ECLI:NL:RBROT:2022:596

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
C/10/625241 / JE RK 21-2446
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korte verlenging gesloten plaatsing van minderjarige met verzoek tot thuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 januari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de gesloten plaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De minderjarige verblijft sinds 14 mei 2021 bij Bergse Bos (Horizon) en is onder toezicht gesteld tot 10 augustus 2022. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de gesloten jeugdhulp te verlengen, maar de moeder van [voornaam minderjarige] staat niet achter deze plaatsing en heeft alternatieven aangedragen, waaronder een thuisplaatsing. Tijdens de zitting is gebleken dat er weinig vooruitgang is geboekt in de behandeling van [voornaam minderjarige] en dat er zorgen zijn over zijn welzijn in de huidige situatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen van de eerder gegeven opdrachten zijn uitgevoerd, zoals het opstarten van communicatie tussen de ouders en het onderzoeken van de mogelijkheden voor een thuisplaatsing. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlengen tot 10 februari 2022, maar heeft de beslissing over de overige verzoeken aangehouden in afwachting van een rapportage van de GI over de alternatieven voor plaatsing. De GI is opgedragen om uiterlijk op 21 januari 2022 te rapporteren over de voor- en nadelen van plaatsing bij de moeder, de vader en de oma van de minderjarige, inclusief benodigde hulpverlening en eventuele wachtlijsten. De kinderrechter zal na ontvangst van deze rapportage een definitieve beslissing nemen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/625241 / JE RK 21-2446
datum uitspraak: 7 januari 2022

tussenbeschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2009 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader] ,

[naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 4 november 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- de ongedateerde briefrapportage van de GI, ingekomen bij de griffie op 4 januari 2022,
- de instemmende verklaring d.d. 5 januari 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper,
- de door de advocaat van [voornaam minderjarige] , mr. R.S. Boonstra, overgelegde mailwisselingen, ingekomen bij de griffie op 7 januari 2022.
Op 7 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de advocaat van [voornaam minderjarige] , voornoemd (via videoverbinding),
- de moeder (via videoverbinding),
- de vader en de stiefmoeder, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Kara,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is de stiefvader.
In overleg met zijn advocaat is besloten [voornaam minderjarige] niet te horen. Hij zit in quarantaine en telefonisch horen is in dit geval niet passend. [voornaam minderjarige] is nog jong en vindt de gesprekken met de rechter altijd heel spannend. [voornaam minderjarige] heeft zijn mening gegeven door het schrijven van een brief.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds 14 mei 2021 bij Bergse Bos (Horizon).
Bij beschikking van 10 augustus 2021 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 10 augustus 2022.
Op de zitting van 4 november 2021 is een verzoek van de GI behandeld. De GI verzoekt om het verblijf van [voornaam minderjarige] in de gesloten jeugdhulp van Bergse Bos te verlengen met zes maanden. De kinderrechter heeft een machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot
10 januari 2022. De beslissing voor de overige vier maanden is aangehouden. Het verzoek van de GI is niet geheel toegewezen, omdat het persoonlijkheidsonderzoek van [voornaam minderjarige] nog niet was afgerond. Hierdoor was ook zijn behandelplan nog niet gereed. Dit moest nu eerst duidelijk worden. Ook had de moeder op zitting gezegd dat het beter was dat [voornaam minderjarige] met specifieke ambulante hulp thuis zou worden geplaatst. Zij heeft dit met stukken onderbouwd. Dit alternatief moest door de GI worden onderzocht. Ook is door de kinderrechter gezegd dat het belangrijk is dat de ouders met elkaar gaan praten en dat hier tijdens het voortduren van de ondertoezichtstelling en gesloten plaatsing aandacht voor moet zijn.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft een machtiging gevraagd om het verblijf van [voornaam minderjarige] in de gesloten jeugdhulp van Bergse Bos te verlengen voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is op 4 november 2021 voor de duur van twee maanden toegewezen. Op deze zitting moet worden gesproken over het restant van vier maanden, tot 10 mei 2022.
De GI heeft het resterende gedeelte van het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] heeft baat bij de structuur die op de groep wordt geboden. Het feit dat de moeder niet achter de plaatsing bij Bergse Bos staat heeft effect op de behandeling van [voornaam minderjarige] . De groep kan niet meer bij hem doordringen. Op 31 december 2021 heeft er een incident op de groep plaatsgevonden waarbij [voornaam minderjarige] fysieke agressie heeft gebruikt richting de groepsleiding. De komende periode is het van belang dat het persoonlijkheidsonderzoek (PO) zo snel mogelijk wordt besproken met [voornaam minderjarige] , zodat er een behandelplan gemaakt kan worden en zijn perspectief duidelijk wordt. Naar verwachting zal het dan een stuk beter gaan met [voornaam minderjarige] .
De moeder heeft op de vorige zitting de inzet van een traject van de FortaGroep geopperd vanuit de thuissituatie. De FortaGroep biedt passende hulpverlening, maar gelet op het genoemde incident is de stap naar een thuisplaatsing op dit moment te groot. Overigens zou Youz nog beter kunnen aansluiten bij [voornaam minderjarige] omdat zij ook kunnen inspelen op het gebied van GGZ. Er is echter sprake van wachtlijsten bij de hulpverlening. Ook heeft de moeder voorgesteld om [voornaam minderjarige] bij de oma moederszijde (mz) te plaatsen. De komende periode moet onderzocht worden of dit mogelijk is, met de inzet van passende hulpverlening. De oma mz kan ook een tussenpersoon zijn voor de ouders, zodat de bezoeken tussen [voornaam minderjarige] en de vader door kunnen gaan. De insteek is nu om op [voornaam minderjarige] ’s tempo toe te werken naar onbegeleid contact met de vader. Ook is het van belang dat wordt ingezet op parallel ouderschap, desnoods via het geven van een schriftelijke aanwijzing.

De standpunten

Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek van de GI. De vader zou zich grote zorgen maken als [voornaam minderjarige] nu bij de moeder wordt geplaatst. Voor zijn broer [naam broer] is onlangs een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend. Ook kan de vader niet achter een plaatsing bij de oma mz staan, omdat het daar in het verleden mis is gegaan. De vader begrijpt niet waarom niet wordt onderzocht of een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij hem tot de mogelijkheden behoort, met de inzet van passende hulpverlening. Ook betreurt het de vader dat er nog steeds geen hulpverlening voor het verbeteren van de onderlinge communicatie tussen de ouders is ingezet. Er is de afgelopen periode alleen een PO bij [voornaam minderjarige] afgenomen.
Namens [voornaam minderjarige] is naar voren gebracht dat in de afgelopen periode niets van de grond is gekomen van wat op de vorige zitting is afgesproken. Een concreet behandelplan ontbreekt opnieuw en nog steeds is onduidelijk waarom een gesloten plaatsing nog noodzakelijk is. Ook uit de instemmingsverklaring is dit niet duidelijk geworden. [voornaam minderjarige] heeft aangegeven zich ongelukkig te voelen bij Bergse Bos en hij lijkt niet gebaat bij een langer verblijf daar. De moeder doet haar best om alternatieven aan te dragen, maar die mogelijkheden worden vervolgens niet onderzocht. De advocaat verzoekt namens [voornaam minderjarige] het resterende gedeelte van het verzoek af te wijzen en [voornaam minderjarige] bij de moeder te plaatsen. Subsidiair wordt verzocht het verzoek voor hele korte duur toe te wijzen om uit te zoeken of een plaatsing bij de oma mz mogelijk is. [voornaam minderjarige] ervaart emotionele geborgenheid bij de oma mz. Binnen de ondertoezichtstelling kunnen afspraken worden gemaakt en aanwijzingen worden gegeven om het contact tussen [voornaam minderjarige] en de vader te onderhouden.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI. Zij sluit zich aan bij het standpunt van de advocaat van [voornaam minderjarige] . De moeder is gestopt met werken en zij wil [voornaam minderjarige] het liefst zo snel mogelijk thuis hebben, met de inzet van passende hulpverlening en het behoud van contact tussen [voornaam minderjarige] en de vader. Ook staat de moeder als alternatief voor een langere plaatsing van [voornaam minderjarige] bij Bergse Bos open voor een netwerkplaatsing bij oma mz. De moeder heeft geen vertrouwen meer in Bergse Bos.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Bij beschikking van 4 november 2021 is de machtiging gesloten jeugdhulp van [voornaam minderjarige] verleend voor de duur van twee maanden en is de beslissing voor het overige deel aangehouden, zodat een behandelplan voor [voornaam minderjarige] kon worden gemaakt. Ook moest er aandacht zijn voor de communicatie tussen ouders en onderzocht worden of het door de moeder aangedragen alternatief van thuisplaatsing haalbaar zou zijn.
De kinderrechter moet vaststellen dat geen van deze opdrachten zijn behaald. Er is geen begin gemaakt met het opstarten van de communicatie via hulpverlening, ondanks dat dit al meerdere zittingen wordt besproken. Ook is de voorlichting van de kinderrechter door de GI over de (on)mogelijkheden van de FortaGroep rondom de thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] minimaal. Wel is duidelijk geworden dat niet de FortaGroep, maar Youz beter aan kan sluiten bij de problematiek van [voornaam minderjarige] .
De afgelopen periode is het persoonlijkheidsonderzoek van [voornaam minderjarige] nog niet afgerond, waardoor er ook nog geen behandelplan is opgesteld. Hierdoor is zijn perspectief nog altijd niet duidelijk. Ook lijkt het steeds minder te gaan met [voornaam minderjarige] op Bergse Bos. Bij de moeder en [voornaam minderjarige] lijkt er steeds meer weerstand te ontstaan over zijn plaatsing. De betrokkenen verschillen van mening over wat in het belang van [voornaam minderjarige] is. Tijdens de zitting zijn verschillende alternatieven voor een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij Bergse Bos naar voren gebracht, te weten een plaatsing bij de moeder, de vader of de oma mz. De kinderrechter acht het van belang dat deze opties onderzocht zijn voordat een besluit kan worden genomen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Alleen op deze manier is het voor alle partijen duidelijk dat alle opties zijn overwogen en dat de uiteindelijke uitkomst ook serieus moet worden geprobeerd en ondersteund.
Om te voorkomen dat de machtiging tot plaatsing van [voornaam minderjarige] bij Bergse Bos verloopt op 10 januari 2022, is de kinderrechter genoodzaakt het verzoek van de GI daarom toe te wijzen voor de duur van een maand, te weten tot 10 februari 2022.
De beslissing voor het overig verzochte wordt aangehouden in afwachting van een onderzoek naar de alternatieven. Aan de GI wordt de opdracht gegeven uiterlijk op 21 januari 2022 om 12:00 uur te rapporteren over de voor- en nadelen van plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder, de vader en de oma mz. Daarbij dient aangegeven te worden welke hulpverlening nodig is, of daar wachtlijsten voor zijn en zo ja, welke spoedhulp er in afwachting daarvan kan worden ingezet. De kinderrechter zal uiterlijk een week na het ontvangen van de rapportage van de GI schriftelijk een beslissing nemen op het overig verzochte.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 10 januari 2022 tot 10 februari 2022 betreffende [voornaam minderjarige] ;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige aan;
verzoekt de GI uiterlijk op 21 januari 2022 om 12:00 uur aan de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift daarvan aan de belanghebbenden.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.