Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Door de manier waarop in artikel 7:4 Awb het recht op inzage is gekoppeld aan het horen, moet de mededeling van belanghebbende dat zij kennis wilde nemen van de op de zaak betrekking hebbende stukken, worden opgevat als de in artikel 7:3, letter d, Awb en in onderdeel 9, onder 2, van het BFB bedoelde verklaring dat zij gebruik wilde maken van haar recht om te worden gehoord.” De gemachtigde van eiser heeft ter zitting verklaard dat de stelling van eiser dat hij aan het laden en lossen was, geen beroepsgrond is; het gaat alleen om het niet horen van eiser in bezwaar.
“Hierbij maak ik bezwaar tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting en zie ik graag de dossierstukken. Ik was aan het laden/lossen zodat ik ten onrechte ben aangeslagen.”
“Aangezien op dit moment niet alle onderliggende informatie bekend is wil belanghebbende zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden om, na ontvangst van de opgevraagde onderliggende stukken, op een later moment dit bezwaarschrift met nadere gronden te mogen aanvullen en/of voorzover noodzakelijk gehoord te worden.”(zie rechtsoverweging 2.1.2. van het arrest). Volgens het arrest moet die mededeling worden opgevat als een verklaring (als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Awb en in onderdeel 9, onder 2, van het BFB) van de belanghebbende dat zij gebruik wil maken van het recht om te worden gehoord.