ECLI:NL:RBROT:2022:624

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
ROT 21/2916
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging en aanvulling van persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk. Eiser had verzocht om wijziging en aanvulling van zijn geregistreerde persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (brp). Het verzoek werd afgewezen door verweerder, die twijfels had over de identiteit van eiser en de authenticiteit van de overgelegde documenten. Eiser had documenten ingediend ter onderbouwing van zijn verzoek, waaronder paspoorten en notariële verklaringen, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet als authentieke brondocumenten konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat niet onomstotelijk vaststond dat de gegevens in de brp onjuist waren geregistreerd. Eiser had in het verleden verklaringen afgelegd die tegenstrijdig waren met de nu overgelegde stukken, wat bijdroeg aan de twijfels over zijn identiteit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van het verzoek door verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2916

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Diels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk, verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 16 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot wijziging en aanvulling van de geregistreerde persoonsgegevens in de Basisregistratie personen (brp) afgewezen.
Met het besluit van 28 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is samen met zijn partner [partner eiser] verschenen. Eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser staat sinds november 1993 geregistreerd in de brp (en de twee voorlopers van dit register) als [naam eiser] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ). Deze gegevens zijn ontleend aan een op 22 november 1993 door eiser onder ede of belofte afgelegde verklaring en komen overeen met de door hem op 21 april 1993 in het kader van de asielprocedure afgelegde verklaring.
Verzoek
2. Op 18 oktober 2019 heeft eiser verweerder verzocht om zijn in de brp geregistreerde voornaam te wijzigen in ‘ [naam] ’, zijn geboortedatum in ‘ [geboortedatum 2] ’ en zijn geboorteplaats in ‘ [geboorteplaats 2] ’. Daarnaast heeft eiser verzocht om een eerste registratie van oudergegevens in de brp, inhoudende voor de vader: [naam vader] , geboren op [geboortedatum vader] en voor de moeder: [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] .
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn verzoek de volgende documenten overgelegd:
- een geldig Chinees paspoort [paspoortnummer 1] , afgegeven op 1 april 2019 door de Chinese ambassade in Den Haag;
- een verlopen Chinees paspoort met nummer [paspoortnummer 2] , afgegeven op 23 maart 1990;
- een notariële verklaring van 30 april 2019 over de geboorte (nr. [nummer 1] ) inhoudende dat [naam] is geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] , met vermelding van de namen van de ouders, gelegaliseerd door de minister van Buitenlandse Zaken;
- een notariële verklaring van 25 juni 2019 (nr. 1082), inhoudende dat de aangehechte kopie van het “Permanent Resident’s registration form” van het Public Security Bureau (PSB-verklaring) (totaal 3 bladzijden) over [naam] in overeenstemming is met het origineel en dat het origineel authentiek is, gelegaliseerd door de minister van Buitenlandse Zaken;
- een notariële akte van 30 april 2019 (nr. 1621), inhoudende dat [naam] is uitgeschreven uit de gezinsregistratie op 14 juni 1991, gelegaliseerd door de minister van Buitenlandse Zaken;
- een oud Chinees certificaat van bekwaamheid, beëdigd vertaald;
- een oude Chinese werkpas, beëdigd vertaald; en
- een rapport DNA-onderzoek van 8 november 2017, uitgevoerd door Verilabs.
Afwijzing
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit, waarmee het primaire besluit wordt gehandhaafd, ten grondslag gelegd dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat de gegevens van eiser die zijn opgenomen in de brp onjuist zijn. Volgens verweerder voldoen de door eiser ingediende documenten niet aan artikel 2.8 van de Wet basisregistratie personen (Wet brp). Verweerder heeft betwist dat de overgelegde documenten authentiek zijn. Daarnaast heeft verweerder niet kunnen vaststellen of eiser dezelfde persoon is als de in de door hem overgelegde documenten genoemde persoon.
Standpunt eiser
3. Eiser voert aan dat verweerder de gevraagde wijziging en aanvulling van de gegevens in de brp ten onrechte heeft geweigerd. Eiser heeft meerdere brondocumenten in de zin van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp overgelegd, die hoger in rangorde staan dan de gegevens die voor de huidige inschrijving zijn gebruikt. Verweerder heeft dit niet onderkend en de bij het verzoek overgelegde brondocumenten ten onrechte niet als zodanig aangemerkt. Daarbij stelt eiser zich op het standpunt dat zijn paspoort een aanknopingspunt is voor zijn stelling dat hij de persoon is wie hij zegt te zijn. Ook uit het DNA-verwantschapsonderzoek volgt dat de documenten op eiser betrekking hebben. Volgens eiser is hiermee aangetoond dat de geregistreerde gegevens in de brp onjuist zijn.
Standpunt verweerder
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser de onjuistheid van de huidige gegevens in de brp niet heeft aangetoond, omdat eiser geen authentiek brondocument heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de brp opgenomen identiteit niet bestaat of onjuist is. Volgens verweerder kunnen de door eiser overgelegde paspoorten en overige documenten niet als brondocumenten worden aangemerkt. De paspoorten zijn weliswaar als echt gekwalificeerd maar zijn geen brondocumenten, omdat paspoorten worden afgegeven op basis van andere documenten. Volgens verweerder is niet gebleken op welke wijze de identiteit van eiser is onderzocht en vastgesteld door de bevoegde autoriteit bij de afgifte van de paspoorten. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de legalisatie van de door eiser overgelegde documenten niet betekent dat de inhoud, opmaak en afgifte van die documenten juist zijn, terwijl dit volgens de Vakbijlage van het Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (Bureau Documenten) wel vereist is om een document als authentiek te kunnen kwalificeren. Voorts ontbreekt bij de notariële verklaring omtrent identiteit/geboorte (nr. [nummer 1] ) het onderliggende authentieke brondocument, de geboorteakte, en is de aan de notariële verklaring (nr. [nummer 2] ) gehechte Permanent Resident’s Registration Form een fotokopie, zodat aan die documenten niet de waarde kan worden gehecht die eiser daaraan toegekend wenst te zien. Daarnaast ontbreekt bij de documenten een originele actuele hukou (het Chinese gezinsboekje) en is slechts een gedeelte van een kopie van het Permanent Resident’s Registration Form overgelegd. Het DNA-verwantschapsonderzoek kan enkel als aanvullend bewijs dienen, en daarbij volgt uit het door eiser overgelegde onderzoeksrapport enkel dat de in het rapport genoemde persoon de biologische moeder van eiser is. Verweerder stelt tot slot dat niet onomstotelijk is vast komen te staan dat de in de documenten opgenomen identiteit aan eiser toebehoort. Verweerder stelt dat hij reden heeft om aan de geloofwaardigheid van eiser te twijfelen, onder meer omdat eiser 27 jaar na zijn inreis een correctieverzoek indient terwijl hij alle gelegenheid heeft gehad om eerder om identiteitsherstel te vragen.
Wettelijk kader
5. Op grond van artikel 1.4, eerste lid, van de Wet brp is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor het bijhouden van persoonsgegevens in de basisregistratie overeenkomstig afdeling 1 van hoofdstuk 2.
Op grond van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet brp voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos een het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Oordeel rechtbank
6.1.
De Afdeling heeft ten aanzien van de toetsing van artikel 2.58, eerste lid, van de Wet brp bestendige rechtspraak ontwikkeld. Op grond van deze vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:233, dient voorop gesteld te worden dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een “lager” document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen “hoger” document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens moet, gelet op het systeem van de Wet brp, onomstotelijk vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. Daarbij moet een buitenlandse akte er blijk van geven op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd. De bewijslast hiervan rust dus op eiser.
6.2.
Ten aanzien van het door eiser overgelegde en op 1 april 2019 afgegeven Chinees paspoort en het in 1990 afgegeven oud Chinees paspoort, overweegt de rechtbank het volgende. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet brp volgt dat voor de wijziging van eenmaal geregistreerde gegevens de juiste brondocumenten vereist zijn. Een paspoort is geen brondocument, omdat dit is verleend op grond van andere documenten (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2839). Nu bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, alleen kan worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de paspoorten geen aanleiding geven de in de brp geregistreerde gegevens van eiser te corrigeren. Daarbij komt dat niet duidelijk is hoe de Chinese ambassade en de Chinese autoriteiten hebben vastgesteld dat eiser de persoon is die in de paspoorten wordt genoemd. Eiser heeft ook geen onderliggende brondocumenten aangeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat op basis van deze documenten niet onomstotelijk vaststaat dat de in de brp geregistreerde gegevens onjuist zijn.
6.3.
Ook de notariële verklaringen, hiervoor aangeduid met de nrs. [nummer 3] , [nummer 1] en [nummer 2] kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als authentieke brondocumenten in de zin van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Dit zijn dan ook geen documenten op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de huidige in de brp opgenomen identiteit niet juist is. Weliswaar zijn de documenten gelegaliseerd en is een deel van die documenten als ‘echt’ aangemerkt door Bureau Documenten, maar de rechtbank is - met verweerder - van oordeel dat dit geen uitsluitsel biedt over de juistheid van de afgifte, opmaak en in het bijzonder de inhoud van die documenten. De verklaring met nr. [nummer 1] bevat geen authentiek brondocument (in dit geval: de geboorteakte), zodat daarmee niet inzichtelijk is op basis van welke informatie de notaris tot zijn verklaring is gekomen. De verklaring met nr. [nummer 3] is een fotokopie en niet het origineel van de PSB-verklaring, en ziet slechts op drie pagina’s van het Household Register, terwijl eiser ook geen originele hukou heeft overgelegd. Daarbij heeft verweerder terecht gesteld dat voor het slagen van een correctieverzoek van doorslaggevend belang is dat op grond van authentieke brondocumenten moet kunnen worden beoordeeld of er nog meer familieleden in het gezin aanwezig zijn, zodat kan worden uitgesloten dat de door eiser gestelde identiteit op een ander familielid betrekking zou kunnen hebben. In dit geval heeft eiser in zijn eerste gehoor in Nederland op 21 april 1993 een verklaring afgelegd die tegenstrijdig is met de nu overgelegde stukken. Hij heeft tijdens het gehoor verklaard dat hij geen broers of zussen heeft, terwijl uit de PSB-verklaring anders blijkt. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden kunnen betwijfelen of eiser de persoon is op wie de documenten zien.
6.4.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet vaststaat dat de gestelde identiteit aan eiser toebehoort. Eiser heeft in dit verband verwezen naar het DNA-verwantschapsonderzoek en het eerst ter zitting overgelegde gezichtsvergelijkende onderzoek. Een beoordeling van een DNA-onderzoek kan pas aan de orde komen als er aanknopingspunten zijn voor de stelling dat een persoon is wie hij zegt te zijn, maar nader bewijs noodzakelijk is. Eiser heeft in het gehoor in 1993 bij de IND de in de brp opgenomen identiteitsgegevens genoemd en verklaard dat hij nooit in het bezit is geweest van een echt en onvervalst op zijn naam gesteld paspoort en dat hij zijn identiteit niet kan aantonen. Zoals hiervoor is overwogen heeft hij in het gehoor verklaard dat hij geen broers of zussen heeft en heeft hij andere namen opgegeven van zijn ouders. Eiser verklaart 27 jaar na zijn inreis dat hij een andere identiteit en andere ouders heeft, dat hij zussen heeft en hij beschikt nu wel over verschillende identificerende documenten, waaronder een paspoort uit 1990 dat hij al die tijd in zijn bezit zou hebben gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de overgelegde documenten en het aanvullend bewijs niet onomstotelijk gebleken dat eiser de persoon is die in de overgelegde documenten wordt genoemd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat uit het door eiser overgelegde DNA-verwantschapsonderzoek enkel blijkt dat de daarin genoemde persoon de biologische moeder van eiser is. Nu onderzoek naar de genoemde vader niet mogelijk was en de PSB-verklaring ook niet volledig lijkt, blijft onzeker of de gestelde identiteit aan eiser toebehoort. Het onderzoeksrapport van 15 januari 2021, dat betrekking heeft op een gezichtvergelijking van drie pasfoto’s, neemt deze twijfel niet weg.
6.5.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat op basis van de door eiser overgelegde documenten niet kan worden geconcludeerd dat onomstotelijk vaststaat dat de gegevens in de brp onjuist zijn geregistreerd. Verweerder heeft het verzoek van eiser daarom terecht afgewezen.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Cras, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2022.
De rechter en griffier zijn verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.