In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. van Lith, vorderde de ontruiming van een woning gelegen aan [adres] te Vlaardingen, omdat de gedaagde, die niet in de procedure is verschenen, een huurachterstand had opgebouwd van € 3.394,-. De eiser stelde dat hij een spoedeisend belang had bij de ontruiming, omdat hij niet kon afwachten wat de uitkomst van een eventuele bodemprocedure zou zijn. De gedaagde was opgeroepen voor de zitting, maar verscheen niet, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was van de huurachterstand en dat de vordering van de eiser niet ongegrond of onrechtmatig was. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de proceskosten te vergoeden, die zijn vastgesteld op € 836,45, inclusief wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.