ECLI:NL:RBROT:2022:602

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
C/10/625241 / JE RK 21-2446
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek verlenging gesloten plaatsing van minderjarige en thuisplaatsing bij moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de gesloten plaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen. De minderjarige verblijft sinds 14 mei 2021 bij Bergse Bos en is onder toezicht gesteld tot 10 augustus 2022. De GI had eerder verzocht om verlenging van de gesloten jeugdhulp, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de huidige situatie niet langer houdbaar is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gesloten plaatsing van [voornaam minderjarige] niet in zijn belang is, vooral gezien de lange wachtlijsten voor alternatieve hulp en de noodzaak om de thuisplaatsing bij de moeder een kans te geven.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de samenwerking tussen de moeder en de instelling moeizaam verloopt, wat een negatieve invloed heeft op de behandeling van [voornaam minderjarige]. Ondanks de zorgen over de thuisplaatsing, heeft de kinderrechter besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen tot 18 februari 2022, zodat er tijd is om een plan te maken voor de terugkeer naar huis. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de ouders met elkaar moeten communiceren en dat de GI ondersteuning zal bieden bij deze gesprekken.

De beslissing van de kinderrechter is gebaseerd op de noodzaak om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] niet verder te belemmeren en om te voorkomen dat hij in een systeem van gesloten jeugdzorg blijft zonder uitzicht op verbetering. De kinderrechter heeft het resterende verzoek van de GI afgewezen, waarmee de focus komt te liggen op de thuisplaatsing en de benodigde hulpverlening.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/625241 / JE RK 21-2446
datum uitspraak: 25 januari 2022

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2009 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] en [naam stiefvader] ,

hierna te noemen de moeder en de stiefvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] en [naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de vader en de stiefmoeder, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- de brieven van de moeder en de oma moederszijde, ingekomen bij de griffie op 21 januari 2022,
- de ongedateerde briefrapportage van de GI, ingekomen bij de griffie op 24 januari 2022.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds 14 mei 2021 bij Bergse Bos (Horizon).
Bij beschikking van 10 augustus 2021 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 10 augustus 2022.
Op de zitting van 4 november 2021 is een verzoek van de GI behandeld. De GI verzoekt om het verblijf van [voornaam minderjarige] in de gesloten jeugdhulp van Bergse Bos te verlengen met zes maanden. De kinderrechter heeft een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor twee maanden. Dit betekent dat [voornaam minderjarige] in ieder geval tot 10 januari 2022 bij Bergse Bos moet blijven. De beslissing voor de andere vier maanden is aangehouden. Het verzoek van de GI is niet geheel toegewezen, omdat het persoonlijkheidsonderzoek van [voornaam minderjarige] nog niet klaar was. Hierdoor was ook zijn behandelplan nog niet af. Dit is belangrijk, omdat in het behandelplan staat omschreven welke behandeling [voornaam minderjarige] nodig heeft en hoelang dit gaat duren. Als dit duidelijk is, kan de kinderrechter ook beter beslissen over de noodzaak van een langer verblijf bij Bergse Bos. Ook had de moeder op zitting gezegd dat [voornaam minderjarige] met speciale hulp van de FortaGroep thuis zou kunnen wonen. Zij heeft dit met stukken onderbouwd. De GI is gevraagd om deze alternatieve oplossing te onderzoeken. Ook is door de kinderrechter gezegd dat het belangrijk is dat de ouders met elkaar gaan praten en dat hier tijdens de ondertoezichtstelling en gesloten plaatsing aandacht voor moet zijn.
Op de zitting van 7 januari 2022 is geconstateerd dat geen van de doelen van de vorige zitting is behaald. Het persoonlijkheidsonderzoek is nog niet afgerond, wel is al duidelijk dat [voornaam minderjarige] een reactieve hechtingsstoornis heeft. Ook de gevraagde toelichting over de Fortagroep is zeer summier. Tijdens de zitting is besproken dat [voornaam minderjarige] misschien ook bij de vader of oma moederszijde kan wonen. Deze opties moesten door de GI worden onderzocht voordat een besluit kan worden genomen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Aan de GI is de opdracht gegeven uiterlijk op 21 januari 2022 hierover te rapporteren. Daarbij moet ook onderzocht worden welke hulpverlening daarbij nodig zou zijn, of daar wachtlijsten voor zijn en zo ja, welke spoedhulp er in afwachting daarvan kan worden ingezet.
Om te voorkomen dat de machtiging tot plaatsing van [voornaam minderjarige] bij Bergse Bos op 10 januari 2022 verliep, is het verzoek van de GI bij tussenbeschikking van 7 januari 2022 toegewezen voor de duur van een maand, te weten tot 10 februari 2022, en voor het overige verzochte aangehouden in afwachting van de rapportage van de GI.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft een machtiging gevraagd om het verblijf van [voornaam minderjarige] in de gesloten jeugdhulp van Bergse Bos te verlengen voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is op
4 november 2021 voor de duur van twee maanden toegewezen en op 7 januari 2022 voor de duur van een maand. Nu resteert een periode van drie maanden, tot 10 mei 2022.

De standpunten

De kinderrechter verwijst voor de standpunten van de betrokkenen ten aanzien van het aangehouden verzoek van de GI naar de tussenbeschikking van 7 januari 2022.
De GI heeft in haar briefrapportage van 24 januari 2022 de gevraagde toelichting gegeven. Hieruit blijkt dat zij geen vertrouwen hebben in een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder en de oma, omdat er geen reden is om aan te nemen dat de oorzaken van het grensoverschrijdende gedrag van [voornaam minderjarige] er niet meer zijn. Om een nieuwe faalervaring te voorkomen moet deze problematiek eerst worden aangepakt. De mogelijkheden om dit thuis te doen zijn beperkt, omdat er teveel wachtlijsten zijn. Bij Youz is een wachtlijst van 39 weken, bij de FortaGroep 10 tot 12 weken en bij Yulius 10 tot 16 weken.
Een plaatsing bij de vader is niet geadviseerd. Naast het grensoverschrijdende gedrag is het contact met de vader pas net weer hersteld. [voornaam minderjarige] zal vanuit zijn reactieve hechtingsstoornis deze relatie gaan ‘testen’, wat leidt tot verdere escalatie. Ook wordt [voornaam minderjarige] in een nieuw loyaliteitsconflict geplaatst als hij bij de vader wordt geplaatst.
In de briefrapportage wordt daarnaast informatie van mevrouw [naam gedragswetenschapper] vermeld, gedragswetenschapper bij Bergse Bos. Op dit moment wordt er weinig basis gezien om de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij Bergse Bos te continueren. De moeder heeft geen vertrouwen in de behandeling. Deze ruis voelt [voornaam minderjarige] en zorgt in aanloop naar de zitting al voor de nodige onrust. Hij raakt steeds meer overtuigd van het feit dat zijn moeder alles in het werk zal stellen om hem ‘weg te halen’. [voornaam minderjarige] heeft voortkomend uit de reactieve hechtingsstoornis weinig vertrouwen in de betrokkenheid van volwassenen, hoe kan er van [voornaam minderjarige] verwacht worden een relatie met de pedagogisch medewerkers op te bouwen als deze plaatsing niet wordt gesteund door zijn moeder? Voortkomend uit de reactieve hechtingsstoornis is het een kwestie van tijd tot [voornaam minderjarige] vanuit gevoelens van onveiligheid de relatie met zijn opvoeder zal beproeven waarbij de verwachting is dat dit tot uiting zal komen tot oppositioneel en onveilig gedrag.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Ingevolge artikel 6.1.12, derde lid, van de Jeugdwet vervalt een machtiging gesloten jeugdhulp indien deze gedurende drie maanden niet ten uitvoer is gelegd.
De kinderrechter is met de advocaat van [voornaam minderjarige] van oordeel dat een gesloten plaatsing zo kort mogelijk dient te duren, omdat anders het risico op permanente schade aanwezig is. [voornaam minderjarige] verblijft inmiddels meer dan zeven maanden in de gesloten jeugdzorg. Het gaat steeds minder goed met [voornaam minderjarige] bij Bergse Bos. De moeder wordt regelmatig gebeld met het verzoek of zij [voornaam minderjarige] kan kalmeren. Op 30 december 2021 heeft zich een incident voorgedaan tussen een groepsleider en [voornaam minderjarige] en een groepsgenoot. Hierbij is de groepsleider gewond geraakt. Er is nog geen start gemaakt met zijn behandeling, omdat het behandelplan nog niet gereed is. Op de zitting van 7 januari 2022 heeft de GI bevestigd dat zijn positie onhoudbaar lijkt te worden en dat er wordt gedacht wordt aan het doorplaatsen naar de gesloten jeugdzorg voor de ‘grote kinderen’ van Schakenbosch. Hierbij is extra schade voor [voornaam minderjarige] niet uit te sluiten, omdat dit voor hem als een faalervaring zal voelen. Bovendien is hij daar veruit de jongste en zal hij in deze omgeving verharden.
De gedragswetenschapper heeft ingestemd met een langer verblijf van [voornaam minderjarige] op Bergse Bos. Maar uit het rapport blijkt ook dat het opvalt dat er nog geen verdieping in de relatie heeft plaatsgevonden tussen [voornaam minderjarige] en de begeleiding. Dit is opvallend, omdat [voornaam minderjarige] hier al meer dan een half jaar verblijft. Vermoedelijk komt dit volgens Bergse Bos omdat de moeder geen vertrouwen heeft in de behandeling en de samenwerking moeizaam is. Dit heeft effect op de behandeling, omdat bij een gebrek aan een gezamenlijke basis voor behandeling het ontzettend lastig is om tot verandering bij [voornaam minderjarige] te komen. Een goede samenwerking is volgens de gedragswetenschapper noodzakelijk, omdat [voornaam minderjarige] anders tegenstrijdige signalen krijgt waardoor hij zich onveilig kan voelen wat weer effect heeft op zijn behandeling.
De kinderrechter vindt het niet realistisch te verwachten dat de samenwerking tussen de moeder en Bergse Bos op korte termijn weer goed gaat komen. De kinderrechter begrijpt dat de moeder het lastig vindt om op de behandeling van [voornaam minderjarige] te vertrouwen, omdat het resultaat van zeven maanden gesloten jeugdzorg een concept persoonlijkheidsonderzoek is. De moeder ziet ondertussen dat [voornaam minderjarige] het moeilijk heeft, omdat zij regelmatig wordt gebeld om hem te kalmeren. Daarnaast spreekt de moeder over veel nieuwe gezichten, waardoor gemaakte afspraken niet altijd direct duidelijk zijn. Aan de andere kant moet de moeder ook naar haar eigen rol kijken. De moeder erkent dat zij niet de makkelijkste persoon is. Zij noemt zichzelf een echte Rotterdamse. Ook heeft de moeder tegen alle adviezen in onlangs aan [voornaam minderjarige] verteld dat de vader niet zijn biologische vader is. De moeder houdt hierbij totaal geen rekening met de belangen van [voornaam minderjarige] , ondanks dat ze zegt in zijn belang te handelen.
De kinderrechter is van oordeel dat een thuisplaatsing bij de moeder in dit geval een kans moet krijgen. De moeder en de oma willen graag dat [voornaam minderjarige] naar huis gaat en willen alle hulp aanvaarden die noodzakelijk is. Ook [voornaam minderjarige] wil dit graag blijkt uit zijn brief. De moeder is gestopt met werken en kan zich full time richten op [voornaam minderjarige] en zijn broertje. De dagen dat [voornaam minderjarige] nu naar huis gaat verlopen goed en liefdevol.
De kinderrechter doet dit niet lichtzinnig en begrijpt dat de kans aanwezig is dat het thuis bij de moeder weer niet goed gaat. Tegelijkertijd betekent doorgaan op de huidige weg dat [voornaam minderjarige] wordt overgeplaatst naar de gesloten jeugdzorg in Schakenbosch voor kinderen van 12 tot 18 jaar. Dit is op dit moment ook niet in het belang van [voornaam minderjarige] , omdat dit een faalervaring is. Hij zal weer geconfronteerd worden met nieuwe behandelaren en moet deze gaan vertrouwen, terwijl hij dit vanuit zijn hechtingsstoornis juist moeilijk vindt. Hierbij is het maar de vraag of de moeder op dat moment ook achter de behandeling kan gaan staan, als een thuisplaatsing niet eerst is geprobeerd. Bovendien kan het naar het oordeel van de kinderrechter niet zo zijn dat [voornaam minderjarige] ‘gedwongen’ in het systeem van de gesloten jeugdzorg moet blijven, omdat de wachtlijsten voor alternatieve hulp te lang zijn.
Op het moment dat [voornaam minderjarige] nu zonder plan naar huis wordt gestuurd, betekent dit dat hij zonder school, dagbesteding of hulp thuis komt te zitten. Het maken van een plan en het aanmelden van [voornaam minderjarige] bij verschillende instanties kost tijd. Dit betekent dat de kinderrechter de huidige machtiging tot vrijdag 18 februari 2022 zal afgeven. Deze tijd kan gebruikt worden om hulpverlening aan te vragen en een plan te maken. De GI kan vervolgens het moment kiezen waarop [voornaam minderjarige] naar huis kan. Het resterende deel van het verzoek zal worden afgewezen.
De kinderrechter begrijpt dat de vader zich zorgen maakt over het contact tussen hem en [voornaam minderjarige] als hij weer thuis bij de moeder gaat wonen. Bergse Bos bood een neutrale basis om de omgang tussen hem en [voornaam minderjarige] op te starten en verder te begeleiden. Het risico op extra schade bij [voornaam minderjarige] weegt alleen niet op tussen het verdere verloop van de omgang. Vanuit de nog lopende ondertoezichtstelling kan de GI de omgang verder begeleiden.
Tot slot richt de kinderrechter zich nog een keer tot de ouders. [voornaam minderjarige] krijgt de kans om weer thuis te wonen. Hij gaat hier behandeling krijgen om zijn problemen het hoofd te bieden. Een van de problemen kan hij alleen niet zelf oplossen. U moet met elkaar gaan praten. De GI zal hiervoor hulpverlening aanbieden. Hopelijk gaat u in het belang van [voornaam minderjarige] hieraan meedoen. Anders zal de thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] naar verwachting van korte duur zijn.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 10 februari 2022 tot 18 februari 2022 betreffende [voornaam minderjarige] ;
wijst het resterende gedeelte van het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.