In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en [naam], die als gedaagde fungeert. De eiseres, Stichting Havensteder, heeft een vordering ingesteld wegens huurachterstand van [naam] met betrekking tot een huurovereenkomst voor een woning. De gedaagde heeft gedurende de periode van november 2020 tot en met mei 2022 een totaalbedrag van € 3.345,42 aan huur niet betaald. Ondanks een aanmaning van 14 september 2021 om de openstaande huur te voldoen, heeft [naam] niet gereageerd. Per 7 maart 2022 is er bovendien een bewind ingesteld over de goederen van [naam], waarbij [gedaagde] als bewindvoerder is aangesteld.
De vordering van Stichting Havensteder omvatte onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De rechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming toegewezen, met een termijn van 14 dagen na de ontbinding voor de ontruiming. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechter heeft ook een betalingsregeling goedgekeurd, waarbij [gedaagde] het verschuldigde bedrag in termijnen kan voldoen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders om tijdig huur te betalen en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen, inclusief de mogelijkheid van ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.