Wat de rechtbank vindt
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 8 mei 2020 voor 10,29% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
11. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
12. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. De verzekeringsarts heeft eiseres op 1 maart 2018 en 3 juni 2019 op het spreekuur gezien en onderzocht. Vanwege de geldende coronamaatregelen heeft hij op 7 mei 2020 een telefonisch spreekuur met eiseres gehouden. In zijn rapport van 7 mei 2020 heeft hij beschreven dat zowel de lichamelijke en psychische klachten grotendeels overeenkomen met de klachten zoals aangegeven bij de (fysieke) spreekuurbeoordeling van 3 juni 2019. De verzekeringsarts heeft gemotiveerd dat geen aanleiding bestond om aanvullende informatie op te vragen, omdat het eigen onderzoek voldoende gegevens heeft opgeleverd.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 19 januari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Hij heeft ook de door eiseres in bezwaar verstrekte aanvullende informatie, namelijk een brief van de huisarts van 5 juni 2020 en informatie van de dermatoloog van 8 oktober 2019, in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres ook gesproken op de telefonische hoorzitting. Hij heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
14. Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat dit geen aanleiding geeft om de belastbaarheid op de datum in geding te wijzigen.
15. Volgens eiseres is er geen sprake van een zorgvuldig onderzoek. Volgens haar zijn de verzekeringsartsen uitgegaan van oude informatie en hebben zij ten onrechte geen aanvullende medische informatie opgevraagd. Ook is het onderzoek volgens eiseres niet zorgvuldig omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet fysiek heeft onderzocht. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat geen sprake is geweest van een functioneel onderzoek door de verzekeringsarts, maar slechts van een inspectie. Dit is volgens eiseres niet voldoende om haar beperkingen vast te stellen. Volgens eiseres is een functioneel onderzoek noodzakelijk om correct vast te kunnen stellen of zij in staat is de handelingen uit de FML, met de in de FML aangegeven herhalingen, te verrichten. Pas dan is er volgens eiseres sprake van een objectief medisch onderzoek. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres alleen telefonisch heeft gesproken en een fysiek spreekuur heeft geweigerd, acht eiseres ook onzorgvuldig.
16. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Zij zal dat hierna uitleggen. In beginsel behoort het tot de expertise van de verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, welke informatie hij nodig heeft en vast te stellen tot welke beperkingen dit leidt. Het is ook aan de verzekeringsarts om te bepalen of informatie uit de behandelend sector moet worden opgevraagd, of dat al voldoende informatie aanwezig is om de beperkingen te kunnen vaststellen. Dat sprake is geweest van een onvolledig of onzorgvuldig onderzoek, is de rechtbank niet gebleken. De verzekeringsarts heeft eiseres twee keer tijdens een spreekuur onderzocht. Hij heeft eiseres vervolgens op 7 mei 2020 tijdens een telefonisch spreekuur gesproken en beschreven dat haar lichamelijke en psychische klachten grotendeels hetzelfde zijn als tijdens zijn eerdere lichamelijke onderzoeken. Tegen deze gang van zaken heeft eiseres slechts aangevoerd dat het lichamelijk onderzoek onvoldoende functioneel was, omdat concreet had moeten worden getoetst of eiseres de handelingen uit de FML kon verrichten. Hierover merkt de rechtbank op dat het aan de verzekeringsarts is om zijn onderzoeksmethoden te bepalen en een onderzoeksmethode zoals eiseres deze voorstaat niet is voorgeschreven. Bovendien heeft de verzekeringsarts zich bij het vaststellen van de beperkingen niet alleen op het lichamelijk onderzoek maar ook op andere medische informatie gebaseerd. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom hij over voldoende medische informatie beschikte om de beperkingen te kunnen vaststellen. Dat er geen lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zelf is verricht, betekent volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep nog niet dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was.Eiseres heeft niet gemotiveerd waarom het niet verrichten van fysiek lichamelijk onderzoek maakte dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep over onvoldoende informatie beschikte om haar beperkingen te kunnen vaststellen. Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
17. De verzekeringsarts heeft al eerder over eiseres gerapporteerd, onder meer op 3 juni 2019. Bij de huidige beoordeling geeft hij aan dat de ziekte van Crohn en de hidradenitis niet duidelijk veranderd zijn ten opzichte van de voorgaande beoordeling. De aandoeningen zijn volgens hem redelijk stabiel. Hij motiveert ook dat de psychische klachten van eiseres grotendeels overeenkomen met de tijdens het spreekuur van 3 juni 2019 aangegeven klachten. De door eiseres aangegeven hoofdpijnklachten geven geen aanleiding tot het stellen van extra beperkingen bovenop de al aangegeven forse beperkingen. In de FML heeft de verzekeringsarts (onder andere) beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen (in de omgeving van de werkplek moet een toilet aanwezig zijn) en dynamische handelingen en statische houdingen.
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 19 januari 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij rapporteert dat niet is gebleken dat de ernst van de ziekte van Crohn wezenlijk was toegenomen op de datum in geding. Op grond van het nagenoeg gelijkblijvende onderzoeks- en behandelbeleid kan volgens hem niet worden geconcludeerd dat rond de datum in geding een ernstige verslechtering van de ziekte van Crohn bestond. Hij motiveert ook dat ten aan zien van de huidafwijkingen in de oksel al beperkingen in de FML zijn aangenomen. De medische situatie van eiseres op de datum in geding vroeg volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet om een aanvullende urenbeperking bovenop de reeds gestelde beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat hij net als de verzekeringsarts, geen reden ziet om per de datum in geding van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden te spreken. Hij legt uit dat dit alleen gesteld kan worden wanneer iemand voldoet aan één van de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit. Geen van deze uitzonderingscriteria is volgens hem op de datum in geding van toepassing. Er is daarom, zo stelt hij, terecht een FML opgesteld en een arbeidsdeskundig onderzoek uitgevoerd.
19. Eiseres heeft in beroep nog nieuwe medische informatie verstrekt. Volgens haar hadden er voor haar psychische klachten meer beperkingen in de FML moeten worden aangenomen. Zij stelt dat de verzekeringsartsen van een onjuiste medische toestand voor wat betreft haar psychische klachten zijn uitgegaan. Op de zitting heeft eiseres hierover toegelicht dat de verzekeringsartsen onterecht zijn uitgegaan van spanningsklachten in een relatie en niet van psychopathologie. Dit maakt volgens eiseres een groot verschil en voor psychopathologie zouden meer beperkingen moeten worden aangenomen. Hoewel de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 8 juli 2021 erkent dat er sprake is van psychopathologie, is hij daar volgens eiseres eerder niet vanuit gegaan. Hiervoor zijn dan volgens haar ook geen beperkingen opgenomen in de FML.
20. Anders dan eiseres leest de rechtbank in de rapporten van de verzekeringsartsen niet dat zij uitgaan van spanningsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 8 juli 2021 en 2 mei 2022 gerapporteerd dat, onder andere, sprake is van psychopathologie. In deze rapporten heeft hij naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende gemotiveerd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Hij rapporteert dat de overgelegde medische informatie in beroep geen wezenlijk ander beeld van de medische problematiek op datum in geding geeft. Op het gebied van de psychopathologie wordt volgens hem nogmaals bevestigd dat in augustus van 2020 psychische klachten zijn geduid in het kader van een angststoornis. Ook was eiseres al bekend met depressieve klachten. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gebleken dat sprake is van andere of meer ernstige pathologie op grond waarvan meer beperkingen zijn aangewezen. Het feit dat de verzekeringsartsen in de rapporten van 7 mei 2020 en 19 juni 2021 niet spreken van psychopathologie, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij van een onjuiste medische situatie zijn uitgegaan. Dat zij louter uit zijn gegaan van spanningsklachten is de rechtbank ook niet gebleken. De verzekeringsartsen hebben medische informatie van verschillende behandelaren bij de beoordeling betrokken en ook tijdens de beroepsprocedure is gebleken dat is uitgegaan van psychopathologie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook in de beroepsprocedure gemotiveerd waarom dit geen aanleiding geeft tot meer of andere beperkingen.
21. Eiseres heeft ook gesteld dat haar gezondheid, niet alleen op psychisch vlak, juist is verslechterd. Zij heeft nog steeds regelmatig opvlammingen van de ziekte van Chrohn, er hebben operaties plaatsgevonden in verband met de hidradenitis, er is geen stabiele inzetbaarheid, eiseres heeft rugklachten en is vermoeid. Zij weerspreekt ook dat zij voor 40 uur per week, dus volledig, arbeidsgeschikt is. Van een verbetering van haar belastbaarheid is volgens eiseres dan ook geen sprake. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende uitgelegd waarom er geen reden is om meer beperkingen aan te nemen. Hij heeft gemotiveerd dat kort na de datum in geding een operatieve ingreep aan de rechter oksel heeft plaatsgevonden, maar dat bij de beoordeling en de opgenomen beperkingen in de FML al rekening is gehouden met de hidradenitis. Uit de ingediende informatie blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet dat de ernst van de ziekte van Crohn van eiseres is onderschat. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen.
22. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is immers juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart 8 mei 2020.
De arbeidskundige beoordeling
23. Eiseres heeft gesteld dat zij volgens de arbeidsdeskundige van het UWV sowieso is aangewezen op voortdurende extra begeleiding van een levensloopcoach/ jobcoach. De geduide functies houden hier volgens eiseres geen rekening mee. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Dat eiseres begeleiding nodig heeft van een levensloopcoach, danwel jobcoach, is niet terug te vinden in de rapporten van de arbeidsdeskundigen in deze zaak. Daarnaast heeft de verzekeringsarts hiervoor geen beperkingen in zijn FML opgenomen. Het is de taak van de arbeidsdeskundige van het UWV om te beoordelen welke functies eiseres met haar beperkingen, zoals in de FML vastgesteld, nog zou kunnen verrichten. Dat de geduide functies hierdoor niet geschikt zijn volgt de rechtbank dan ook niet.
24. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
25. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op
8 mei 2020 met de middelste van deze functies 89,71% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als assistent filiaalmanager, zodat eiseres voor de overige 10,29% arbeidsongeschikt is.