In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de gesloten plaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen. De minderjarige verblijft sinds 14 mei 2021 bij Bergse Bos en is onder toezicht gesteld tot 10 augustus 2022. De GI had eerder verzocht om verlenging van de gesloten jeugdhulp, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de huidige situatie niet langer houdbaar is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gesloten plaatsing van [voornaam minderjarige] niet in zijn belang is, vooral gezien de lange wachtlijsten voor alternatieve hulp en de noodzaak om de thuisplaatsing bij de moeder een kans te geven.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de samenwerking tussen de moeder en de instelling moeizaam verloopt, wat een negatieve invloed heeft op de behandeling van [voornaam minderjarige]. Ondanks de zorgen over de thuisplaatsing, heeft de kinderrechter besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen tot 18 februari 2022, zodat er tijd is om een plan te maken voor de terugkeer naar huis. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de ouders met elkaar moeten communiceren en dat de GI ondersteuning zal bieden bij deze gesprekken.
De beslissing van de kinderrechter is gebaseerd op de noodzaak om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] niet verder te belemmeren en om te voorkomen dat hij in een systeem van gesloten jeugdzorg blijft zonder uitzicht op verbetering. De kinderrechter heeft het resterende verzoek van de GI afgewezen, waarmee de focus komt te liggen op de thuisplaatsing en de benodigde hulpverlening.