In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 juli 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen. De ouders van de kinderen, de vader en de moeder, zijn betrokken bij deze procedure. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 17 juli 2018 en is sindsdien steeds verlengd. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de samenwerking met de vader moeizaam verloopt. De vader heeft ingestemd met de verlenging, maar de moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, stellende dat de doelen uit het NIFP-rapport zijn behaald en dat de ondertoezichtstelling niet meer nodig is.
De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen redelijk tot goed functioneren en dat er geen sprake is van een loyaliteitsconflict. De ouders zijn in staat om de strijd buiten de kinderen te houden, en de kinderrechter is van mening dat de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de kinderen niet zodanig ernstig is dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, en heeft het verzoek van de GI afgewezen. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de rapportages van het NIFP kunnen bijdragen aan een afname van de conflicten tussen de ouders, in het belang van de kinderen.
De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.