4.1.2.Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen de tenlastegelegde voorwerpen en een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Ten aanzien van het vermoeden van witwassen overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.2.1.
Aanschaf panden aan de [naam locatie] in Rotterdam
[naam vastgoedbedrijf 1] (hierna: [naam vastgoedbedrijf 1] ), waarvan de verdachte 50% van de aandelen bezit en bestuurder is, heeft tussen april 2011 en juni 2013 drie panden aangeschaft gelegen aan de [naam locatie] in Rotterdam voor een totale koopsom van € 795.000,-. Dat deze panden feitelijk van de verdachte en haar echtgenoot, de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , zijn, blijkt uit het volgende.
In de woning van de verdachte en is een handgeschreven notitie aangetroffen met daarop een overzicht van de onroerende zaken die zij in eigendom hebben. Op dit overzicht staan tevens de panden vermeld die op naam staan van [naam vastgoedbedrijf 1] als waren zij eigendom van de verdachte en [naam medeverdachte 1] .
Daarnaast heeft de verdachte contante stortingen op de bankrekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] gedaan en heeft zij vanaf haar bankrekening € 7.170,- overgemaakt aan de notaris voor de aankoop van [adres 1] in Rotterdam nadat dit bedrag contant op haar bankrekening was gestort. Verder hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] de verbouwingen van de panden geregeld. Alleen de verbouwing aan het pand op de [adres 3] in Rotterdam, waar de verdachte en [naam medeverdachte 1] zelf woonden, wordt al getaxeerd op € 377.000,-. Op de bankrekeningen zijn echter nagenoeg geen betalingen te zien die betrekking hebben op de verbouwingen van de panden. Zoals hierna verder zal worden besproken, zijn er door de verdachte en [naam medeverdachte 1] tevens grote contante betalingen gedaan voor onder meer het plaatsen van een badkamer en keuken op de [adres 3] in Rotterdam. Uit het dossier blijkt daarnaast geen enkele betrokkenheid bij deze verbouwingen van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , die tevens bestuurder is van [naam vastgoedbedrijf 1] en de overige 50% van de aandelen bezit. Evenmin blijkt dat de gemaakte verbouwingskosten door [naam vastgoedbedrijf 1] worden betaald.
Tot slot worden er enkele malen huurpenningen contant en giraal ontvangen door de verdachte en [naam medeverdachte 1] voor de panden die in eigendom aan [naam vastgoedbedrijf 1] zouden toebehoren.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de panden aan de [naam locatie] in Rotterdam feitelijk aan de verdachte en [naam medeverdachte 1] toebehoren.
Het onroerend goed aan de [naam locatie] in Rotterdam is (grotendeels) aangeschaft met geld afkomstig van de bankrekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] . De herkomst van dit geld bestaat voornamelijk uit contante stortingen van in totaal € 286.353,- op de bankrekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] door (in ieder geval) de verdachte en [naam medeverdachte 2] en overboekingen van [naam vastgoedbedrijf 2] (hierna: [naam vastgoedbedrijf 2] ) van in totaal € 338.600,- en [naam vastgoedbedrijf 3] (hierna: [naam vastgoedbedrijf 3] ) van in totaal € 103.525,47. Daarnaast maakt [naam medeverdachte 2] in totaal € 20.000,- over nadat dit bedrag contant op zijn rekening was gestort.
[naam medeverdachte 2] is eigenaar van [naam vastgoedbedrijf 3] en bezit 50% van de aandelen in [naam vastgoedbedrijf 2] . De andere 50% is in het bezit van zijn echtgenote. In de beperkte periode waarover de bankafschriften van [naam vastgoedbedrijf 2] zijn uitgeleverd is te zien dat ook hier contante stortingen plaats vinden voorafgaand aan de overboekingen naar [naam vastgoedbedrijf 1] .
De herkomst van de overgeboekte geldbedragen voor de aanschaf van de panden zou gelegen zijn in een leenovereenkomst van 19 maart 2011 waarbij [naam vastgoedbedrijf 2] een geldlening verstrekt zou hebben aan [naam vastgoedbedrijf 1] voor een bedrag van maximaal € 850.000,-. De rechtbank stelt vast dat er in deze leenovereenkomst geen zekerheid is bedongen voor de lening. Tevens staat vast dat feitelijk geen rente wordt betaald door [naam vastgoedbedrijf 1] aan [naam vastgoedbedrijf 2] en de leningen voor de aanschaf van de panden aan de [naam locatie] in Rotterdam ook niet voorkomen in de jaarcijfers over 2011 en 2012 van [naam vastgoedbedrijf 2] . Tot slot heeft [naam vastgoedbedrijf 2] onvoldoende vrije beschikbare middelen en vermogen om een dergelijk bedrag uit te lenen. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat er geen sprake is of is geweest van een daadwerkelijke lening vanuit [naam vastgoedbedrijf 2] aan [naam vastgoedbedrijf 1] .
Voor de aanschaf van deze panden hebben de verdachte en de [naam medeverdachte 1] derhalve ten minste een bedrag van € 313.523,- (€ 7.170,-, € 286.353,- en € 20.000,-) aan contant geld gebruikt.
4.1.2.2.
Onroerende zaak “ [naam appartement] ” in [plaats] , [land]
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben op 13 augustus 2012 een koopcontract gesloten voor het onroerend goed “ [naam appartement] ” in [plaats] , [land] voor een koopsom van € 116.000,-.
Vanaf de Nederlandse bankrekening van de verdachte is in totaal € 34.800,- overgeboekt naar de bankrekening van de verkoper en nog eens € 10.950,- betaald aan notariskosten en kosten voor de aanschaf. Voorafgaand aan de overboekingen vonden er steeds contante stortingen plaats op de bankrekening.
Op de bankrekening van de verdachte in [land] is te zien dat in 2012 in totaal € 78.000,- contant is gestort. Vervolgens is er € 74.200,- overgemaakt naar de verkoper.
Er is een leningsovereenkomst aangetroffen van 1 augustus 2012 tussen [naam medeverdachte 2] en de verdachte voor een bedrag van € 140.000,- ten behoeve van de aanschaf van de onroerende zaak in [plaats] , [land] . De lening zou 10 jaar lopen met een maandelijkse betaling van
€ 1.485,- vanaf februari 2014.
De rechtbank stelt vast dat deze lening niet daadwerkelijk is verstrekt en overweegt daartoe het volgende. Allereerst is de overeenkomst ongetekend en zijn er op geen enkele bankrekening betalingen te zien die zijn gedaan door of aan [naam medeverdachte 2] . Ook is er geen bedrag van € 140.000,- ontvangen of aan anderen een bedrag van € 1.485,- per maand betaald.
In totaal is er door de verdachte en [naam medeverdachte 1] derhalve € 119.950,- aan contante geldbedragen gebruikt voor de aankoop van de onroerende zaak “ [naam appartement] ” in [plaats] , [land] .
4.1.2.3.
[adres 4] in Rotterdam
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben de onroerende zaak aan de [adres 4] in Rotterdam op 5 februari 2013 aangeschaft voor een koopsom van € 165.000,-. Volgens bouwtechnisch onderzoek bedroegen de verbouwingskosten nog eens € 30.954,-. Er is een hypotheek verstrekt van € 163.000,-.
Vanaf de bankrekening van [naam medeverdachte 1] is op 5 februari 2013 een bedrag van € 11.418,11,- overgeboekt naar de rekening van de notaris. Dit bedrag was afkomstig van contante stortingen.
Daarnaast is er op 5 februari 2013 € 31.000,- overgemaakt naar de notaris vanaf de bankrekening van [naam medeverdachte 2] , de schoonvader van de verdachte. Op deze bankrekening was eerder in december 2012 in totaal € 27.220,- contant gestort. De schoonvader van de verdachte heeft verklaard dat hij nooit de beschikking heeft gehad over contant geld.
Tot slot zijn de verbouwing en de materialen daarvoor niet via de bankrekeningen betaald, terwijl de verbouwing wel heeft plaatsgevonden.
In totaal is er door de verdachte en [naam medeverdachte 1] dus € 69.592,11 (€ 11.418,11, € 27.220,- en
€ 30.954,-) aan contant geld gebruikt voor de aanschaf respectievelijk verbouwing van deze woning.
4.1.2.4.
[adres 5] in Rotterdam
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben de onroerende zaak aan de [adres 5] in Rotterdam op 14 februari 2014 aangeschaft voor een koopsom van € 160.000,-. Er is een hypotheek verstrekt voor € 100.000,-.
[naam medeverdachte 1] heeft op 13 februari 2014 € 42.000,- betaald aan de notaris. Hieraan voorafgaand ontving hij € 40.000,- van zijn vader. Dit bedrag is echter contant op de bankrekening van zijn vader gestort vanaf een locatie vlakbij de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] . Zoals hiervoor vermeld heeft de schoonvader van de verdachte verklaard dat hij nooit de beschikking heeft gehad over contant geld.
Vanaf de bankrekening van de verdachte is in totaal € 23.000,- overgeboekt naar de notaris. In dezelfde periode is er € 21.100,- contant op haar bankrekening gestort.
In totaal is er door de verdachte en [naam medeverdachte 1] derhalve een contant geldbedrag van € 61.100,- gebruikt voor de aanschaf van dit pand.
4.1.2.5.
Contante uitgaven
Er is een bedrag van € 86.000,- contant betaald voor de aanschaf van een keuken die op 23 juli 2013 is geplaatst in de woning aan de [adres 3] in Rotterdam. De contante betalingen zijn gedaan door [naam medeverdachte 1] .
Daarnaast is er in mei/juni 2013 een bedrag van € 38.500,- contant betaald voor de aanschaf van een badkamer voor de woning aan de [adres 3] in Rotterdam. Deze contante betalingen zijn gedaan door de verdachte onder andere met in het legale betalingsverkeer ongebruikelijke coupures van € 500,-.
4.1.2.6.
Volkswagen Passat/ Boot Adventure V-550/ Motorfiets Gilera Fuoco/ Vespa S-Sport
Uit het dossier is niet gebleken van enige betrokkenheid van de verdachte bij de aanschaf van de ten laste gelegde Volkswagen Passat, Adventure boot, motorfiets Gilera Fuoco en Vespa S-Sport. In lijn met de officier van justitie zal de rechtbank de verdachte voor dit deel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
4.1.2.7.
Rolex Daytona horloge
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] is een Rolex Daytona horloge aangetroffen. Dit horloge is in september 2012 aangekocht in Italië voor een bedrag van € 28.500,-. Een girale betaling is niet naar voren gekomen uit het onderzoek. Dit horloge is aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte en [naam medeverdachte 1] , zodat beiden dit horloge voorhanden hebben gehad.
4.1.2.8.
Contant aangetroffen geldbedrag
Tot slot is er in de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal € 20.335,-, waaronder 21 ongebruikelijke coupures van € 500,-.
4.1.2.9.
Ter beschikking staande contante geldbedragen
Gelet op het hierboven overwogene hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] ten minste een totaalbedrag van € 737.500,11 aan contant geld ter beschikking gehad.
Panden aan de [naam locatie] in Rotterdam
€ 313.523,-
Totaal feit 1 € 313.523,-
“ [naam appartement] ” in [plaats] , [land] € 119.950,-
[adres 4] in Rotterdam € 69.592,11
[adres 5] in Rotterdam € 61.100,-
Keuken [adres 3] in Rotterdam € 86.000,-
Badkamer [adres 3] in Rotterdam € 38.500,-
Rolex Daytona
€ 28.500,-
Totaal feit 2 € 403.642,11
Aangetroffen geldbedrag
€ 20.335,-
Totaal feit 3 € 20.335,-
Totaal € 737.500,11
4.1.2.10.
Geregistreerd inkomen
[naam medeverdachte 1] heeft tussen 2008 tot en met 2014 minimaal € 6.144,- (in 2010) en maximaal € 33.831,- (2011) per jaar verdiend. De verdachte had geen geregistreerd inkomen van 2008 tot en met 2012 en ontving in 2013 en 2014 respectievelijk € 8.641,- en € 8.615,- aan salaris per jaar van [naam vastgoedbedrijf 1] .
Gelet op de hoogte van het gezamenlijk inkomen van de verdachte en [naam medeverdachte 1] kunnen de contante stortingen op de bankrekeningen en de contante uitgaven aan goederen en onroerend goed derhalve niet door beider geregistreerde inkomen worden verklaard. Ook de contante inkomsten uit de keukenhandel van [naam medeverdachte 1] (in 2013 in totaal € 569,92, in 2014
€ 6.464,40 en in 2015 maximaal € 20.920,-) en de nagelstudio van de verdachte (in totaal
€ 10.716 in 2013) kunnen deze grote contante geldbedragen niet verklaren.
Bovendien wordt [naam medeverdachte 1] , de echtgenoot van de verdachte, in verband gebracht met verdovende middelen. In de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn aantekeningen en een USB-stick aangetroffen die vermoedelijk zien op het vervaardigen van dan wel de handel in verdovende middelen en in de slaapkamer is een hoeveelheid (meer dan een gebruikershoeveelheid) verdovende middelen aangetroffen.
4.1.4.Verklaring verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]
4.1.4.1.
Verklaring verdachte
De verdachte verklaart kort gezegd dat zij getekend heeft voor de aankoop van de huizen door [naam vastgoedbedrijf 1] . De afspraak met [naam medeverdachte 2] was dat zij en de verdachte de huizen zouden verbouwen en verhuren. De huurders betaalden de huur aan [naam vastgoedbedrijf 1] of [naam medeverdachte 2] . Zij weet niets over de herkomst van het geld, alleen dat het met geld van [naam vastgoedbedrijf 1] is gekocht. De leningsovereenkomst tussen [naam vastgoedbedrijf 2] en [naam vastgoedbedrijf 1] heeft zij nog nooit gezien. Het pand in [plaats] is gekocht met geld vanuit Nederland en Bulgarije . Haar man heeft gespaard en verder weet zij het niet.
Verder heeft zij geld ontvangen van de verkopen van grond door haar vader. Zij zou papieren kunnen regelen om dit te bewijzen.
4.1.4.2.
Verklaring medeverdachte [naam medeverdachte 1]
Kort gezegd komt de verklaring van [naam medeverdachte 1] erop neer dat hij in 2010 een erfenis heeft ontvangen van zijn moeder. De erfenis heeft hij gebruikt bij de aanschaf van de [adres 4] . Daarnaast heeft zijn moeder geld dat hij verdiende voor hem gespaard. Dat geld zat in de kluis van zijn moeder. Hij zou bewijzen en bankafschriften opgevraagd hebben en daar staat ook het bedrag van zijn moeder in. Ook had zijn moeder volgens hem een schriftje waarin zij een en ander bijhield. Verder neemt hij altijd het geld dat op zijn bankrekening staat contant op en heeft hij dus altijd de beschikking over contant geld.
[naam medeverdachte 2] zou de panden aan de [naam locatie] in Rotterdam hebben gefinancierd via [naam vastgoedbedrijf 1] . Hij dacht dat de financiering uit [naam vastgoedbedrijf 2] is gekomen. Na vijf jaar zou hij met de opbrengst van de verhuur van de panden [naam medeverdachte 2] terugbetalen. De herkomst van de gelden kent hij niet. De leningsovereenkomst tussen [naam vastgoedbedrijf 2] en [naam vastgoedbedrijf 1] heeft hij nog nooit gezien. De andere panden zijn gefinancierd met hypotheken en met eigen geld. Tegenover de aankoop van “ [naam appartement] ” in [plaats] , [land] staat een geldlening van [naam medeverdachte 2] .
4.1.4.3.
Verklaring medeverdachte [naam medeverdachte 2]
verklaart kort gezegd dat de financiering van de panden door [naam vastgoedbedrijf 1] afkomstig is van een lening van [naam vastgoedbedrijf 2] . [naam medeverdachte 2] verklaarde dat hij niet precies weet wat er boekhoudkundig bij [naam vastgoedbedrijf 2] moest worden verantwoord of hoe dat is gedaan. [naam vastgoedbedrijf 2] heeft geld verdiend met de handel in scheepsladingen hout vanaf 2010. Ook heeft [naam vastgoedbedrijf 2] geld verdiend met het onderhoud aan gebouwen en parken. De hoofdactiviteit was echter een houtfabriek, het is een hoofdleverancier van pallets. De lening van [naam vastgoedbedrijf 2] aan [naam vastgoedbedrijf 1] is deels gefinancierd uit eigen middelen en deels met leningen van banken. Hij verklaarde dat zijn inkomen in de jaren van de aanschaf van het onroerend goed door [naam vastgoedbedrijf 1] voldoende was om dit te bekostigen. Daarnaast verklaarde hij dat hij hoogstwaarschijnlijk opbrengsten van verkochte onroerende zaken heeft gebruikt voor de aanschaf van de panden in Nederland.
Over de contante uitgaven en stortingen op rekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] , [naam vastgoedbedrijf 2] en van hemzelf in privé verklaarde hij dat deze bedragen afkomstig zijn van zakelijke activiteiten. De bedragen die afkomstig zijn van [naam vastgoedbedrijf 2] betreffen de winst van [naam vastgoedbedrijf 2] die zowel contant als giraal is ontvangen. Geconfronteerd met de jaarcijfers van [naam vastgoedbedrijf 2] dat de uitgeleende bedragen niet zouden kunnen zijn uitgeleend, verklaarde hij dat de jaarcijfers eerder niet klopten.
Contante stortingen op rekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] kunnen afkomstig zijn uit privé inkomsten, activiteiten uit ondernemingen en leningen. Hij heeft, kort voor de stortingen, bedragen ontvangen van debiteuren. Hij weet niet meer hoe dat exact is gegaan destijds.
Het geldbedrag dat afkomstig is van [naam vastgoedbedrijf 3] is afkomstig uit activiteiten van de onderneming [naam vastgoedbedrijf 3] .