In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiseres had een boete van € 12.500,- opgelegd gekregen voor overtredingen van de Wet dieren, naar aanleiding van een constatering door een toezichthouder dat varkenskarkassen vervuild waren met fecaliën en gal. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. Echter, in een brief van 25 mei 2022 heeft verweerder erkend dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat de schriftelijke waarschuwingen voor eerdere overtredingen pas na de derde overtreding waren verstuurd. Dit leidde tot de conclusie dat er geen bestuurlijke boete had mogen worden opgelegd.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank het primaire besluit herroepen, waardoor de boete vervalt. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het griffierecht van € 360,- aan eiseres moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.841,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.