Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaardingen van 2 en 26 juli 2021, met bijlagen;
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid;
- het antwoord in het incident;
- het vonnis in het incident;
- het antwoord (in de hoofdzaak) met bijlagen;
- het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van [gedaagde] van 30 maart 2022 met bijlagen;
- de brieven van Flex van 1 en 4 april 2022 met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] ;
- de pleitnotities van Flex;
- de dupliek, met bijlagen;
- de akte uitlaten producties van Flex.
2..De feiten
- doorleen uren salaris € 643,24
- ICT € 87,93
- verzuimverzekering € 50,-
- reiskosten € 32,50
- onkosten € 18,-
- btw € 174,65
3..Het geschil
- [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 14.211,34 aan hoofdsom en € 917,11 aan buitengerechtelijke kosten, met rente;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4..De beoordeling
[naam 2][kantonrechter: [naam 2] ]
betaalde het naar mijn weten en de helft factureerde zij weer door naar [naam 3][kantonrechter: [naam 3] ]
.” [gedaagde] stelt dat deze verklaring ziet op de periode tot 2018. Echter valt niet in te zien hoe deze verklaring daarop kan zien. [gedaagde] heeft immers zelf in haar conclusie van antwoord onderbouwd dat zij in deze periode rechtstreeks facturen ontving van [naam bedrijf 3]
Zo ver ik weet is [naam 1][kantonrechter: [naam 1] ]
toen op de payroll gekomen van [naam 2] echter werkte [naam 1] voor zowel de [naam bedrijf 1] alsook voor de [naam bedrijf 2] olv [naam 3] . Afspraak was; delen van de werkzaamheden en dus ook de kosten.” [gedaagde] heeft in reactie op deze verklaring de blote stelling ingenomen dat [naam 5] niet op de hoogte was van de kostenstructuur. Echter heeft zij dit niet onderbouwd.