ECLI:NL:RBROT:2022:621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
C/10/629511 / JE RK 21-3134
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. Het verzoek is ingediend op 30 november 2021 en betreft zorgen over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige], die bij de moeder woont. De Raad heeft geconstateerd dat er sprake is van kindeigen problematiek en dat [voornaam minderjarige] vastloopt op meerdere leefgebieden, zowel thuis als op school. De ouders hebben echter aangegeven open te staan voor hulpverlening in een vrijwillig kader en communiceren op een positieve manier met elkaar.

Tijdens de zitting is de kinderrechter tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige]. De relatie tussen de moeder en de stiefvader is beëindigd, wat heeft geleid tot een verbeterde thuissituatie. De ouders zijn in staat om afspraken te maken in het belang van [voornaam minderjarige] en hebben de hulp van het wijkteam geaccepteerd. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de Raad afgewezen, omdat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling niet wordt voldaan.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 19 januari 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/629511 / JE RK 21-3134
datum uitspraak: 7 januari 2022

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 30 november 2021, ingekomen bij de griffie op 30 november 2021.
Op 7 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. D. de Heuvel,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordig(st)er van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West te Dordrecht, hierna te noemen de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen is [voornaam minderjarige] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] . Er is sprake van kindeigen problematiek en [voornaam minderjarige] loopt vast op meerdere leefgebieden, zowel thuis als op school. [voornaam minderjarige] geeft aan dat hij boos is op de volwassenen om hem heen. Uit het rapport blijkt dat de ouders een andere opvoedstijl hebben en niet op één lijn zitten. De Raad vindt het verwarrend dat de ouders ter zitting verklaren op een goede manier met elkaar om te gaan, terwijl uit het onderzoek blijkt dat dit niet zo is. Hoewel het goed is om te horen dat er inmiddels meer rust is ontstaan in de thuissituatie, maakt de Raad zich nog wel zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder en haar weerbaarheid ten opzichte van de stiefvader. Het is van belang dat de GI de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] monitort.

De standpunten

De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De moeder en de stiefvader zijn in december 2021 uit elkaar gegaan. De moeder woont nu alleen met de kinderen. Hierdoor is er rust ontstaan in de thuissituatie. De moeder werd bij het begrenzen van [voornaam minderjarige] tegengewerkt door de stiefvader. Inmiddels is van die situatie niet langer sprake. Het contact met de vader van [voornaam minderjarige] verloopt positief en de ouders zijn in staat overleg te voeren. Een ondertoezichtstelling heeft dan ook geen meerwaarde. De ouders zijn meewerkend en de hulp van het wijkteam in het vrijwillige kader wordt geaccepteerd. Ook [voornaam minderjarige] heeft naast de gesprekken met een vertrouwenspersoon van team Molenlanden geen behoefte aan betrokkenheid van hulpverleners.
De vader heeft zich aangesloten bij het standpunt van de moeder. Het contact met de moeder is goed en zij kunnen makkelijk met elkaar overleggen over bijvoorbeeld verjaardagen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is onvoldoende gebleken dat sprake is van een dusdanig ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Het rapport van de Raad is deels achterhaald, omdat de relatie tussen de moeder en de stiefvader is beëindigd. Deze relatie was gewelddadig. [voornaam minderjarige] en zijn halfbroer [naam halfbroer] wonen nu bij de moeder in hun eigen huis en niet meer bij opa en oma. Door de nieuwe situatie is er weer rust ontstaan bij de kinderen. De ouders staan open voor de hulpverlening en accepteren de hulp van het wijkteam in het vrijwillige kader. Ook zijn de ouders in staat op een positieve manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken in het belang van [voornaam minderjarige] . Mocht er meer hulp nodig blijken te zijn, dan is de verwachting dat de ouders dit zelf zullen regelen.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling niet wordt voldaan. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad daarom afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de Raad af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 19 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.