ECLI:NL:RBROT:2022:644

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
C/10/627076 / HA ZA 21-918
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale handelszaak met forumkeuze onder Brussel I bis

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschap B & D PROCESS EQUIPMENT B.V. en de rechtspersoon FENGER BETON UND KIES GMBH & CO. KG. B&D, gevestigd in Rotterdam, is eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident, terwijl Fenger, gevestigd in Duitsland, gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident is. De procedure is gestart met een dagvaarding op 19 juli 2021, gevolgd door een incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring door Fenger en een incidentele conclusie van antwoord van B&D. De rechtbank heeft op 2 februari 2022 vonnis gewezen in het incident.

De kern van het geschil betreft de vraag of de rechtbank Rotterdam internationaal bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van B&D tegen Fenger. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de Brussel I bis verordening, die de regels voor internationale bevoegdheid in burgerlijke en handelszaken regelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de internationale bevoegdheid moet worden beoordeeld aan de hand van de forumkeuze die in de Algemene Verkoop- en Leveringsvoorwaarden van B&D is opgenomen. Fenger betwist de geldigheid van deze forumkeuze en stelt dat de rechtbank onbevoegd is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de forumkeuze in de voorwaarden van B&D niet voldoet aan de vereisten van artikel 25 Brussel I bis, omdat de forumkeuze niet voldoende bepaalbaar is. Hierdoor kan de rechtbank geen bevoegdheid ontlenen aan deze forumkeuze. De rechtbank heeft ook overwogen dat, indien de forumkeuze niet van toepassing is, zij alleen bevoegd kan zijn op basis van artikel 7 Brussel I bis, dat betrekking heeft op verbintenissen uit overeenkomst. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij Fenger de gelegenheid krijgt om te reageren op de stelling van B&D dat de verbintenis tot betaling in Nederland moet worden uitgevoerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/627076 / HA ZA 21-918
Vonnis in incident van 2 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & D PROCESS EQUIPMENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.C. van den Ende te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
FENGER BETON UND KIES GMBH & CO. KG,
gevestigd te Kemberg, Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B. van Mieghem te Rotterdam.
Partijen zullen hierna B & D en Fenger genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 juli 2021, met producties;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
B&D vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Fenger veroordeelt tot betaling van € 146.598,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag dat Fenger in verzuim is met betrekking tot betaling van de openstaande facturen, althans de dag van de dagvaarding, tot de dag van de algehele betaling;
Fenger veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 21.989,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele betaling;
3. voor recht verklaart dat B&D niet aansprakelijk is [voor] de door Fenger gepretendeerde schadevergoeding ter zake van een gestelde constructiefout te voldoen, nu dit contractueel is uitgesloten, alsmede dat B&D niet gehouden is de factuur van Fenger met nummer [factuurnummer] te voldoen,
alles met veroordeling van Fenger in de proceskosten en met afgifte van een certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken als bedoeld in de EEX-Verordening (EU 1215/2012).
2.2.
Hieraan legt Fenger ten grondslag – zeer kort samengevat en zakelijk weergegeven – dat Fenger facturen van B&D onbetaald heeft gelaten en dat de tegenvordering van Fenger een deugdelijke grondslag mist.

3..Het geschil in het incident

3.1.
Fenger vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van B&D bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
B&D voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van Fenger bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in de proceskosten van het incident.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Het geschil in dit incident betreft de vraag of deze rechtbank internationaal bevoegd is kennis te nemen van de vordering van B&D tegen Fenger.
4.2.
Deze internationale bevoegdheid van deze rechtbank moet worden beoordeeld aan de hand van Brussel I bis, de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), die immers zowel materieel, formeel als temporeel van toepassing is. Materieel is Brussel I bis van toepassing, omdat sprake is van een burgerlijke- of handelszaak in de zin van artikel 1 Brussel, namelijk een zaak betreffende de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken. Formeel is Brussel I bis van toepassing, omdat de gedaagde, Fenger, woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat (art. 4 lid 1 Brussel I bis). Temporeel is Brussel I bis van toepassing, omdat de rechtsvordering in deze zaak is ingesteld na 10 januari 2015 (art. 66 Brussel I bis).
4.3.
Voor zover deze rechtbank geen internationale bevoegdheid kan ontlenen aan de bevoegdheidsregels van Brussel I bis, is zij internationaal onbevoegd. Zie artikel 5 Brussel I bis.
4.4.
In dit incident twisten partijen over – kort samengevat en zakelijk weergegeven:
  • i) de toepasselijkheid van een in de Algemene Verkoop- en Leveringsvoorwaarden Versie 2014 van B&D opgenomen forumkeuze;
  • ii) de rechtsgevolgen van die forumkeuze voor de bevoegdheid van deze rechtbank, de rechtbank Rotterdam;
  • iii) de vraag of deze rechtbank bevoegd is op grond van artikel 7 sub 1 Brussel I bis.
De rechtbank ziet in het tot op heden gevoerde partijdebat voldoende aanleiding om eerst vraag (ii) te behandelen, namelijk wat de rechtsgevolgen zijn van genoemde forumkeuze voor haar bevoegdheid.
4.5.
Artikel 20.1 van de Algemene Verkoop- en Leveringsvoorwaarden Versie 2014 van B&D (hierna: de algemene voorwaarden van B&D) bevat een forumkeuze. De originele Nederlandstalige versie van dit artikel luidt als volgt:
“Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel zijn, tussen partijen mochten ontstaan zullen worden voorgelegd:
door de koper / opdrachtgever aan de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam;
door ons te onzer keuze aan genoemde rechtbank of de rechtbank van kopers / opdrachtgevers woonplaats, danwel aan arbiters te benoemen volgens het Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut.”
Volgens Fenger heeft zij niet van deze Nederlandstalige versie van artikel 20.1 kennisgenomen maar uitsluitend van de Duitse vertaling hiervan. Die Duitse vertaling luidt als volgt:
“Sämtliche Streitigkeiten gleich welcher Art (darunter auch solche, die nur von einer der Parteien als Streitigkeit betrachtet werden), die gegebenfalls aus dem Vertrag oder aus Verträgen, die aus diesem Vertrag resultieren, zwischen den Parteien entstehen, werden unterbreitet:
durch den Käufer / Auftraggeber dem Arrondissementsgericht in Rotterdam;
durch uns einem von uns benannten Bericht oder dem Gericht am Sitz des Käufers / Auftraggebers oder einem Schiedsgericht, das gemäβ dem Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut einzusetzen ist.”
Gebleken is dat Fenger heeft begrepen dat het woord “Bericht” in deze Duitse vertaling een spelfout is en daar had moeten staan “Gericht”.
4.6.
Artikel 25 Brussel I bis houdt voorschriften in waaraan een forumkeuze voor een gerecht in een lidstaat moet voldoen. Over de uitleg van artikel 25 Brussel I bis en haar voorgangsters bestaat uitgebreide jurisprudentie van het HvJ EU (HvJ EG).
4.7.
Deze zaak, die, als gezegd, de koop en verkoop betreft van roerende lichamelijk zaken, is aangebracht door B&D. B&D is de verkoper, Fenger de koper. De bevoegdheidsregel onder a van de forumkeuze mist dan ook toepassing in deze zaak, zoals ook niet in geschil is tussen partijen.
4.8.
Evenmin is in geschil dat met “uns” in de bevoegdheidsregel onder b, B&D is bedoeld. Wél is in geschil of deze rechtbank bevoegd is op grond van die bevoegdheidsregel.
4.9.
Fenger is van mening dat deze rechtbank bevoegd is op grond van het gedeelte van de bevoegdheidsregel onder b dat voorafgaat aan “oder” (in de Nederlandstalige versie: “of”). B&D betwist dat.
4.10.
De rechtbank stelt nu eerst voorop dat haar bevoegdheid in ieder geval niet kan volgen uit de vermelding in de bevoegdheidsregel onder b van “de rechtbank van kopers / opdrachtgevers woonplaats”, omdat de woonplaats van Fenger in Duitsland is gelegen.
4.11.
Voor haar standpunt dat de bevoegdheid van deze rechtbank ook niet kan volgen uit het hierboven in r.o. 4.9 genoemde eerste gedeelte van de bevoegdheidsregel onder b baseert Fenger zich op de hierboven weergegeven Duitse vertaling van artikel 20.1. B&D is daar vervolgens in meegegaan. Vergelijk randnummers 6.4 en 6.5 van de incidentele conclusie van antwoord. Bij de beoordeling of deze rechtbank wél bevoegd is op grond van het hierboven in r.o. 4.9 genoemde eerste gedeelte van de bevoegdheidsregel onder b vormt voor de rechtbank dus alleen de Duitse vertaling van artikel 20.1 de relevante tekst en niet (tevens) de originele Nederlandstalige versie.
4.12.
Het Duitse werkwoord “unterbreiten” heeft als vertaling “(uit)spreiden” dan wel “leggen onder” en het Duitse werkwoord “benennen” “benoemen” of “een naam geven” dan wel “aanwijzen”, “aanduiden” of “benoemen” (bron: Van Dale woordenboek Duits-Nederlands). Het hier relevante gedeelte van bovengenoemde Duitse vertaling van artikel 20.1 mocht dan ook door B&D worden begrepen alsof hier stond:
“worden uitgespreid (voorgelegd?)
[…]
b door ons aan
eendoor ons aangewezen gerecht”. [cursivering RECHTBANK]
Dit gedeelte van de forumkeuze van artikel 20.1 voldoet niet aan de vereisten van artikel 25 Brussel I bis. Weliswaar is voor de geldigheid van een forumkeuzebeding strikt genomen niet vereist dat de forumkeuze zodanig is geformuleerd dat slechts op grond van de bewoordingen ervan reeds kan worden bepaald welk gerecht van een lidstaat bevoegd is, maar wél is noodzakelijk dat de forumkeuze de objectieve elementen bevat op grond waarvan partijen overeenstemming hebben bereikt over de keuze van het gerecht van een lidstaat. Zie HvJ EG 9 november 2000,
NJ2001/599 (
CoreckMaritime/Handelsveem) en HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU6545,
NJ2012/128 (
Roucar Gear/4Stroke). Ook aan dát vereiste is hier niet voldaan.
4.13.
Deze rechtbank kan dus geen bevoegdheid ontlenen aan de in artikel 20.1 van de algemene voorwaarden van B&D opgenomen forumkeuze. De hierboven in r.o. 4.4 genoemde vraag onder (i) of deze forumkeuze van toepassing is, kan dus onbeantwoord worden gelaten.
4.14.
Anders dan Fenger lijkt te menen, volgt uit de bevoegdheidsregel onder b van de forumkeuze echter ook niet dat het gerecht van de woonplaats van Fenger in de onderhavige zaak exclusief bevoegd is.
4.15.
Het bovenstaande betekent dat deze rechtbank alleen nog maar bevoegd kan zijn, indien voldaan is aan de bevoegdheidsregeling van artikel 7, aanhef en sub 1, Brussel I bis. Deze regeling luidt als volgt:
Artikel 7 Brussel I bis
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
1.
a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
b) voor de toepassing van deze bepaling is, tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering van de verbintenissen die aan de eis ten grondslag ligt:
- voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden;
- voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;
c) punt a) is van toepassing indien punt b) niet van toepassing is.
4.16.
Fenger heeft nog niet kunnen reageren op de volgende stelling van B&D in haar incidentele conclusie van antwoord, die betrekking heeft op artikel 7, aanhef en sub 1, Brussel I bis en – aangehaald voor zover relevant – als volgt luidt:
“[…] de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt (hier: de verbintenis tot betaling) moet in Nederland worden uitgevoerd (betaling moet worden gedaan aan de woonplaats van de schuldeiser op het tijdstip van betaling – artikel 6:116 BW). Op grond van het bepaalde in artikel 7 Brussel I bis […] heeft de Nederlandse rechter, meer in het bijzonder de rechtbank Rotterdam als plaats waar de eisende partij gevestigd is, rechtsmacht.”
4.17.
De zaak zal dan ook naar de rol worden verwezen voor het nemen door Fenger van een akte voor een reactie op deze stelling.
4.18.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 2 maart 2022 voor het nemen door Fenger van een akte als bedoeld in r.o. 4.16 hierboven zonder dat B&D vervolgens meteen bij (antwoord)akte op die akte van Fenger mag reageren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.
901/638