ECLI:NL:RBROT:2022:6267
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid
Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen de rechters mr. M.G.L. de Vette, mr. M. de Geus en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar. De verzoekster was niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking, dat kennelijk ongegrond werd verklaard. De verzoekster had aangevoerd dat de rechters zich ter zitting niet hadden gelegitimeerd als beëdigd rechter, wat volgens haar een schijn van vooringenomenheid zou kunnen oproepen. De wrakingskamer oordeelde echter dat deze enkele omstandigheid onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van enige schijn van vooringenomenheid of een gerechtvaardigde vrees daarvoor.
De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid. In dit geval was er geen feitelijke onderbouwing voor de vrees van de verzoekster, en het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen zonder mondelinge behandeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier.