ECLI:NL:RBROT:2022:6030

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
9609796 CV EXPL 21-43392
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pensioenrechtelijke geschillen over financiering van pensioenaanspraken en rechtsopvolging na fusie

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de financiering van pensioenaanspraken centraal. Eiser, die tussen 1982 en 2013 in dienst was bij HDI-Gerling en later bij HDI Global, stelt dat zijn voormalige werkgever de pensioenafspraken niet voldoende heeft gefinancierd. De procedure begon met een dagvaarding in 2019, waarin eiser zijn pensioenaanspraken betwistte, na eerder niet-ontvankelijk te zijn verklaard in een vergelijkbare zaak. De kantonrechter oordeelt dat HDI Global, als rechtsopvolger van HDI-Gerling na een fusie, verantwoordelijk is voor de pensioenaanspraken van eiser. De rechter onderzoekt of de pensioenafspraken correct zijn nageleefd en of eiser voldoende is geïnformeerd over zijn pensioengevende salaris. De kantonrechter concludeert dat er voldoende bewijs is dat eiser recht heeft op een pensioenaanspraak die hoger is dan door HDI Global is gefinancierd. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het benoemen van een deskundige om de exacte pensioenaanspraken te berekenen, waarbij partijen worden aangemoedigd om samen tot een oplossing te komen. De beslissing van de kantonrechter is voorlopig, en verdere stappen in de procedure worden aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9609796 CV EXPL 21-43392
datum uitspraak: 15 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. L.R.T. Peeters,
tegen
de buitenlandse vennootschap
HDI Global SE,
vestigingsplaats: Hannover , Duitsland ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.R. Derksen.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ HDI Global ”.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 december 2021, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte overlegging productie van HDI Global van 16 mei 2022, met bijlage;
  • de akte overlegging producties van [eiser] van 20 mei 2022, met bijlagen;
  • de speekaantekeningen van [eiser] ,
  • de spreekaantekeningen van HDI Global .
1.2.
Op 3 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken. Namens HDI Global is verschenen [persoon A] , [naam functie 1] bij HDI Global . [eiser] is tevens bijgestaan door [persoon B] (hierna: [persoon B] ).

2..De feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is tussen 1 januari 1982 en 31 december 2013 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest bij (de rechtsvoorganger van) HDI-Gerling Verzekeringen N.V. (hierna: HDI-Gerling). Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van [naam functie 2] . De arbeidsovereenkomst is per 31 december 2013 door de rechtbank Rotterdam ontbonden.
2.2.
[eiser] is per 1 januari 2014 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (drie jaar) in dienst getreden bij HDI-Gerling Industrie Versicherung AG (hierna: HDI-AG), een rechtsvoorganger van HDI Global . Deze arbeidsovereenkomst is van rechtswege per 31 december 2016 geëindigd.
2.3.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 17 mei 2019 een vordering tegen HDI Global ingediend, omdat HDI Global volgens hem zijn pensioenaanspraken niet volledige heeft gefinancierd. Bij vonnis van 21 augustus 2020 (zaaknummer: 7841118 CV EXPL 19-26228) heeft de kantonrechter te Rotterdam [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het geschil ziet op pensioenaanspraken opgebouwd voor 1 januari 2014 en HDI Global niet de rechtsopvolger is van HDI-Gerling.
2.4.
HDI Global is op 17 december 2020 gefuseerd met HDI-Gerling. HDI Global is hierdoor de rechtsopvolger geworden van HDI-Gerling.
Ten aanzien van de pensioenaanspraken van [eiser]
2.5.
heeft in de jaren tussen 1982 en 2004 pensioen opgebouwd bij Aegon op basis van een eindloonregeling. In het pensioenreglement van 2001 is opgenomen dat het maximale pensioengevend salaris € 152.768,- bruto per jaar bedraagt.
2.6.
Per 1 januari 2001 heeft [eiser] pre-pensioen (leeftijd 62 tot 65 jaar) opgebouwd.
2.7.
[eiser] is per 1 juni 2005 toegetreden tot de Raad van Bestuur van HDI-Gerling. [eiser] heeft met HDI-Gerling afspraken gemaakt over een aanvullende pensioenregeling, met terugwerkende kracht ingaande 1 januari 2005, omdat per 1 januari 2005 in de Algemene Pensioenregeling het maximaal pensioengevend salaris was beperkt tot maximaal vijf keer de franchise (€ 82.105,-). De afspraken hielden in dat [eiser] boven het maximale pensioengevend salaris (het excedent) pensioen opbouwt conform een middenloonregeling.
2.8.
Per 1 januari 2008 heeft [eiser] met HDI-Gerling een pensioenovereenkomst met FAR-regeling (Flexibele aanvullingsregeling) gesloten.
2.9.
Per 1 januari 2010 is het vaste salaris van [eiser] aangepast naar € 175.000,- en had hij jaarlijks recht op bonussen met een gegarandeerd minimum van € 70.000,-. In de brief genaamd ‘Nachtrag zum Dienstvertrag‘ van 9 december 2010 is wat betreft de bonus het volgende opgenomen:
“(…)
b. eine Tantieme, die entweder die Hauptversammlung oder der Aufsichtsrat nach
entsprechender Ermächtigung durch die Hauptversammlung für das abgelaufene
Geschäftsjahr insbesondere unter Würdigung des Ergebnisses and der wirtschaftlichen
Lage des Untemehmens sowie der Leistungen von Henn [eiser] nach freiem
Ermessen festsetzt, wobei die Tantieme, bezogen auf ein ganzes Geschäftsjahr,
70.000 EUR nicht unterschreiten wird.
(…)”
2.10.
Bij brief van 2 december 2014 is [eiser] erover geïnformeerd dat de pensioenregeling per 1 januari 2015 zou wijzigen. De nieuwe pensioenregeling zou een middenloonregeling worden, het maximum salaris waarover pensioen wordt opgebouwd bedraagt € 100.000,- en de nieuwe pensioenuitvoerder wordt Nationale Nederlanden.
2.11.
Op 20 december 2014 heeft [eiser] schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de pensioenregeling.
2.12.
Per 1 januari 2015 is de pensioenregeling voortgezet door Nationale Nederlanden.
2.13.
Op 2 december 2015 heeft HDI-AG gereageerd op het bezwaar van [eiser] van 20 december 2014. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…) During the last discussion between you and Mr. [persoon C] , a for you acceptable solution was proposed. Below the consequences of this proposition are stipulated
Pension until 2013
Your annual pensionable salary was in line with your actual annual salary (€ 260.000 in 2013). From both sides, there is no discussion about this. The specification of that pension was handed over to you by mr. [persoon C] .
Pension 2014
The pensionable salary for 2014 had been decreased van € 260.000,- tot € 165.000,-. The reason for changing this salary was the introduction of your branch contract. With this new employment contract, your pension has been changed to the pension of a 'regular' employee. You objected against this pension change because, according to you, there was a verbal agreement between you and Mr. [persoon D] about safeguarding your old pension rights.
To close this discussion I agreed with you to pay out the difference of premium costs between your former pensionable salary and the 2014 pensionable salary. The lump sum premium difference can be calculated as following.
The difference between the pensionable salaries = € 95.000,- * 1,75% (accrual rate) = € 1.662,50 shortage on accrued pension. The lump sum cost to buy this accrued pension is approximately € 20.000, -. Since the introduction of a fiscal maximum of € 100.000,- it is not allowed to pay this pension compensation directly to the pension insurer. I advise you to talk to a pension advisor to investigate further pension possibilities with this regard (e.g. banksparen). Please inform us on which bank account number you would like us to pay the
€ 20.000,- compensation. We will pay the amount under deduction of wage taxes, unless you can provide us with a rascal accepted and documented financial product.
Pension from 2015 and onwards
Due to changes in fiscal legislation, the maximum pensionable salary has become € 100.000,-. Another consequence was that the FAR (flexibele aanvullingsregeling) had been terminated. As specified our letter of 02.12.2014, on top of your pension, you will receive an annual gross total pension compensation of € 9.477,- to compensate the gap. These measures have been stipulated in the aforementioned letter and are exactly in line with the collective pension changes within our company that everybody, both Works Council
and employees, agreed upon. These changes apply to all managing directors and employees within HDI Gerling Industrie Versicherung AG in The Netherlands and to all board members and employees within HDI-Gerling Verzekeringen N.V.
With this compensation for your loss of pension in 2014 and fiscal measures for 2015 and onwards, we agree that, with regard to you pension, you have nothing to claim with HDI-Gerling Industrie Versicherung AG or affiliated companies anymore.”
2.14.
Na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2017, heeft de gemachtigde van [eiser] op 4 augustus 2017 aan HDI Global een brief gestuurd en aanspraak gemaakt op affinanciering van het pensioen.
2.15.
[eiser] heeft op 2 juni 2019 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
I.
Primair
- HDI Global te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis aan een wettelijk erkende pensioenuitvoerder ten gunste van [eiser] te betalen een affinancieringskoopsom voor aanvullend ouderdomspensioen, inclusief partnerpensioen, vanaf zijn 65e verjaardag € 16.033,- per jaar, zodanig dat deze door [eiser] per 31 december 2016 verworven doch niet gefinancierde aanspraken zoals bedoeld in de dagvaarding volledig zijn gefinancierd en verzekerd;
Subsidiair
- A. HDI Global te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het vonnis de door hem in dienst van HDI Global opgebouwde pensioenaanspraken overeenkomstig de toepasselijke reglementen en overeenkomsten te her-berekenen en vast te stellen onder overlegging van gespecificeerde en controleerbare berekeningen;
- B. HDI Global te veroordelen om binnen acht weken na betekening van het vonnis aan een wettelijke erkende pensioenuitvoerder ten gunste van [eiser] te betalen een affinancieringskoopsom zoals hiervoor onder A. is bedoeld, zodanig dat de door [eiser] per 31 december 2016 verworden doch niet gefinancierde aanspraken volledig zijn gefinancierd en verzekerd;
Meer subsidiair
- HDI Global te veroordelen om binnen twee weken na de betekening van het vonnis aan een wettelijk erkende pensioenuitvoerder ten gunste van hem te betalen een bedrag van € 446.794,- ten titel van schadevergoeding zodanig dat de door [eiser] per 31 december 2016 verworven doch niet gefinancierde aanspraken zoals bedoeld in randnummer 22 van de dagvaarding volledig zijn gefinancierd en verzekerd;
II. HDI Global te veroordelen om de wettelijke rente over de genoemde bedragen, berekend vanaf 15 februari 2019, althans vanaf de dag van dagvaarding met de hiervoor gevorderde betalingen aan dezelfde wettelijke pensioenuitvoerder te voldoen;
III. HDI te veroordelen tot betaling aan [eiser] van:
- de kosten van de deskundige [persoon B] tot de dag van dagvaarding een bedrag van € 17.445,42;
- de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldata van de facturen althans de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten van € 4.960,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
- de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
IV. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [eiser] heeft bij (de rechtsvoorganger van) HDI Global pensioen opgebouwd. Uit berekeningen van [persoon B] is gebleken dat HDI Global de pensioenaanspraken, opgebouwd over de periode van 1 januari 1982 tot en met 31 december 2013, onvoldoende heeft gefinancierd middels de pensioenregeling bij Aegon. HDI-Gerling heeft de pensioenaanspraken van [eiser] niet goed vastgesteld, waardoor te weinig premies zijn afgedragen en een financieringsachterstand is ontstaan ten opzichte van zijn verworven pensioenaanspraken. [eiser] maakt aanspraak op de volledige financiering ex artikel 55 lid 1 Pensioenwet (Pw) van zijn pensioenaanspraken.
3.3.
HDI Global is het niet eens met de eis en voert aan dat zij de pensioenaanspraken van [eiser] voldoende heeft gefinancierd. Op het verweer van HDI Global wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
In de eerder tussen partijen gevoerde procedure is [eiser] door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, omdat [eiser] HDI-Gerling had moeten dagvaarden in plaats van HDI Global . Na deze procedure is HDI-Gerling gefuseerd met en voortgezet door HDI Global . Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] met het opnieuw dagvaarden van HDI Global nu wel de juiste partij gedagvaard heeft.
4.2.
Het gaat in deze zaak erom of (de rechtsvoorganger van) HDI Global de pensioenaanspraken van [eiser] voldoende heeft gefinancierd. [eiser] denkt dat HDI Global dit onvoldoende heeft gedaan, doordat HDI Global te lage pensioengevende salarisbedragen aan Aegon heeft doorgegeven. Volgens [eiser] heeft hij met HDI Global afspraken gemaakt over zijn pensioengevend salaris en heeft HDI Global die afspraken niet of niet goed doorgegeven aan Aegon. Voordat wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil tussen partijen, zal de kantonrechter eerst op de formele verweren van HDI Global ingaan.
Finale kwijting
4.3.
Volgens HDI Global heeft [eiser] finale kwijting verleend op het gebied van pensioen aan HDI-AG, welke finale kwijting kan worden ingeroepen door rechtsopvolger HDI Global en aanverwante vennootschappen. Deze finale kwijting is op genomen in de brief van 2 december 2015 (weergegeven in rechtsoverweging 2.13). [eiser] betwist dat de door HDI Global gestelde finale kwijting is verleend.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat HDI Global niet gevolgd kan worden in haar stelling dat finale kwijting is verleend door [eiser] voor zijn pensioen voor de periode tot en met 2013. In de brief van 2 december 2015 staat dat over die periode “tussen partijen geen discussie bestaat”. Er zijn derhalve geen (nieuwe) afspraken gemaakt voor die periode, zodat voor deze periode ook geen finale kwijting verleend kan zijn.
4.5.
Voor de periode vanaf 2014 hebben partijen wel afspraken gemaakt. Deze hielden in dat, omdat HDI-AG voor het jaar 2014 een lager pensioengevend salaris aan Aegon heeft doorgeven, tussen partijen voor het jaar 2014 een compensatie van € 20.000,- is afgesproken en dat voor het jaar 2015 en verder is afgesproken dat [eiser] jaarlijks een pensioencompensatie van € 9.477,- zal ontvangen door veranderingen van fiscale maatregelen. Omdat over de periode vanaf 2014 en verder wel afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het pensioen van [eiser] , is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] voor de jaren vanaf 2014 wel finale kwijting heeft verleend. [eiser] kan wat die periode betreft derhalve niet gevolgd worden in zijn stelling dat HDI Global zijn pensioenaanspraken niet voldoende heeft gefinancierd. [eiser] stelt weliswaar dat hij wat betreft de uitvoering van de afspraken geen finale kwijting heeft verleend, maar hij heeft niet onderbouwd dat HDI Global de voor de jaren 2014 en verder gemaakte afspraken niet is nagekomen (/niet goed heeft uitgevoerd). Uit de processtukken blijkt bijvoorbeeld dat HDI Global voor het jaar 2014 een bedrag van € 20.000,- aan [eiser] heeft uitgekeerd. Dat [eiser] naderhand gebleken is dat deze uitkering onvoldoende is om het ‘gat’ mee te financieren, maakt niet dat HDI Global de afspraak niet goed heeft uitgevoerd.
Bescherming artikel 55 Pw
4.6.
HDI Global stelt voorts dat [eiser] geen bescherming kan ontlenen aan artikel 55 Pw, welk artikel [eiser] aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd. De kantonrechter is van oordeel dat de grondslag van de vordering van [eiser] is dat HDI Global de tussen partijen gesloten pensioenovereenkomst niet goed is nagekomen door onjuiste bedragen aan pensioengevend salaris aan Aegon door te geven en [eiser] daardoor te weinig pensioen ontvangt, zodat [eiser] nakoming van de pensioenovereenkomst (en de daaronder vallende tussen partijen gemaakte afspraken) aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd. Gelet hierop kan in het midden blijven of [eiser] aan artikel 55 Pw bescherming kan ontlenen, omdat dit niet de grondslag van de vordering is. Dit is derhalve geen reden om de vorderingen van [eiser] af te wijzen.
Verjaring
4.7.
De vorderingen van [eiser] zijn volgens HDI Global verjaard op grond van artikel 3:311 BW, omdat de vordering van [eiser] moet worden gekwalificeerd als rechtsvordering tot herstel van een tekortkoming. De verjaringstermijn van vijf jaar begint te lopen vanaf het moment dat [eiser] met de tekortkoming bekend is geworden. Volgens HDI Global was [eiser] veel eerder dan 2017 daadwerkelijk bekend geworden met de gestelde tekortkoming, omdat hij vanaf 2008 jaarlijks uniforme pensioenoverzichten kreeg en voor het jaar 2008 verzekeringsbewijzen ontving. [eiser] had toen al kunnen zien welk pensioengevend salaris gehanteerd werd, zodat de vorderingen van [eiser] zijn verjaard, aldus HDI Global .
4.8.
De kantonrechter is van oordeel geen sprake is van een vordering tot herstel van een tekortkoming, maar een vordering tot nakoming van de financiering van de overeengekomen pensioenaanspraken, zodat het beroep van HDI Global op de verjaringstermijn van artikel 3:311 BW niet slaagt. Voor zover HDI Global tevens heeft bedoeld zich te beroepen op de verjaringstermijnen van artikel 3:307 lid 1 BW en/of artikel 3:308 BW, is de kantonrechter van oordeel dat die verjaringstermijn begint te lopen vijf jaar nadat de rechtsvordering opeisbaar is geworden. HDI Global heeft het door [eiser] ingenomen standpunt niet betwist dat dit aan het einde van zijn dienstverband is geweest (31 december 2016) of toen [eiser] op 2 juni 2019 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, zodat gelet op het moment van dagvaarden geen sprake is van verjaring.
Klachtplicht
4.9.
HDI Global voert voorts aan dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd, omdat [eiser] jaarlijks op zijn uniforme pensioenoverzichten en verzekeringsbewijzen had kunnen zien welk pensioengevend salaris is gehanteerd. Door pas op 4 augustus 2017 bij HDI Global te klagen, heeft [eiser] te laat geklaagd en zijn al zijn rechten komen te vervallen.
4.10.
Op grond van artikel 6:89 BW kan de schuldenaar op een gebrek in een prestatie geen beroep meer doen, indien hij daarover niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar heeft geprotesteerd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 18 mei 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:4707) geoordeeld dat bij de vraag of de uit artikel 6:89 BW voortvloeiende onderzoeks- en meldingsplicht tijdig is nagekomen, betekenis kan worden toegekend aan het feit dat de opbouw van pensioen voor een niet-deskundige werknemer moeilijk te doorgronden is en dat daarom niet te snel kan worden aangenomen dat een niet-deskundige werknemer heeft kunnen of moeten begrijpen op welke wijze zijn of haar pensioen is berekend en wat daarvan de consequenties zijn voor de hoogte van een pensioenuitkering. Indien een werknemer echter door uitdrukkelijke en kenbare informatie wist of moest begrijpen dat de werkgever bepaalde pensioenverbintenissen niet meer zou nakomen, zal de werknemer binnen bekwame tijd moeten protesteren.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] weliswaar eerder had kunnen zien welk pensioengevend salaris is doorgegeven aan Aegon, maar dat het op dat moment nog niet duidelijk was welke consequenties dit voor hem had. Pas nadat [eiser] door [persoon B] een berekening had laten maken (gedateerd op 3 augustus 2017), was [eiser] ervan op de hoogte wat de gevolgen van het te laag doorgegeven pensioengevend salaris voor hem waren. [eiser] heeft vervolgens op 4 augustus 2017 HDI Global hiervan op de hoogte gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat dit tijdig is.
Pensioenaanspraken voor 2014
4.12.
Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet het geschil op de pensioenaanspraken die [eiser] heeft opgebouwd voor 1 januari 2014, omdat over de periode daarna tussen partijen afspraken zijn gemaakt en finale kwijting is verleend.
4.13.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij met HDI Global afspraken heeft gemaakt over zijn pensioengevend salaris en HDI Global deze afspraken niet geheel is nagekomen.
Volgens [eiser] heeft hij met HDI Global afgesproken dat het in de pensioenreglementen opgenomen maximale pensioengevend salaris niet op hem van toepassing is, zodat zijn volledige salaris pensioengevend is. Daaronder valt volgens [eiser] ook zijn vaste bonus van minimaal € 70.000,- per jaar die hij vanaf 1 januari 2010 ontvangt en de bonussen die hij daarvoor in de periode van 2006 tot 2010 heeft ontvangen.
4.14.
HDI Global betwist dit en stelt dat de het maximale salaris uit het Pensioenreglement op [eiser] van toepassing is en dat conform het Pensioenreglement een bonus niet tot het vaste salaris behoort. Volgens HDI Global heeft [eiser] teveel pensioen opgebouwd. Ook moet volgens HDI Global dergelijke afspraken worden gemaakt met de Raad van Commissarissen, wat volgens haar niet gedaan is.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende de door hem gestelde afspraken heeft onderbouwd en overweegt daartoe als volgt.
4.16.
[eiser] heeft de brief van mei 2006 (productie 9 bij dagvaarding) overgelegd. Uit deze brief blijkt dat partijen afspraken hebben gemaakt over het pensioengevend salaris dat boven het in het pensioenreglement opgenomen maximum pensioengevend salaris ligt. [eiser] bouwt volgens deze afspraken over zijn salaris dat boven dit maximum ligt pensioen op, zodat reeds hieruit blijkt dat zijn pensioengevend salaris niet gemaximeerd was en [eiser] over zijn volledige salaris pensioen opbouwt. In de brief van 2 december 2015 wordt deze afspraak bevestigd, want in deze brief is opgenomen dat tot en met 2013 zijn “annual pensionable salary” in lijn was met zijn “actual annual salary (€ 260.000,- in 2013)”. Hieruit blijkt derhalve dat HDI Global bevestigt dat het jaarlijkse pensioengevende salaris van [eiser] in lijn was met zijn werkelijke jaarlijkse salaris. HDI Global heeft daarnaast ook erkend dat in de uniforme pensioenoverzichten is opgenomen dat het salaris van [eiser] hoger was dan het maximum pensioengevend salaris volgens het pensioenreglement. Het is onbegrijpelijk waarom HDI Global uit zichzelf hogere pensioengevende salarissen zou doorgeven aan Aegon, als daar geen afspraak aan ten grondslag lag. HDI Global heeft ook niet kunnen uitleggen waarom zij zo gehandeld heeft. Hieruit blijkt derhalve eens te meer dat de door [eiser] gestelde afspraak wat betreft het opbouwen van pensioen over zijn volledige salaris gemaakt is tussen partijen. HDI Global heeft haar stelling dat voor een dergelijke afspraak vereist is dat er een besluit is van de Raad van Commissarissen of ander bevoegd persoon onvoldoende onderbouwd, wat gelet op de betwisting van [eiser] , wel op haar weg had gelegen.
4.17.
Partijen zijn voorts nog verdeeld over de vraag of de bonussen die [eiser] genoot ook onder het volledige salaris vallen. Het opnemen van het salarisbedrag van € 260.000,- in 2013 in de brief van 2 december 2015 bevestigt naar het oordeel van de kantonrechter dat tot het pensioengevend salaris ook de minimale bonus van € 70.000,- behoort, omdat volgens de stukken van partijen het jaarsalaris van [eiser] in 2013 slechts € 190.000,- bedroeg. HDI Global heeft niet kunnen toelichten waarom het bedrag van € 260.000,- in deze brief (en overigens ook in de uniforme pensioenoverzichten) is opgenomen als de vaste minimale bonus niet tot het volledig salaris van [eiser] behoort. Dit betekent dat de minimale bonus van € 70.000,- die [eiser] vanaf 1 januari 2010 genoot tot het volledige salaris van [eiser] behoort en [eiser] daarover dus conform zijn afspraak met HDI Global pensioen opbouwt.
Volgens [eiser] behoren de bonussen die hij in de periode van 2006 tot 2010 heeft genoten ook tot zijn volledige salaris. De kantonrechter begrijpt echter niet waarom de bonussen uit die periode ook tot het volledige salaris van [eiser] behoren, want [eiser] heeft niet onderbouwd dat hij wat de bonussen over de periode 2006 tot 2010 betreft afspraken heeft gemaakt met HDI Global en dit ook minimum bonussen zijn. De kantonrechter is daarom van oordeel is dat de bonussen die [eiser] voor 2010 ontving geen onderdeel uitmaken van zijn volledig (en dus pensioengevend) salaris.
4.18.
De conclusie is derhalve dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat hij met HDI Global is overeengekomen dat het in het pensioenreglement opgenomen maximale pensioengevend salaris niet op hem van toepassing is, zodat zijn volledige salaris, inclusief vaste bonussen ten bedrage van € 70.000,- vanaf 1 januari 2010, pensioengevend is.
4.19.
Partijen zijn voorts verdeeld over de vraag per welk jaar de vaste bonussen meetellen voor het pensioengevend salaris, per 1 januari van het jaar waarin de bonus wordt ontvangen of pas per 1 januari van het daaropvolgende jaar. De kantonrechter is van oordeel dat deze vaste bonussen moeten meetellen per 1 januari van het jaar waarin de bonus wordt verkregen, omdat het gaat om een vaste bonus waarvan op 1 januari van een jaar al bekend was dat deze € 70.000,- zou bedragen.
Vervolg procedure
4.20.
Nu is vastgesteld wat tussen partijen is afgesproken, kan berekend worden of HDI Global te weinig pensioen heeft gefinancierd rekening houdend met de tussen partijen gemaakte afspraken over het pensioengevend salaris van [eiser] . Als het inderdaad zo is dat [eiser] te weinig pensioen ontvangt, omdat hij te weinig heeft opgebouwd, dan moet het door HDI Global worden aangevuld. Op dit moment is echter nog onduidelijk of daarvan sprake is. [eiser] heeft een berekening overgelegd die [persoon B] heeft gemaakt. De kantonrechter kan zelf niet nagaan of deze berekening klopt. Deze berekening is ook inhoudelijk betwist door HDI Global . Voorts houdt [persoon B] rekening met de bonussen die [eiser] voor 1 januari 2010 heeft ontvangen, wat gelet op wat hiervoor is overwogen onjuist is omdat niet is komen vast te staan dat dit vaste bonussen waren. De kantonrechter kan daarom niet uitgaan van de berekening van [persoon B] en is voornemens om een deskundige te benoemen die, met in achtneming van hetgeen hiervoor is overwogen over het maximum pensioengevend salaris en de bonussen van [eiser] , de pensioenaanspraken van [eiser] tot 1 januari 2014 moet berekenen.
4.21.
De kantonrechter zal de zaak naar de rol verwijzen en partijen in de gelegenheid stellen om een voorstel doen voor de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen. Het verdient de voorkeur dat partijen een eenparig geformuleerd voorstel doen over de persoon van de deskundige en eventueel ook over de aan de deskundige te stellen vragen. De kantonrechter is voornemens om [eiser] het voorschot van de deskundige te laten betalen.
4.22.
De kantonrechter geeft HDI Global in overweging om op basis van het voorgaande zelf een berekening te maken van de pensioenaanspraken van [eiser] en met [eiser] in overleg te treden hierover. [eiser] heeft immers tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij er graag samen met HDI Global uit wil komen. Indien partijen voor hun overleg meer tijd nodig hebben dan kunnen zij op de hierna te noemen roldatum dit aan de kantonrechter berichten en om aanhouding van de procedure verzoeken.
4.23.
In afwachting van het voorgaande wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 23 augustus 2022om
13.30 uurvoor het nemen van een akte door elk van partijen over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
31688