ECLI:NL:RBROT:2022:6399

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
10/996561-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen van onroerend goed en contante geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van gewoontewitwassen. De verdachte werd verweten betrokken te zijn bij het witwassen van een aantal onroerende zaken in Rotterdam, een appartement in Bulgarije, contante geldbedragen en een Rolex horloge. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte gedurende een periode van meer dan vier jaar onroerend goed had verworven met geld dat afkomstig was uit misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte een gewoonte hebben gemaakt van het witwassen van criminele gelden, wat een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij rekening is gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van de onroerende zaken en het geldbedrag gevorderd, aangezien deze geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de witwaspraktijken als bewezen verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996561-15
Datum uitspraak: 15 juli 2022
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
  • verbeurdverklaring van:
o de woning aan de [adres 1] te Rotterdam;
o de woning aan de [adres 2] te Rotterdam;
o de woning aan de [adres 3] te Rotterdam;
o de woning aan de [adres 4] te Rotterdam;
o de woning aan de [adres 5] te Rotterdam;
o het onroerend goed “ [naam appartement] , in [plaats] [land] ”;
o het geldbedrag ad. € 20.335,-.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 1, 2 en 3
4.1.1.1.
Beoordelingskader witwassen
Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van een drietal panden gelegen aan de [naam locatie] in Rotterdam (feit 1), een drietal onroerende zaken, te weten twee panden gelegen aan de [adres 4] en [adres 5] in Rotterdam en een appartement in [plaats] , [land] , een zevental contante geldbedragen en een vijftal goederen (feit 2) en een geldbedrag van
€ 20.335,- (feit 3). De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor een veroordeling voor witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde voorwerp uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het tenlastegelegde voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen.
De rechtbank beoordeelt aan de hand van het zogeheten zes-stappen-arrest (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481) of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
4.1.2.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen de tenlastegelegde voorwerpen en een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Ten aanzien van het vermoeden van witwassen overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.2.1.
Aanschaf panden aan de [naam locatie] in Rotterdam
[naam vastgoedbedrijf 1] (hierna: [naam vastgoedbedrijf 1] ), waarvan de verdachte 50% van de aandelen bezit en bestuurder is, heeft tussen april 2011 en juni 2013 drie panden aangeschaft gelegen aan de [naam locatie] in Rotterdam voor een totale koopsom van € 795.000,-. Dat deze panden feitelijk van de verdachte en haar echtgenoot, de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , zijn, blijkt uit het volgende.
In de woning van de verdachte en is een handgeschreven notitie aangetroffen met daarop een overzicht van de onroerende zaken die zij in eigendom hebben. Op dit overzicht staan tevens de panden vermeld die op naam staan van [naam vastgoedbedrijf 1] als waren zij eigendom van de verdachte en [naam medeverdachte 1] .
Daarnaast heeft de verdachte contante stortingen op de bankrekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] gedaan en heeft zij vanaf haar bankrekening € 7.170,- overgemaakt aan de notaris voor de aankoop van [adres 1] in Rotterdam nadat dit bedrag contant op haar bankrekening was gestort. Verder hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] de verbouwingen van de panden geregeld. Alleen de verbouwing aan het pand op de [adres 3] in Rotterdam, waar de verdachte en [naam medeverdachte 1] zelf woonden, wordt al getaxeerd op € 377.000,-. Op de bankrekeningen zijn echter nagenoeg geen betalingen te zien die betrekking hebben op de verbouwingen van de panden. Zoals hierna verder zal worden besproken, zijn er door de verdachte en [naam medeverdachte 1] tevens grote contante betalingen gedaan voor onder meer het plaatsen van een badkamer en keuken op de [adres 3] in Rotterdam. Uit het dossier blijkt daarnaast geen enkele betrokkenheid bij deze verbouwingen van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , die tevens bestuurder is van [naam vastgoedbedrijf 1] en de overige 50% van de aandelen bezit. Evenmin blijkt dat de gemaakte verbouwingskosten door [naam vastgoedbedrijf 1] worden betaald.
Tot slot worden er enkele malen huurpenningen contant en giraal ontvangen door de verdachte en [naam medeverdachte 1] voor de panden die in eigendom aan [naam vastgoedbedrijf 1] zouden toebehoren.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de panden aan de [naam locatie] in Rotterdam feitelijk aan de verdachte en [naam medeverdachte 1] toebehoren.
Het onroerend goed aan de [naam locatie] in Rotterdam is (grotendeels) aangeschaft met geld afkomstig van de bankrekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] . De herkomst van dit geld bestaat voornamelijk uit contante stortingen van in totaal € 286.353,- op de bankrekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] door (in ieder geval) de verdachte en [naam medeverdachte 2] en overboekingen van [naam vastgoedbedrijf 2] (hierna: [naam vastgoedbedrijf 2] ) van in totaal € 338.600,- en [naam vastgoedbedrijf 3] (hierna: [naam vastgoedbedrijf 3] ) van in totaal € 103.525,47. Daarnaast maakt [naam medeverdachte 2] in totaal € 20.000,- over nadat dit bedrag contant op zijn rekening was gestort.
[naam medeverdachte 2] is eigenaar van [naam vastgoedbedrijf 3] en bezit 50% van de aandelen in [naam vastgoedbedrijf 2] . De andere 50% is in het bezit van zijn echtgenote. In de beperkte periode waarover de bankafschriften van [naam vastgoedbedrijf 2] zijn uitgeleverd is te zien dat ook hier contante stortingen plaats vinden voorafgaand aan de overboekingen naar [naam vastgoedbedrijf 1] .
De herkomst van de overgeboekte geldbedragen voor de aanschaf van de panden zou gelegen zijn in een leenovereenkomst van 19 maart 2011 waarbij [naam vastgoedbedrijf 2] een geldlening verstrekt zou hebben aan [naam vastgoedbedrijf 1] voor een bedrag van maximaal € 850.000,-. De rechtbank stelt vast dat er in deze leenovereenkomst geen zekerheid is bedongen voor de lening. Tevens staat vast dat feitelijk geen rente wordt betaald door [naam vastgoedbedrijf 1] aan [naam vastgoedbedrijf 2] en de leningen voor de aanschaf van de panden aan de [naam locatie] in Rotterdam ook niet voorkomen in de jaarcijfers over 2011 en 2012 van [naam vastgoedbedrijf 2] . Tot slot heeft [naam vastgoedbedrijf 2] onvoldoende vrije beschikbare middelen en vermogen om een dergelijk bedrag uit te lenen. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat er geen sprake is of is geweest van een daadwerkelijke lening vanuit [naam vastgoedbedrijf 2] aan [naam vastgoedbedrijf 1] .
Voor de aanschaf van deze panden hebben de verdachte en de [naam medeverdachte 1] derhalve ten minste een bedrag van € 313.523,- (€ 7.170,-, € 286.353,- en € 20.000,-) aan contant geld gebruikt.
4.1.2.2.
Onroerende zaak “ [naam appartement] ” in [plaats] , [land]
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben op 13 augustus 2012 een koopcontract gesloten voor het onroerend goed “ [naam appartement] ” in [plaats] , [land] voor een koopsom van € 116.000,-.
Vanaf de Nederlandse bankrekening van de verdachte is in totaal € 34.800,- overgeboekt naar de bankrekening van de verkoper en nog eens € 10.950,- betaald aan notariskosten en kosten voor de aanschaf. Voorafgaand aan de overboekingen vonden er steeds contante stortingen plaats op de bankrekening.
Op de bankrekening van de verdachte in [land] is te zien dat in 2012 in totaal € 78.000,- contant is gestort. Vervolgens is er € 74.200,- overgemaakt naar de verkoper.
Er is een leningsovereenkomst aangetroffen van 1 augustus 2012 tussen [naam medeverdachte 2] en de verdachte voor een bedrag van € 140.000,- ten behoeve van de aanschaf van de onroerende zaak in [plaats] , [land] . De lening zou 10 jaar lopen met een maandelijkse betaling van
€ 1.485,- vanaf februari 2014.
De rechtbank stelt vast dat deze lening niet daadwerkelijk is verstrekt en overweegt daartoe het volgende. Allereerst is de overeenkomst ongetekend en zijn er op geen enkele bankrekening betalingen te zien die zijn gedaan door of aan [naam medeverdachte 2] . Ook is er geen bedrag van € 140.000,- ontvangen of aan anderen een bedrag van € 1.485,- per maand betaald.
In totaal is er door de verdachte en [naam medeverdachte 1] derhalve € 119.950,- aan contante geldbedragen gebruikt voor de aankoop van de onroerende zaak “ [naam appartement] ” in [plaats] , [land] .
4.1.2.3.
[adres 4] in Rotterdam
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben de onroerende zaak aan de [adres 4] in Rotterdam op 5 februari 2013 aangeschaft voor een koopsom van € 165.000,-. Volgens bouwtechnisch onderzoek bedroegen de verbouwingskosten nog eens € 30.954,-. Er is een hypotheek verstrekt van € 163.000,-.
Vanaf de bankrekening van [naam medeverdachte 1] is op 5 februari 2013 een bedrag van € 11.418,11,- overgeboekt naar de rekening van de notaris. Dit bedrag was afkomstig van contante stortingen.
Daarnaast is er op 5 februari 2013 € 31.000,- overgemaakt naar de notaris vanaf de bankrekening van [naam medeverdachte 2] , de schoonvader van de verdachte. Op deze bankrekening was eerder in december 2012 in totaal € 27.220,- contant gestort. De schoonvader van de verdachte heeft verklaard dat hij nooit de beschikking heeft gehad over contant geld.
Tot slot zijn de verbouwing en de materialen daarvoor niet via de bankrekeningen betaald, terwijl de verbouwing wel heeft plaatsgevonden.
In totaal is er door de verdachte en [naam medeverdachte 1] dus € 69.592,11 (€ 11.418,11, € 27.220,- en
€ 30.954,-) aan contant geld gebruikt voor de aanschaf respectievelijk verbouwing van deze woning.
4.1.2.4.
[adres 5] in Rotterdam
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben de onroerende zaak aan de [adres 5] in Rotterdam op 14 februari 2014 aangeschaft voor een koopsom van € 160.000,-. Er is een hypotheek verstrekt voor € 100.000,-.
[naam medeverdachte 1] heeft op 13 februari 2014 € 42.000,- betaald aan de notaris. Hieraan voorafgaand ontving hij € 40.000,- van zijn vader. Dit bedrag is echter contant op de bankrekening van zijn vader gestort vanaf een locatie vlakbij de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] . Zoals hiervoor vermeld heeft de schoonvader van de verdachte verklaard dat hij nooit de beschikking heeft gehad over contant geld.
Vanaf de bankrekening van de verdachte is in totaal € 23.000,- overgeboekt naar de notaris. In dezelfde periode is er € 21.100,- contant op haar bankrekening gestort.
In totaal is er door de verdachte en [naam medeverdachte 1] derhalve een contant geldbedrag van € 61.100,- gebruikt voor de aanschaf van dit pand.
4.1.2.5.
Contante uitgaven
Er is een bedrag van € 86.000,- contant betaald voor de aanschaf van een keuken die op 23 juli 2013 is geplaatst in de woning aan de [adres 3] in Rotterdam. De contante betalingen zijn gedaan door [naam medeverdachte 1] .
Daarnaast is er in mei/juni 2013 een bedrag van € 38.500,- contant betaald voor de aanschaf van een badkamer voor de woning aan de [adres 3] in Rotterdam. Deze contante betalingen zijn gedaan door de verdachte onder andere met in het legale betalingsverkeer ongebruikelijke coupures van € 500,-.
4.1.2.6.
Volkswagen Passat/ Boot Adventure V-550/ Motorfiets Gilera Fuoco/ Vespa S-Sport
Uit het dossier is niet gebleken van enige betrokkenheid van de verdachte bij de aanschaf van de ten laste gelegde Volkswagen Passat, Adventure boot, motorfiets Gilera Fuoco en Vespa S-Sport. In lijn met de officier van justitie zal de rechtbank de verdachte voor dit deel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
4.1.2.7.
Rolex Daytona horloge
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] is een Rolex Daytona horloge aangetroffen. Dit horloge is in september 2012 aangekocht in Italië voor een bedrag van € 28.500,-. Een girale betaling is niet naar voren gekomen uit het onderzoek. Dit horloge is aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte en [naam medeverdachte 1] , zodat beiden dit horloge voorhanden hebben gehad.
4.1.2.8.
Contant aangetroffen geldbedrag
Tot slot is er in de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal € 20.335,-, waaronder 21 ongebruikelijke coupures van € 500,-.
4.1.2.9.
Ter beschikking staande contante geldbedragen
Gelet op het hierboven overwogene hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] ten minste een totaalbedrag van € 737.500,11 aan contant geld ter beschikking gehad.
Panden aan de [naam locatie] in Rotterdam
€ 313.523,-
Totaal feit 1 € 313.523,-
“ [naam appartement] ” in [plaats] , [land] € 119.950,-
[adres 4] in Rotterdam € 69.592,11
[adres 5] in Rotterdam € 61.100,-
Keuken [adres 3] in Rotterdam € 86.000,-
Badkamer [adres 3] in Rotterdam € 38.500,-
Rolex Daytona
€ 28.500,-
Totaal feit 2 € 403.642,11
Aangetroffen geldbedrag
€ 20.335,-
Totaal feit 3 € 20.335,-
Totaal € 737.500,11
4.1.2.10.
Geregistreerd inkomen
[naam medeverdachte 1] heeft tussen 2008 tot en met 2014 minimaal € 6.144,- (in 2010) en maximaal € 33.831,- (2011) per jaar verdiend. De verdachte had geen geregistreerd inkomen van 2008 tot en met 2012 en ontving in 2013 en 2014 respectievelijk € 8.641,- en € 8.615,- aan salaris per jaar van [naam vastgoedbedrijf 1] .
Gelet op de hoogte van het gezamenlijk inkomen van de verdachte en [naam medeverdachte 1] kunnen de contante stortingen op de bankrekeningen en de contante uitgaven aan goederen en onroerend goed derhalve niet door beider geregistreerde inkomen worden verklaard. Ook de contante inkomsten uit de keukenhandel van [naam medeverdachte 1] (in 2013 in totaal € 569,92, in 2014
€ 6.464,40 en in 2015 maximaal € 20.920,-) en de nagelstudio van de verdachte (in totaal
€ 10.716 in 2013) kunnen deze grote contante geldbedragen niet verklaren.
Bovendien wordt [naam medeverdachte 1] , de echtgenoot van de verdachte, in verband gebracht met verdovende middelen. In de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn aantekeningen en een USB-stick aangetroffen die vermoedelijk zien op het vervaardigen van dan wel de handel in verdovende middelen en in de slaapkamer is een hoeveelheid (meer dan een gebruikershoeveelheid) verdovende middelen aangetroffen.
4.1.3.
Conclusie vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft aangaande de herkomst van het geld.
4.1.4.
Verklaring verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]
4.1.4.1.
Verklaring verdachte
De verdachte verklaart kort gezegd dat zij getekend heeft voor de aankoop van de huizen door [naam vastgoedbedrijf 1] . De afspraak met [naam medeverdachte 2] was dat zij en de verdachte de huizen zouden verbouwen en verhuren. De huurders betaalden de huur aan [naam vastgoedbedrijf 1] of [naam medeverdachte 2] . Zij weet niets over de herkomst van het geld, alleen dat het met geld van [naam vastgoedbedrijf 1] is gekocht. De leningsovereenkomst tussen [naam vastgoedbedrijf 2] en [naam vastgoedbedrijf 1] heeft zij nog nooit gezien. Het pand in [plaats] is gekocht met geld vanuit Nederland en Bulgarije . Haar man heeft gespaard en verder weet zij het niet.
Verder heeft zij geld ontvangen van de verkopen van grond door haar vader. Zij zou papieren kunnen regelen om dit te bewijzen.
4.1.4.2.
Verklaring medeverdachte [naam medeverdachte 1]
Kort gezegd komt de verklaring van [naam medeverdachte 1] erop neer dat hij in 2010 een erfenis heeft ontvangen van zijn moeder. De erfenis heeft hij gebruikt bij de aanschaf van de [adres 4] . Daarnaast heeft zijn moeder geld dat hij verdiende voor hem gespaard. Dat geld zat in de kluis van zijn moeder. Hij zou bewijzen en bankafschriften opgevraagd hebben en daar staat ook het bedrag van zijn moeder in. Ook had zijn moeder volgens hem een schriftje waarin zij een en ander bijhield. Verder neemt hij altijd het geld dat op zijn bankrekening staat contant op en heeft hij dus altijd de beschikking over contant geld.
[naam medeverdachte 2] zou de panden aan de [naam locatie] in Rotterdam hebben gefinancierd via [naam vastgoedbedrijf 1] . Hij dacht dat de financiering uit [naam vastgoedbedrijf 2] is gekomen. Na vijf jaar zou hij met de opbrengst van de verhuur van de panden [naam medeverdachte 2] terugbetalen. De herkomst van de gelden kent hij niet. De leningsovereenkomst tussen [naam vastgoedbedrijf 2] en [naam vastgoedbedrijf 1] heeft hij nog nooit gezien. De andere panden zijn gefinancierd met hypotheken en met eigen geld. Tegenover de aankoop van “ [naam appartement] ” in [plaats] , [land] staat een geldlening van [naam medeverdachte 2] .
4.1.4.3.
Verklaring medeverdachte [naam medeverdachte 2]
verklaart kort gezegd dat de financiering van de panden door [naam vastgoedbedrijf 1] afkomstig is van een lening van [naam vastgoedbedrijf 2] . [naam medeverdachte 2] verklaarde dat hij niet precies weet wat er boekhoudkundig bij [naam vastgoedbedrijf 2] moest worden verantwoord of hoe dat is gedaan. [naam vastgoedbedrijf 2] heeft geld verdiend met de handel in scheepsladingen hout vanaf 2010. Ook heeft [naam vastgoedbedrijf 2] geld verdiend met het onderhoud aan gebouwen en parken. De hoofdactiviteit was echter een houtfabriek, het is een hoofdleverancier van pallets. De lening van [naam vastgoedbedrijf 2] aan [naam vastgoedbedrijf 1] is deels gefinancierd uit eigen middelen en deels met leningen van banken. Hij verklaarde dat zijn inkomen in de jaren van de aanschaf van het onroerend goed door [naam vastgoedbedrijf 1] voldoende was om dit te bekostigen. Daarnaast verklaarde hij dat hij hoogstwaarschijnlijk opbrengsten van verkochte onroerende zaken heeft gebruikt voor de aanschaf van de panden in Nederland.
Over de contante uitgaven en stortingen op rekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] , [naam vastgoedbedrijf 2] en van hemzelf in privé verklaarde hij dat deze bedragen afkomstig zijn van zakelijke activiteiten. De bedragen die afkomstig zijn van [naam vastgoedbedrijf 2] betreffen de winst van [naam vastgoedbedrijf 2] die zowel contant als giraal is ontvangen. Geconfronteerd met de jaarcijfers van [naam vastgoedbedrijf 2] dat de uitgeleende bedragen niet zouden kunnen zijn uitgeleend, verklaarde hij dat de jaarcijfers eerder niet klopten.
Contante stortingen op rekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] kunnen afkomstig zijn uit privé inkomsten, activiteiten uit ondernemingen en leningen. Hij heeft, kort voor de stortingen, bedragen ontvangen van debiteuren. Hij weet niet meer hoe dat exact is gegaan destijds.
Het geldbedrag dat afkomstig is van [naam vastgoedbedrijf 3] is afkomstig uit activiteiten van de onderneming [naam vastgoedbedrijf 3] .
4.1.5.
Beoordeling van de verklaringen verdachten
De verklaringen van de verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn vaag en worden op geen enkele wijze onderbouwd. [naam medeverdachte 1] verwijst naar een schrift waarin zijn moeder een en ander bijhield en opgevraagde bewijzen en bankafschriften waarin het bedrag van zijn moeder zou staan. De verdachte verwijst naar stukken waaruit zou blijken dat zij geld van haar vader heeft ontvangen van grond die is verkocht. Geen van deze stukken zijn door hen overlegd. Dit maakt het op zich reeds voor het Openbaar Ministerie feitelijk onmogelijk om nader onderzoek naar deze verklaringen te doen. Dat betekent dat deze verklaringen te vaag blijven en daardoor onvoldoende concreet, niet verifieerbaar en op voorhand onwaarschijnlijk zijn.
Ten aanzien van de erfenis van de moeder van [naam medeverdachte 1] merkt de rechtbank op dat de verdachte vanwege de erfenis een vordering op zijn vader had van € 13.163,-. Derhalve kan ook de erfenis van zijn moeder de herkomst van de veel hogere contante geldbedragen niet verklaren.
Ook de verklaring dat het vermogen van [naam vastgoedbedrijf 1] afkomstig is uit bedrijfsactiviteiten van [naam vastgoedbedrijf 1] , [naam vastgoedbedrijf 2] , [naam vastgoedbedrijf 3] en/of de medeverdachte [naam medeverdachte 2] en afgesloten bankleningen is onvoldoende concreet, niet verifieerbaar en op voorhand onwaarschijnlijk, zeker gelet op de wijze waarop de bankrekeningen van [naam vastgoedbedrijf 1] gevoed worden. Elke schriftelijke onderbouwing ontbreekt immers, terwijl deze informatie binnen een normale bedrijfsvoering beschikbaar zou moeten zijn.
Gelet op het bovenstaande kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden.
4.1.6.
Wetenschap
Gelet op de betrokkenheid van de verdachte en [naam medeverdachte 1] , het gebruik en feitelijke bezit van de bankrekeningen, de onroerende zaken en de andere goederen, kan het niet anders dan dat zij hier wetenschap van hebben gehad.
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben deze contante gelden samen voorhanden gehad, gebruikt en vervolgens omgezet in andere goederen of geïnvesteerd in onroerend goed. Aldus is er tevens sprake van medeplegen van witwassen.
4.1.7.
Gewoonte
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, zoals strafbaar gesteld in artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld (HR 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702).
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim vier jaar zes onroerende zaken aangeschaft met een gezamenlijke aankoopwaarde van € 1.236.000,- en een Rolex horloge ter waarde van € 28.500,-.
Gelet op de aard, omvang en duur van de gedragingen acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.1.8.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 27 april 2011
tot en met 21 oktober 2015 te Rotterdam ,
tezamen en in vereniging met een ander,
panden met als adres
- [adres 1] in Rotterdam en
- [adres 2] in Rotterdam en
- [adres 3] in Rotterdam
b) heeft verworven en voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl verdachte en haar mededader van het plegen van die
misdrijven een gewoonte hebben gemaakt ;
2.
zij in de periode van 27 april 2011
tot en met 21 oktober 2015 te Rotterdam en Bulgarije ,
tezamen en in vereniging met een ander, panden met als adres
- [naam appartement] in [plaats] ( [land] )
- [adres 4] in Rotterdam en- [adres 5] in Rotterdam en
- Contante geldbedragen tot een totaal van 11.418 euro en- Contante geldbedragen tot een totaal van 27.220 euro en
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 30.954 euro en- Contante geldbedragen tot een totaal van 40.000 euro en- Contante geldbedragen tot een totaal van 21.
100 euro en- Contante geldbedragen tot een totaal van 86.000 euro (
keuken [adres 3] ) en
- Contante geldbedragen tot een totaal van 38.500 euro (aanschaf
badkamer [adres 3] ) en
- Rolex (Daytona) horloge type [type] en serienummer [serienummer] ,
b) heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist dat deze voorwerpen geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl verdachte en haar mededaders van het plegen van die
misdrijven een gewoonte hebben gemaakt;
3.
zij op 21 oktober 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander,
een geldbedrag van totaal 20.335 euro ,
b) voorhanden heeft gehad ,
terwijl zij, verdachte en haar mededader, wisten dat dit
voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..Medeplegen van gewoontewitwassen;

2.
Medeplegen van gewoontewitwassen;
3.
Medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van aanzienlijke geldbedragen. Het gewoontewitwassen strekt zich uit over een periode van ruim vier jaren. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Dit alles wordt de verdachte aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
7.1.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De doorzoeking van een woning kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. In de onderhavige zaak heeft er een doorzoeking van de woning plaatsgevonden op 21 oktober 2015. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 21 oktober 2015 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim zes en een half jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van vier en een half jaar. Nu deze overschrijding slechts deels is toe te rekenen aan de verdediging, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf met zes maanden.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een gevangenisstraf hebben opgelegd voor de duur van 24 maanden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd:
- verbeurdverklaring van:
o de woning aan de [adres 1] te Rotterdam;
o de woning aan de [adres 2] te Rotterdam;
o de woning aan de [adres 3] te Rotterdam;
o de woning aan de [adres 4] te Rotterdam;
o de woning aan de [adres 5] te Rotterdam;
o de onroerende zaak “ [naam appartement] , in [plaats] [land] ”;
o het geldbedrag ad. € 20.335,-.
8.2.
Beoordeling
De woningen aan de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] te Rotterdam, de onroerende zaak “ [naam appartement] , in [plaats] [land] ” en het geldbedrag ad.
€ 20.335,- zullen worden verbeurd verklaard. Deze woningen, onroerende zaak en geldbedrag behoren aan de verdachte toe en zijn geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 33, 33a, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1, 2 en 3:
  • de woning aan de [adres 1] te Rotterdam;
  • de woning aan de [adres 2] te Rotterdam;
  • de woning aan de [adres 3] te Rotterdam;
  • de woning aan de [adres 4] te Rotterdam;
  • de woning aan de [adres 5] te Rotterdam;
  • de onroerende zaak “ [naam appartement] , in [plaats] [land] ”;
het geldbedrag ad. € 20.335,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie , voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2011
tot en met 21 oktober 2015 te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) één of meer
voorwerp(en) te weten,
één of meer onroerend(e) goed(eren), zijnde één of meer panden met als adres
(1-OPV)
- [adres 1] in Rotterdam en/of
- [adres 2] in Rotterdam en/of
- [adres 3] in Rotterdam
a. a) de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of de vervreemding
heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden heeft
gehad en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist dat dit/deze voorwerp(en) geheel en/of gedeeltelijk -
onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) van het plegen van dit/die
misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van
dit/die misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2011
tot en met 21 oktober 2015 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) één of meer
voorwerp(en) te weten,
één of meer onroerend(e) goed(eren), zijnde één of meer panden met als adres
(1-OPV)
- [adres 1] in Rotterdam en/of
- [adres 2] in Rotterdam en/of
- [adres 3] in Rotterdam
a. a) de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of de vervreemding
heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden heeft
gehad
en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze voorwerp(en)
geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2011
tot en met 21 oktober 2015 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of
Bulgarije ,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) één of meer
voorwerp(en) te weten,
één of meer onroerend(e) goed(eren), zijnde één of meer panden met als adres
(2-OPV)
- [naam appartement] in [plaats] ( [land] )
- [adres 4] in Rotterdam en/of
- [adres 5] in Rotterdam en/of
- één of meer contante geldbedragen, waaronder:
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 11.418 euro (contante
stortingen spaarrekening [naam medeverdachte 1] inzake aanschaf [adres 4] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 27.220 euro (contante
stortingen op bankrekening [naam medeverdachte 2] inzake aanschaf [adres 4] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 30.954 euro (verbouwing
pand [adres 4] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 40.000 euro (contante
stortingen op bankrekening [naam medeverdachte 2] inzake aanschaf [adres 5] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 21.200 euro (contante
stortingen op bankrekening [naam verdachte] inzake aanschaf [adres 5] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 86.000 euro (verbouwing
keuken [adres 3] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 38.500 euro (aanschaf
badkamer [adres 3] ) en/of
- één of meer goed(eren), te weten,
- Volkswagen Passat met kenteken [kentekennummer 1] (DOC-169; DOC-170) en/of
- Boot Adventure V-550 met kenteken [kentekennummer 2] (DOC-120) en/of
- Motorfiets Gilera Fuco met kenteken [kentekennummer 3] (DOC-071) en/of
- Vespa S-Sport met kenteken [kentekennummer 4] (DOC-061) en/of
- Rolex (Daytona) horloge type [type] en serienummer [serienummer] (DOC-172),
a. a) de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of de vervreemding
heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden heeft
gehad en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist dat dit/deze voorwerp(en) geheel en/of gedeeltelijk -
onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl verdachte en/of haar mededader(s) van het plegen van dit/die
misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2011
tot en met 21 oktober 2015 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in
Bulgarije ,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) één of meer
voorwerp(en) te weten,
één of meer onroerend(e) goed(eren), zijnde één of meer panden met als adres
(2-OPV)
- [naam appartement] in [plaats] ( [land] )
- [adres 4] in Rotterdam en/of
- [adres 5] in Rotterdam en/of
- één of meer contante geldbedragen, waaronder:
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 11.418 euro (contante
stortingen spaarrekening [naam medeverdachte 1] inzake aanschaf [adres 4] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 27.220 euro (contante
stortingen op bankrekening [naam medeverdachte 2] inzake aanschaf [adres 4] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 30.954 euro (verbouwing
pand [adres 4] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 40.000 euro (contante
stortingen op bankrekening [naam medeverdachte 2] inzake aanschaf [adres 5] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 21.200 euro (contante
stortingen op bankrekening [naam verdachte] inzake aanschaf [adres 5] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 86.000 euro (verbouwing
keuken [adres 3] ) en/of
- Contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 38.500 euro (aanschaf
badkamer [adres 3] ) en/of
- één of meer goed(eren), te weten,
- Volkswagen Passat met kenteken [kentekennummer 1] (DOC-169; DOC-170) en/of
- Boot Adventure V-550 met kenteken [kentekennummer 2] (DOC-120) en/of
- Motorfiets Gilera Fuco met kenteken [kentekennummer 3] (DOC-071) en/of
- Vespa S-Sport met kenteken [kentekennummer 4] (DOC-061) en/of
- Rolex (Daytona) horloge type [type] en serienummer [serienummer] (DOC-172),
a. a) de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of de vervreemding
heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden heeft
gehad
en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze voorwerp(en)
geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
3.
zij op of omstreeks 21 oktober 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen,
(van) één of meer voorwerp(en) te weten,
4-OPV
(een) geldbedrag(en) van totaal 20.335 euro (AMB-036; AMB-042),
althans een (of meer) geldbedrag(en),
a. a) de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of de vervreemding
heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden heeft
gehad en/of
b) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en) dat dit/deze
voorwerp(en) geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;