Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 12 maart 2021, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van [eiser] van 11 november 2021, met aanvullende bijlagen;
- de brief van [gedaagde] van 12 november 2021;
- de brief van [eiser] van 15 november 2021;
- de pleitnotitie aan de kant van [gedaagde] .
2..De feiten
Werk- en rusttijden
Stukgoed sjorren
. Dit is een overtreding van Artikel 5.2 en artikel 5.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit”.
Letselschade/beroepsziekte.
Saltsa-rapport(…) dat opgenomen is in de richtlijnen van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (D022 Aspecifieke klachten aan de bovenste ledematen), kan de relatie tussen gediagnosticeerde specifieke en aspecifieke aandoeningen van het bewegingsapparaat aan de bovenste extremiteiten en arbeidsgerelateerde risicofactoren worden vastgesteld.
44jaar, de leeftijd waarop de heer [eiser] arbeidsongeschikt geworden is met onder andere rugklachten, is de kans op arbeidsgerelateerdheid van de aspecifieke rugklachten
57%.”
Gezondheidsschade
Ja, zowel de nekklachten/beperkingen als de rugklachten/beperkingen zijn arbeidsgerelateerd.
In 1996 en 2008 zijn eerdere episodes door de huisarts genoemd met rug/nekklachten. Hier is geen verdere documentatie van. Betrokkene verklaart dat het kortdurende episodes van aspecifieke klachten betrof, welke vrij snel (na mogelijk behandeling met fysiotherapie) volledig zijn verdwenen.
De nek- en rugklachten in 1996 en 2008 mogen worden aangemerkt als kortdurend en aspecifiek. Bij nek- en rugbelastende omstandigheden is het niet vreemd dat dergelijke klachten af en toe optreden. Van echte pre-existente klachten (vóór aanvang dienstverband) blijkt geen sprake.
Prognose
3..Het geschil
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan hem van € 20.000,00 als voorschot op de totale schadevergoeding;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan hem van alle door hem geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, te vermeerderen met rente, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4..De beoordeling
24 oktober 2016 is daarom een nieuwe verjaringstermijn gaan lopen (artikel 3:319 lid 1 BW). [eiser] is vervolgens binnen vijf jaar, namelijk op 12 maart 2021, deze procedure gestart (na een nieuwe stuiting in 2019). Van verjaring kan daarom geen sprake zijn, los van de vraag of de verjaringstermijn later dan mei 2013 is aangevangen. Hetgeen in dat kader verder is aangevoerd behoeft daarom geen bespreking.
5..De beslissing
woensdag 10 augustus 2022 om 14.30 uur, waar [eiser] zich bij akte dient uit te laten, uitsluitend ten aanzien van de punten zoals genoemd in r.o. 4.11;