mevrouw bleef tekeer gaan tegen ons. Ik constateerde eveneens dat van twee deuren (slaapkamer- en woonkamerdeur) de ruiten kapot waren en het glas nog op de grond lag. Op mijn vraag waarom deze ruiten kapot waren gaf mevrouw aan dat ze de ruiten uit boosheid uit de deur heeft geslagen. (…) Na het huisbezoek heb ik mevrouw een brief gestuurd met daarin nogmaals bevestigd welke werkzaamheden worden uitgevoerd maar ook nogmaals benoemd dat bedreigingen en verbaal agressief gedrag niet wordt geaccepteerd door Maasdelta.
Daarna heb ik op 20 mei 2020 en op 6 juli 2020 mevrouw nogmaals moeten aanschrijven in verband met de overlast die omwonenden ’s nachts ervaren van schreeuwen en ruzie in de woning. (…) Wij ontvingen opnieuw klachten over het woongedrag van mevrouw dat volgens omwonenden bestaat uit het veelvuldig ruzie met haar partner in de woning, schreeuwen naar medebewoners uit het appartementencomplex tot het met de dood bedreigen van buren. Ik heb nogmaals schriftelijk bevestigd dat Maasdelta het gedrag van mevrouw niet accepteert.”
(verklaring van [naam 3], zelfstandig opzichter, gedurende de laatste 2 jaar fulltime ingehuurd door MDG, overgelegd als productie 1 bij de akte van MDG van 1 april 2021):
“(…) Het eerste contact moment was vanwege het feit dat er enkele opleverklachten waren inzake de woning. Na een moeizaam gesprek en gezien de geschiedenis van [naam 1] is er besloten om tezamen met [naam 2] (Senior Woonconsulente) op bezoek te gaan. Eenmaal daar aangekomen sprongen de emoties van [naam 1] alle kanten op. De ene keer was ze rustig en een minuut later agressief. (…)”
(verklaring van [naam 4], medewerkster MDG, overgelegd als productie 3 bij de akte van MDG van 1 april 2021):
“Op 12-11-2019 belde de bewoonster van de [adres] met het klant contact centrum van Maasdelta. Voor ik haar aan de lijn kreeg had zij twee andere medewerkers aan de lijn gehad (…) Ook in mijn contact met mevrouw, net als bij mijn collega’s, uiten ze bedreigingen aan mijn adres. Ik weet niet meer de precieze bewoordingen maar wat ik me wel herinnering was het behoorlijk heftig. Ook kreeg ik een paar ziektes toegewenst. (…)”
(getuigenverklaring [naam 2] d.d. 21 mei 2021):
“(…) U vraagt mij of ik blijf bij de inhoud van de verklaring, overgelegd als productie 2 bij de akte. Ja, daar blijf ik bij. (…) Ik kreeg het telefoontje door omdat mijn collega’s zich bedreigd voelden en mevrouw aangaf dat ze de flat in brand zou steken en de ramen zou ingooien. Mevrouw schold en bedreigde aan de telefoon. Het was lastig om het gesprek te volgen vanwege de agressieve ondertoon. Ik kan mij geen concrete scheldwoorden herinneren. (…) Mijn collega, [naam 3], en ik zijn op de dag van het telefoontje gelijk langsgegaan. Toen we daar aankwamen was mevrouw nog hoog in haar emotie en kwam ze agressief op ons over. We hebben geprobeerd aan te geven dat we daar waren om de problemen op te lossen. (…) Ik constateerde dat het glas in de deuren van de woonkamer en slaapkamer stuk waren. Mevrouw gaf aan dat ze de ramen er in haar woede uit had geslagen. (…) De brieven van 13 januari 2020 tot en met 7 december 2020 zijn door mij zelf, persoonlijk, in de brievenbus gedaan van [naam 1] en alle correspondentie gaat ook naar de bewindvoerder. (…)”
(getuigenverklaring [naam 3] d.d. 21 mei 2021):
“(…) U vraagt mij naar mijn verklaring, overgelegd als productie 1 bij de akte van 16 maart 2021[bedoeld zal zijn 1 april 2021; toevoeging kantonrechter]
. Ik heb de verklaring zelf geschreven. Ik zou de verklaring wel wat willen afzwakken. Ik vond mevrouw op zich wel agressief maar ik heb mevrouw in haar huis niet echt als een bedreiging ervaren. Ik voel me persoonlijk niet snel bedreigd maar kan me wel voorstellen dat andere mensen zich wel bedreigd zouden voelen omdat [naam 1] best wel fel kan overkomen. Ik weet niet meer precies wat [naam 1] heeft gezegd. Verder klopt mijn verklaring wel. Ik schreef dat de emoties van [naam 1] alle kanten op sprongen toen wij daar aankwamen. U vraagt mij wat ik daarmee bedoel. Mevrouw was eerst boos. Toen we eenmaal hadden uitgelegd dat wij dingen gingen herstellen werd het wat minder. (…) Ik kan me niet herinneren of mevrouw daadwerkelijk tijdens het gesprek heeft gezegd dat zij de ramen uit woede kapot heeft geslagen. (…)”
(getuigenverklaring [naam 5], procesregisseur veiligheid bij de Gemeente Maassluis, d.d. 21 mei 2021):
“Ik herinner mij dat toen mevrouw zich vestigde in Maassluis, ik meen ongeveer 2 jaar geleden, zij binnen no-time in beeld was. Ze had de boel op z’n kop gezet en er was veel ruzie met de buren. Ik ben verantwoordelijk voor complexe problematiek en werk integraal, dus met iedere instelling die betrokken is bij een cliënt. (…) Ik denk dat ik de eerste melding van de politie heb gehad. Deze melding ging over haar gedrag, schreeuwen en agressieve uitingen. Hierdoor viel ze gelijk op. Wij bespreken de casus dan in “de weegtafel” waarin wij wegen of het zwaar genoeg is om in “de veiligheidskamer” te bespreken of dat het kan worden opgelost binnen het wijkteam. Deze mevrouw staat bekend als zorg mijdend wat voor ons een criterium was om de zaak op te schalen naar de veiligheidskamer.(…) Ik heb van de politie, zeker in het begin, ook veel meldingen doorgekregen. (…) De meldingen betroffen ook schelden tegen de buren. Mevrouw gaf mij ook aan dat ze geïrriteerd raakte door leef geluiden van de buren. Dit maakte op mij een iets paranoïde indruk, omdat je zeker bij oudere woningen gewoon meer hoort. Zij meende echt dat de buren dit deden om haar te irriteren. Zij erkende tegenover mij dat ze schold en schreeuwde tegen de buren. (…)”
(getuigenverklaring [naam 6], omwonende, d.d. 21 mei 2021):
“(…) [naam 1] woont op een hogere verdieping schuin boven mij. Ik hoor haar vaak schelden, ruziemaken en hard praten. Ik hoor haar met name in de ochtend, middag en de avond. Ik hoor mevrouw zowel binnen als buiten ruzie maken. (…) U vraagt mij of ik nooit andere buren hoor omdat de appartementen gehorig zijn. Ik hoor nooit zulke heftige harde geluiden van andere buren. Ik hoor wel normale geluiden van de andere appartementen maar niet zo heftig als dit. (…)”
(getuigenverklaring [naam 7], omwonende, d.d. 21 mei 2021):
“(…) Ik woon sinds 1985 op nummer [huisnummer] van de [straatnaam]. (…) Ik ken [naam 1]. Een jaar geleden heeft mevrouw ons in de middag lastiggevallen op ons balkon achter toen wij zaten te eten. Het was de eerste dag van het Ramadan feest in 2020. (…) Zij kwam ook naar haar eigen balkon met haar telefoon in haar hand en begon te gillen. Ze verweet mij dat ik haar aan het afluisteren was. Dit klopte niet, we waren gewoon op het balkon aan het eten. Ze schreeuwde steeds dat wij haar afluisterden. Ze schold met woorden als ‘kanker’. (…)U vraagt mij of [naam 1] mij met de dood heeft bedreigd toen ze tegen mij schreeuwde op het balkon. Ja dit klopt. Dit is meerdere keren gebeurd. (…) Elke keer als [naam 1] op het balkon staat gaat ze tegen mij schelden. (…)”
2.5.1.
[naam 4] heeft verklaard dat [naam 1] haar op 12 november 2019 aan de telefoon agressief heeft benaderd. Weliswaar is deze verklaring niet onder ede afgelegd, maar de kantonrechter heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen nu deze strookt met de wel onder ede afgelegde verklaring van getuige [naam 2]. Getuige [naam 2] heeft voorts verklaard dat [naam 1] ook tegenover haar agressief was aan de telefoon en daarnaast dat [naam 1] aan het begin van het daaropvolgende huisbezoek agressief overkwam. Ook getuige [naam 3] heeft verklaard dat hij [naam 1] toen wel agressief vond. Weliswaar heeft getuige [naam 3] tevens verklaard dat hij [naam 1] toen niet echt als een bedreiging heeft ervaren, maar hij heeft ook verklaard dat hij zich persoonlijk niet snel bedreigd voelt. Dat [naam 1] overlast veroorzaakt aan omwonenden is zowel door getuige [naam 6] als getuige [naam 7] verklaard. Getuige [naam 5] heeft verklaard dat [naam 1] heeft erkend dat zij schold en schreeuwde tegen de buren.
2.5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter schetsen voormelde verklaringen allemaal hetzelfde beeld van [naam 1], namelijk dat van iemand die snel boos word en haar agressie dan niet onder controle heeft. Dat leidt tot scheldpartijen en bedreigingen, zowel gericht tegen medewerkers van MDG als tegen omwonenden. Dat (steeds) sprake zou zijn van een situatie waarin [naam 1] werd uitgedaagd door anderen, blijkt uit niets. Daarmee is het vermoeden dat [naam 1] zich heeft gedragen als een goed huurder, reeds ontzenuwd. Of [naam 1] de ruiten in de deuren van de woonkamer en de slaapkamer heeft vernield – zoals alleen getuige [naam 2] heeft verklaard – kan tegen deze achtergrond in het midden blijven.
Beoordeling bewijs
2.6.
Nu MDG is geslaagd in het leveren van tegenbewijs, is de bewijslast van de stelling dat [naam 1] zich als een goed huurder heeft gedragen weer volledig bij [eiseres] komen te liggen. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] niet voldoende (aanvullend) bewijs heeft geleverd. Tegenover de door MDG overgelegde verklaringen en de verklaringen van de door MDG opgeroepen getuigen staat slechts de verklaring van [naam 1] zelf. De door haar opgeroepen getuigen [naam 8] en [naam 9] verklaren niets waaruit volgt dat die verklaringen onjuist zouden zijn. De verklaring van [naam 1] komt er – samengevat – op neer dat zij zich niet herinnert dat zij zich zou hebben misdragen, dat alles verzonnen zou zijn en dat anderen (ook) overlast zouden veroorzaken. De kantonrechter is van oordeel dat deze enkele verklaring onvoldoende gewicht in de schaal legt tegenover de door MDG overlegde verklaringen en de verklaringen van de namens MDG gehoorde getuigen, te meer nu [naam 1] de door haar geuite beschuldigingen (het drugsgebruik en de overlast van andere flatbewoners) op geen enkele manier heeft onderbouwd.
Conclusie
2.7.
Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat [naam 1] zich als een goed huurder heeft gedragen en – in het verlengde daarvan – dat niet is voldaan aan de voorwaarde om de tijdelijke huurovereenkomst om te zetten naar een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. MDG heeft tijdig, bij brief van 28 juli 2020, aan [naam 1] laten weten dat de huurovereenkomst niet wordt verlengd. De huurovereenkomst is dus geëindigd per 21 oktober 2020. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen. De door MDG in reconventie primair gevorderde verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is geëindigd per 21 oktober 2020 is toewijsbaar.
2.8.
Omdat de huurovereenkomst per 21 oktober 2020 is geëindigd, had het gehuurde uiterlijk op die datum ontruimd moeten worden. Dat heeft [naam 1] niet gedaan. De vordering van MDG strekkende tot veroordeling van [naam 1] om het gehuurde te ontruimen is daarom ook toewijsbaar. De kantonrechter begrijpt deze overigens zo, mede gelet op hetgeen MDG ter toelichting in de conclusie van eis in reconventie heeft geschreven, dat zij niet vordert om [naam 1], maar [eiseres] in haar hoedanigheid van bewindvoerder te veroordelen tot ontruiming. De ontruimingstermijn wordt door de kantonrechter bepaald op veertien dagen na betekening van het vonnis.
2.9.
In het voorgaande ligt besloten dat de door MDG in reconventie voorwaardelijk ingestelde vordering (indien en voor zover in rechte zou komen vast te staan dat tussen partijen een huurovereenkomst voor onbepaalde tijde geldt) geen bespreking meer behoeft.
Proceskosten
2.10.
[eiseres] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen, zowel in conventie als in reconventie. De kantonrechter stelt deze kosten in conventie aan de kant van MDG tot vandaag vast op € 45,- aan getuigentaxen en € 1.125,-,- aan salaris voor de gemachtigde (4,5 punten × € 250,- tarief). Nu het geschil in reconventie voortvloeit uit het geschil in conventie worden de kosten aan de kant van MDG in reconventie tot vandaag vastgesteld op nihil. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de kantonrechter af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
De in reconventie uit te spreken veroordeling tot ontruiming wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van MDG tot vandaag vastgesteld op € 1.170,-;
In reconventie
3.3.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen Maasdelta en [naam 1] ingaande 22 oktober 2019 rechtsgeldig is beëindigd per 21 oktober 2020 door de brief van 28 juli 2020;
3.4.
veroordeelt [eiseres] om de woning aan de Jozef Israëlslaan 52 in Maassluis binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden;
3.5.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van MDG tot vandaag vastgesteld op nihil;
3.6.
verklaart de veroordeling onder 3.4 uitvoerbaar bij voorraad;
In conventie en in reconventie
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
51909