ECLI:NL:RBROT:2022:5938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
ROT 21/1757
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV over de arbeidsongeschiktheid van werknemer B.J.J. Vanwalleghem beoordeeld. De werknemer was na een arbeidsongeval op 16 december 2016 uitgevallen en ontving aanvankelijk een loongerelateerde WIA-uitkering omdat hij 80 tot 100% arbeidsongeschikt was. Na een herbeoordeling door het UWV werd vastgesteld dat de werknemer 62,47% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot het bestreden besluit. Eiseres, de werkgever van de werknemer, stelde dat de beperkingen van de werknemer niet correct waren vastgesteld en dat de geduide functies niet geschikt waren.

De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig hebben gehandeld. De rechtbank concludeert dat de werknemer, ondanks zijn beperkingen, in staat is om de geduide functies te vervullen. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de werknemer niet meer beperkt is dan vastgesteld en dat de geduide functies passen binnen zijn belastbaarheid. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt en verklaart het beroep ongegrond. De vraag of de beperkingen duurzaam zijn, wordt niet verder behandeld omdat de werknemer niet volledig arbeidsongeschikt is bevonden.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank bevestigt dat de geduide functies passend zijn en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [vestigingsplaats eiseres], eiseres,

(gemachtigden: mr. E.L. Traag en mr. M.A. Teunissen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder),
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing over de uitkering van B.J.J. Vanwalleghem (werknemer) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). In het primaire besluit van 30 juni 2020 heeft verweerder bepaald dat de werknemer een uitkering ontvangt omdat hij 60,09% arbeidsongeschikt is.
Met het bestreden besluit van 16 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de werknemer gegrond verklaard en bepaald dat hij 62,47% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De werknemer heeft aangegeven geen belanghebbende te willen zijn bij deze beroepsprocedure.
Eiseres heeft aanvullende beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Namens eiseres is ook [naam 1], die werkzaam is bij eiseres, verschenen. De werknemer is eveneens verschenen, samen met zijn partner.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
De werknemer heeft toestemming gegeven om medische stukken te delen met eiseres.
1.2.
Werknemer is werkzaam geweest als stortmeester voor 36 uur per week en is na een arbeidsongeval voor dit werk uitgevallen op 16 december 2016. In het besluit van 19 november 2018 heeft verweerder aan de werknemer een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend omdat hij 80 tot 100% arbeidsongeschikt was bevonden. Het bezwaar van eiseres tegen dit besluit is op 11 februari 2019 door verweerder ongegrond verklaard.
1.3.
In het kader van een herbeoordeling heeft een verzekeringsarts onderzoek verricht en een rapportage opgemaakt op 26 mei 2020. De verzekeringsarts heeft toegelicht dat de werknemer werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 26 mei 2020, geldig vanaf 31 januari 2020. In de FML zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken 1. persoonlijk functioneren, 2. sociaal functioneren, 3. aanpassing aan fysieke omgevingseisen, 4. dynamische handelingen, 5. statische houdingen en 6. werktijden.
1.4.
Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige onderzoek verricht en een rapportage opgemaakt op 19 juni 2020. De arbeidsdeskundige heeft uiteengezet dat de werknemer op basis van de FML zijn eigen arbeid niet kan verrichten en heeft functies geselecteerd die hij wel zou kunnen verrichten. Dat zijn de functies baliemedewerker (service en info) (SBC-code 315150), receptionist (SBC-code 315120) en administratief medewerker, correspondent (SBC-code 515100). Aanvullend zijn de functies monteur printplaten (SBC-code 267051) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) geduid. Met deze functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat de werknemer 60,09% minder kan verdienen dan hij verdiende voordat hij ziek werd. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.5.
Naar aanleiding van het bezwaar van de werknemer tegen het primaire besluit heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek verricht en daarvan een rapportage opgemaakt op 7 januari 2021. Daarin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat aanvullende beperkingen moeten worden opgenomen voor het lopen op glad, oneffen of hellend terrein. De nieuwe FML is vastgesteld op 6 januari 2021, geldig vanaf 31 januari 2020.
1.6.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 12 februari 2021 uiteengezet dat op basis van de nieuwe FML niet alle eerder geduide functies geschikt zijn voor de werknemer. De volgende functies zijn wel geschikt bevonden: receptionist (SBC-code 315120), administratief medewerker, correspondent (SBC-code 515100) en monteur printplaten (SBC-code 267051). Met deze functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld dat de werknemer 62,47% minder kan verdienen dan hij verdiende voordat hij ziek werd. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.

Het beroep van eiseres

2.1.
Eiseres voert aan dat de werknemer meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld en het bestreden besluit daarom niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Ten aanzien van de beperkingen van de werknemer voert eiseres aan dat hij sterk verminderd mobiel is en daardoor beperkt is in het handelingstempo. Hij kan onvoldoende vaart maken om bepaalde dagelijkse handelingen te verrichten. Sinds het arbeidsongeval kampt de werknemer met verwerkingsproblemen en hiervoor loopt hij bij een psycholoog. De psychische klachten zorgen voor verhoogde agitatie en prikkelbaarheid. Vanwege de psychische problematiek had de werknemer meer beperkt moeten worden voor persoonlijk en sociaal functioneren. Zo zouden er ook beperkingen aangenomen moeten worden wat betreft het omgaan met conflicten.
Verder is onvoldoende rekening gehouden met de (bijwerkingen van de) medicijnen die de werknemer gebruikt. Door de tramadol voelt hij zich geregeld suf en heeft hierdoor moeite met concentreren, het verdelen van de aandacht en snel handelen. De werknemer is ook beperkt wat betreft vervoer. Hij kan niet zelfstandig autorijden en kan niet met het openbaar vervoer reizen omdat hij slechts enkele minuten kan staan en er beperkingen gelden wat betreft het zitten. De werknemer moet verder kunnen terugvallen op andere collega’s als zijn werkzaamheden onverhoopt moeten worden overgenomen. Vanwege de pijnklachten in de linkervoet kan de werknemer huidcontact moeilijk verdragen. Ook kan hij niet frequent buigen tijdens het werk en is hij niet in staat om 40 uur per week te werken. Uit het dagverhaal van de werknemer blijkt namelijk dat hij ’s nachts slecht slaapt en overdag ongebruikelijk veel rust neemt. Eiseres stelt voorts dat de beperkingen van de werknemer duurzaam zijn. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig voorbereid. Een week na de hoorzitting heeft eiseres een neurologische expertise aangevraagd en van verweerder mocht worden verwacht het rapport daarvan af te wachten. Een verzekeringsarts moet de behandelend sector namelijk raadplegen in het geval er een behandeling in gang is gezet die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van de betrokkene.
2.2.
Ten aanzien van de geduide functies betoogt eiseres dat de werknemer deze functies niet kan verrichten omdat hij zijn linkerbeen omhoog dient te houden om de pijnklachten te verlichten. Verder moet de werknemer na een uur zitten zijn werkzaamheden onderbreken om zijn linkervoet rust te geven. De werknemer beschikt voorts niet over de opleidings- en ervaringseisen zoals bedoeld in artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit en tevens niet over de gevraagde computervaardigheden. De arbeidsdeskundige heeft daarnaast niet toegelicht of de geduide functies voorhanden zijn binnen het woongebied van de werknemer en hoe hij zijn werkplek zou kunnen bereiken. Meer specifiek met betrekking tot de functie monteur printplaten is nog aangevoerd dat deze functie niet geschikt is voor wat betreft het aspect tillen en dragen en het hoge handelingstempo. Daarnaast dient de werknemer door het omhoog houden van het been een werkhouding aan te nemen die niet acceptabel is.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunten rapportages van arbeidsdeskundigen [naam 2] en [naam 3] ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft vastgesteld dat de werknemer vanaf 19 juni 2020 (de datum in geding) 62,47% arbeidsongeschikt is.
3.2.
De beroepsgrond dat de werknemer meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld, slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 7 januari 2021 toegelicht dat de werknemer vanwege zijn beperkingen in zijn rechtervoet is beperkt voor het lopen op glad, oneffen of hellend terrein. Er is sprake van aanhoudende pijnklachten van de rechtervoet met zenuwletsel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van het medisch dossier van de werknemer uiteengezet dat de rechtervoet met de aangenomen beperkingen wordt ontzien, waarbij omstandigheden die klachten uitlokken zijn uitgesloten en waarbij de voet hoog kan worden gehouden om de klachten te verminderen.
Ten aanzien van de psychische klachten van de werknemer heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (op basis van de brief van de psycholoog) toegelicht dat de werknemer een aanpassingsstoornis heeft, op basis van de definities uit de DSM-5, en goed reageert op cognitieve gedragstherapie. De klachten zijn volgens de psycholoog te relateren aan de fysieke pijnklachten en het verloop ervan. Het is de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gebleken dat tussen oktober 2019 (het begin van de behandeling) en juni 2020 (de datum in geding) sprake is geweest van een gestoord verloop van de behandeling. Het is verder niet gebleken dat de werknemer voor zijn psychische klachten medicatie gebruikt.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in rapportages van 19 januari 2022 en 23 juni 2022 gereageerd op wat eiseres heeft aangevoerd over de verrichte medische beoordeling. Uiteengezet is dat de werknemer niet is beperkt op het gebied van conflicthantering. Een vertraagd handelingstempo is evenmin aan de orde, omdat bij de werknemer geen sprake is van algehele vertraging ten aanzien van een veelvoud van handelingen in het dagelijks leven. Een beperking voor autorijden is niet aan de orde, omdat de bediening van de pedalen van de auto van de werknemer met de rechtervoet gebeurt, waarbij de aangedane linkervoet dus niet wordt belast. Voor het gebruik van het openbaar vervoer bestaan geen contra-indicaties. Het medicatiegebruik is bij de verzekeringsartsen bekend en leidt niet tot beperkingen. Vanwege gewenning aan de medicatie (tramadol) zijn er geen problemen met autorijden. Er zijn bij het onderzoek geen afwijkingen waargenomen wat betreft concentratie en het richten van de aandacht. De medische stukken geven ook geen blijk van een verstoring op dit gebied ten gevolge van de medicatie. De werknemer is niet beperkt in werk waarbij teruggevallen moet worden op collega’s, omdat in zijn geval de voortdurende en onmiddellijke fysieke nabijheid van collega’s niet nodig is met het oog op eventuele noodsituaties, zoals wel het geval is bij bijvoorbeeld epilepsie en diabetes mellitus. Er is in de FML reeds een beperking opgenomen vanwege de pijnklachten bij huidcontact, namelijk onder rubriek 3 punt 5. De werknemer is ook al beperkt in het buigen an sich. Een aanvullende beperking voor frequent buigen hoeft niet, omdat er geen sprake is van een ziekte of aandoening aan de rug die hem hierin belemmert. Niet aannemelijk is dat buigen tot overbelasting van de voet zou leiden als het buigen plaatsvindt vanuit een zittende positie. Er is geen aanleiding voor een urenbeperking. Er zijn al forse fysieke beperkingen vastgesteld in de FML, waarmee wordt voorzien in een voldoende lage (energetische) belasting. Een onregelmatig slaappatroon geeft geen aanleiding voor een beperking in de duurbelastbaarheid. Rust, liggen en/of slapen overdag zijn medisch gezien niet noodzakelijk en niet geïndiceerd. Bij chronische pijnklachten wordt juist geadviseerd actief te blijven en zoveel mogelijk de normale dagelijkse activiteiten te blijven ondernemen.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep mag een verzekeringsarts in beginsel varen op zijn eigen oordeel en is nadere raadpleging van de behandelend sector alleen aangewezen in gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet, of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien de betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. [1] Daarvan is hier niet gebleken.
3.3.
Gelet op het voorgaande geeft hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd geen reden om het medisch oordeel van de verzekeringsartsen voor onjuist te houden.
3.4.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat de werknemer de geduide functies niet kan verrichten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 9 van het Schattingsbesluit worden – indien mogelijk – functies geduid die de verzekerde zou kunnen verrichten. Het gaat hierbij niet om vacatures, maar om functies die in voldoende mate voorkomen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarbij wordt niet gekeken naar reistijd. De stelling dat niet is toegelicht of de functies voorhanden zijn binnen het woongebied van de werknemer, treft daarom geen doel. Ten aanzien van opleidingsniveau van de werknemer is in de rapportages van de arbeidsdeskundigen (bezwaar en beroep) overwogen dat dit kan worden vastgesteld op ‘5’. Daarbij is betrokken dat de werknemer in het bezit is van in België behaalde diploma’s die vergelijkbaar zijn met een havo-/vwo-diploma in Nederland. De verwijzing van eiseres naar opleidingseisen die worden gesteld in concrete vacatures, kan haar niet baten, nu de arbeidsdeskundige beoordeling – zoals vermeld – niet uitgaat van concrete vacatures maar van gegevens over functies binnen de Nederlandse arbeidsmarkt zoals die zijn opgenomen in het CBBS.
In de rapportage van 26 januari 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gereageerd op de rapportages van [naam 2] en [naam 3]. Daarbij is specifiek ingegaan op de functie monteur printplaten, aangezien [naam 3], die de meest recente rapportages heeft aangeleverd van de zijde van eiseres, met zoveel woorden heeft erkend dat tegen de functies receptionist en administratief medewerker niet veel in te brengen valt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ten aanzien van de functie monteur printplaten toegelicht dat dragen niet als belasting voorkomt en dat tillen wel voorkomt, maar dat hiervoor geen signalering is opgenomen. Dit houdt in dat de belasting voor tillen in deze functie valt binnen de belastbaarheid van de werknemer. Omdat hij niet is beperkt op hand- en vingergebruik wordt de werknemer in staat geacht om iets op te tillen. In de rapportage van 28 juni 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd dat geen sprake is van dragen bij de functie monteur printplaten en dat de werknemer slechts soms een bakje moet tillen. Dit valt binnen zijn belastbaarheid (0,5 tot 2 kg). Ten aanzien van het zitten met ondersteuning heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat de werkbanken per medewerker op maat gezet worden en dat onder deze werkbank een stoel of kruk kan worden geplaatst om de voet te ondersteunen. Het langdurig zitten (maar niet meer dan acht uur per dag) past volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep binnen de belastbaarheid van de werknemer.
Over het handelingstempo heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uiteengezet dat de werknemer beperkt is voor werk met een hoog handelingstempo. In de geduide functies is echter geen sprake van een signalering op dit punt en wordt de belastbaarheid van de werknemer niet overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank is aldus inzichtelijk gemotiveerd dat de geduide functies passend zijn.
3.5.
De rechtbank concludeert, gelet op het voorgaande, dat de beroepsgrond dat de werknemer de geduide functies niet kan verrichten, niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

4. Met de geduide functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld dat de werknemer 62,47% minder kan verdienen dan wat hij verdiende voordat hij uitviel. Nu aldus geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, waarvan sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage dat ligt tussen de 80 en 100%, is de vraag of de beperkingen duurzaam zijn, niet relevant. De rechtbank gaat daarom niet verder in op wat is aangevoerd over de duurzaamheid van de beperkingen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van 3 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:567.