ECLI:NL:RBROT:2022:6018

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
ROT 21/1052
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag voor een WIA-uitkering had ingediend, en het UWV, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres had zich op 24 mei 2012 ziekgemeld en had in het verleden een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV had in een herbeoordeling vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 10,29% lag, wat betekende dat zij geen recht meer had op de uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld door oude medische informatie te gebruiken en geen fysiek onderzoek uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres op de datum in geding, 8 mei 2020, voor 10,29% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden om de beperkingen van eiseres vast te stellen. Eiseres had niet aangetoond dat de rapporten niet aan de vereisten voldeden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1052

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.C. de Jonge),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 15 mei 2020 (het besluit) heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat zij vanaf 16 juli 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Haar arbeidsongeschiktheidspercentage is bij de herbeoordeling bepaald op 7,21%.
Bij besluit van 8 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 10,29%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting via Teams van 6 juli 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiseres werkte als assistent filiaalmanager voor gemiddeld 31,95 uur per week bij [naam bedrijf] . Zij heeft zich op 24 mei 2012 ziekgemeld voor dit werk. Bij besluit van 4 augustus 2014 heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat zij per 10 september 2014 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
2. Op 15 januari 2015 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld met dezelfde oorzaak. Bij besluit van 30 januari 2017 is aan eiseres per 15 januari 2015 een WIA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%.
3. Eiseres heeft het UWV verzocht om een herbeoordeling te doen om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering. Eiseres is op 1 maart 2018 en 3 juni 2019 op het spreekuur gezien door een verzekeringsarts (anders dan eiseres stelt, was dit niet dezelfde verzekeringsarts als bij de beoordeling per 30 januari 2017). Arbeidsdeskundig onderzoek heeft hierna niet plaatsgevonden en de geldigheid van de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst (FML) is verlopen.
4. Dezelfde verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres hierna nogmaals onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 8 mei 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een FML. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 92,79% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, krijgt eiseres vanaf 16 juli 2020 geen WIA-uitkering meer.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gerapporteerd dat bij het raadplegen van CBBS in bezwaar één geduide functie niet meer wordt gepresenteerd. Deze functie kan daarom volgens de arbeidsdeskundige in bezwaar niet worden gebruikt. De overige geduide en aangezegde functies worden gehandhaafd. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres wordt hierdoor gewijzigd naar 10,29%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

6. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Het besluit van het UWV is namelijk gebaseerd op oude medische informatie. De verzekeringsartsen hadden nieuwe medische informatie moeten opvragen. Ook had er een fysiek onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep moeten plaatsvinden. Op basis van de (oude) medische informatie waarop het UWV zich nu heeft gebaseerd, is zij eerder (bij de toekenning WIA) volledig arbeidsongeschikt bevonden. Haar gezondheid is sindsdien juist verslechterd. Zij heeft nog regelmatig opvlammingen van de ziekte van Crohn, ook heeft zij rug- en psychische klachten. Daarnaast heeft zij diverse medische ingrepen ondergaan in verband met de hidradenitis en is zij vermoeid. Er is volgens eiseres ook nog geen sprake van een stabiele inzetbaarheid door operatieve ingrepen en opnames. Eiseres heeft een keer per week woonbegeleiding, omdat zij niet zelfstandig kan functioneren. Zij stelt ook dat zij volgens de arbeidsdeskundige van het UWV is aangewezen op voortdurende extra begeleiding van een levensloop coach/ job coach. Volgens haar houden de geduide functies hiermee geen rekening.

Waarover het gaat in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht heeft gesteld dat eiseres geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
8. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 8 mei 2020 (de datum in geding) en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.

Wat de rechtbank vindt

10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 8 mei 2020 voor 10,29% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
11. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.

De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen

12. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. De verzekeringsarts heeft eiseres op 1 maart 2018 en 3 juni 2019 op het spreekuur gezien en onderzocht. Vanwege de geldende coronamaatregelen heeft hij op 7 mei 2020 een telefonisch spreekuur met eiseres gehouden. In zijn rapport van 7 mei 2020 heeft hij beschreven dat zowel de lichamelijke en psychische klachten grotendeels overeenkomen met de klachten zoals aangegeven bij de (fysieke) spreekuurbeoordeling van 3 juni 2019. De verzekeringsarts heeft gemotiveerd dat geen aanleiding bestond om aanvullende informatie op te vragen, omdat het eigen onderzoek voldoende gegevens heeft opgeleverd.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 19 januari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Hij heeft ook de door eiseres in bezwaar verstrekte aanvullende informatie, namelijk een brief van de huisarts van 5 juni 2020 en informatie van de dermatoloog van 8 oktober 2019, in de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres ook gesproken op de telefonische hoorzitting. Hij heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
14. Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat dit geen aanleiding geeft om de belastbaarheid op de datum in geding te wijzigen.
15. Volgens eiseres is er geen sprake van een zorgvuldig onderzoek. Volgens haar zijn de verzekeringsartsen uitgegaan van oude informatie en hebben zij ten onrechte geen aanvullende medische informatie opgevraagd. Ook is het onderzoek volgens eiseres niet zorgvuldig omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet fysiek heeft onderzocht. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat geen sprake is geweest van een functioneel onderzoek door de verzekeringsarts, maar slechts van een inspectie. Dit is volgens eiseres niet voldoende om haar beperkingen vast te stellen. Volgens eiseres is een functioneel onderzoek noodzakelijk om correct vast te kunnen stellen of zij in staat is de handelingen uit de FML, met de in de FML aangegeven herhalingen, te verrichten. Pas dan is er volgens eiseres sprake van een objectief medisch onderzoek. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres alleen telefonisch heeft gesproken en een fysiek spreekuur heeft geweigerd, acht eiseres ook onzorgvuldig.
16. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Zij zal dat hierna uitleggen. In beginsel behoort het tot de expertise van de verzekeringsarts om te beoordelen welke onderzoekmethoden worden gekozen, welke informatie hij nodig heeft en vast te stellen tot welke beperkingen dit leidt. Het is ook aan de verzekeringsarts om te bepalen of informatie uit de behandelend sector moet worden opgevraagd, of dat al voldoende informatie aanwezig is om de beperkingen te kunnen vaststellen. Dat sprake is geweest van een onvolledig of onzorgvuldig onderzoek, is de rechtbank niet gebleken. De verzekeringsarts heeft eiseres twee keer tijdens een spreekuur onderzocht. Hij heeft eiseres vervolgens op 7 mei 2020 tijdens een telefonisch spreekuur gesproken en beschreven dat haar lichamelijke en psychische klachten grotendeels hetzelfde zijn als tijdens zijn eerdere lichamelijke onderzoeken. Tegen deze gang van zaken heeft eiseres slechts aangevoerd dat het lichamelijk onderzoek onvoldoende functioneel was, omdat concreet had moeten worden getoetst of eiseres de handelingen uit de FML kon verrichten. Hierover merkt de rechtbank op dat het aan de verzekeringsarts is om zijn onderzoeksmethoden te bepalen en een onderzoeksmethode zoals eiseres deze voorstaat niet is voorgeschreven. Bovendien heeft de verzekeringsarts zich bij het vaststellen van de beperkingen niet alleen op het lichamelijk onderzoek maar ook op andere medische informatie gebaseerd. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom hij over voldoende medische informatie beschikte om de beperkingen te kunnen vaststellen. Dat er geen lichamelijk onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zelf is verricht, betekent volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep nog niet dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was. [1] Eiseres heeft niet gemotiveerd waarom het niet verrichten van fysiek lichamelijk onderzoek maakte dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep over onvoldoende informatie beschikte om haar beperkingen te kunnen vaststellen. Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
17. De verzekeringsarts heeft al eerder over eiseres gerapporteerd, onder meer op 3 juni 2019. Bij de huidige beoordeling geeft hij aan dat de ziekte van Crohn en de hidradenitis niet duidelijk veranderd zijn ten opzichte van de voorgaande beoordeling. De aandoeningen zijn volgens hem redelijk stabiel. Hij motiveert ook dat de psychische klachten van eiseres grotendeels overeenkomen met de tijdens het spreekuur van 3 juni 2019 aangegeven klachten. De door eiseres aangegeven hoofdpijnklachten geven geen aanleiding tot het stellen van extra beperkingen bovenop de al aangegeven forse beperkingen. In de FML heeft de verzekeringsarts (onder andere) beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen (in de omgeving van de werkplek moet een toilet aanwezig zijn) en dynamische handelingen en statische houdingen.
18. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 19 januari 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Hij rapporteert dat niet is gebleken dat de ernst van de ziekte van Crohn wezenlijk was toegenomen op de datum in geding. Op grond van het nagenoeg gelijkblijvende onderzoeks- en behandelbeleid kan volgens hem niet worden geconcludeerd dat rond de datum in geding een ernstige verslechtering van de ziekte van Crohn bestond. Hij motiveert ook dat ten aan zien van de huidafwijkingen in de oksel al beperkingen in de FML zijn aangenomen. De medische situatie van eiseres op de datum in geding vroeg volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet om een aanvullende urenbeperking bovenop de reeds gestelde beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat hij net als de verzekeringsarts, geen reden ziet om per de datum in geding van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden te spreken. Hij legt uit dat dit alleen gesteld kan worden wanneer iemand voldoet aan één van de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit. Geen van deze uitzonderingscriteria is volgens hem op de datum in geding van toepassing. Er is daarom, zo stelt hij, terecht een FML opgesteld en een arbeidsdeskundig onderzoek uitgevoerd.
19. Eiseres heeft in beroep nog nieuwe medische informatie verstrekt. Volgens haar hadden er voor haar psychische klachten meer beperkingen in de FML moeten worden aangenomen. Zij stelt dat de verzekeringsartsen van een onjuiste medische toestand voor wat betreft haar psychische klachten zijn uitgegaan. Op de zitting heeft eiseres hierover toegelicht dat de verzekeringsartsen onterecht zijn uitgegaan van spanningsklachten in een relatie en niet van psychopathologie. Dit maakt volgens eiseres een groot verschil en voor psychopathologie zouden meer beperkingen moeten worden aangenomen. Hoewel de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 8 juli 2021 erkent dat er sprake is van psychopathologie, is hij daar volgens eiseres eerder niet vanuit gegaan. Hiervoor zijn dan volgens haar ook geen beperkingen opgenomen in de FML.
20. Anders dan eiseres leest de rechtbank in de rapporten van de verzekeringsartsen niet dat zij uitgaan van spanningsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 8 juli 2021 en 2 mei 2022 gerapporteerd dat, onder andere, sprake is van psychopathologie. In deze rapporten heeft hij naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende gemotiveerd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Hij rapporteert dat de overgelegde medische informatie in beroep geen wezenlijk ander beeld van de medische problematiek op datum in geding geeft. Op het gebied van de psychopathologie wordt volgens hem nogmaals bevestigd dat in augustus van 2020 psychische klachten zijn geduid in het kader van een angststoornis. Ook was eiseres al bekend met depressieve klachten. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gebleken dat sprake is van andere of meer ernstige pathologie op grond waarvan meer beperkingen zijn aangewezen. Het feit dat de verzekeringsartsen in de rapporten van 7 mei 2020 en 19 juni 2021 niet spreken van psychopathologie, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij van een onjuiste medische situatie zijn uitgegaan. Dat zij louter uit zijn gegaan van spanningsklachten is de rechtbank ook niet gebleken. De verzekeringsartsen hebben medische informatie van verschillende behandelaren bij de beoordeling betrokken en ook tijdens de beroepsprocedure is gebleken dat is uitgegaan van psychopathologie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook in de beroepsprocedure gemotiveerd waarom dit geen aanleiding geeft tot meer of andere beperkingen.
21. Eiseres heeft ook gesteld dat haar gezondheid, niet alleen op psychisch vlak, juist is verslechterd. Zij heeft nog steeds regelmatig opvlammingen van de ziekte van Chrohn, er hebben operaties plaatsgevonden in verband met de hidradenitis, er is geen stabiele inzetbaarheid, eiseres heeft rugklachten en is vermoeid. Zij weerspreekt ook dat zij voor 40 uur per week, dus volledig, arbeidsgeschikt is. Van een verbetering van haar belastbaarheid is volgens eiseres dan ook geen sprake. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende uitgelegd waarom er geen reden is om meer beperkingen aan te nemen. Hij heeft gemotiveerd dat kort na de datum in geding een operatieve ingreep aan de rechter oksel heeft plaatsgevonden, maar dat bij de beoordeling en de opgenomen beperkingen in de FML al rekening is gehouden met de hidradenitis. Uit de ingediende informatie blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet dat de ernst van de ziekte van Crohn van eiseres is onderschat. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen.
22. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is immers juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart 8 mei 2020.

De arbeidskundige beoordeling

23. Eiseres heeft gesteld dat zij volgens de arbeidsdeskundige van het UWV sowieso is aangewezen op voortdurende extra begeleiding van een levensloopcoach/ jobcoach. De geduide functies houden hier volgens eiseres geen rekening mee. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Dat eiseres begeleiding nodig heeft van een levensloopcoach, danwel jobcoach, is niet terug te vinden in de rapporten van de arbeidsdeskundigen in deze zaak. Daarnaast heeft de verzekeringsarts hiervoor geen beperkingen in zijn FML opgenomen. Het is de taak van de arbeidsdeskundige van het UWV om te beoordelen welke functies eiseres met haar beperkingen, zoals in de FML vastgesteld, nog zou kunnen verrichten. Dat de geduide functies hierdoor niet geschikt zijn volgt de rechtbank dan ook niet.
24. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
25. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op
8 mei 2020 met de middelste van deze functies 89,71% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als assistent filiaalmanager, zodat eiseres voor de overige 10,29% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

26. Aangezien de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is, heeft het UWV terecht bepaald dat eiseres op grond van de Wet WIA geen recht heeft op een uitkering.
27. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 juli 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:75.