In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 3 augustus 2021. De opposant had beroep ingesteld tegen een brief van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, maar de rechtbank Gelderland verklaarde zich onbevoegd en zond de zaak door naar de rechtbank Rotterdam. De rechtbank Rotterdam heeft in de verzetprocedure de vraag beantwoord of zij terecht het beroep zonder zitting heeft afgedaan. De rechtbank oordeelde dat de Kamer voor het notariaat geen bestuursorgaan is en dat de brief van de Kamer daarom niet als een besluit kan worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat zij op grond van artikel 8:1 van de Awb, in samenhang met artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, niet bevoegd was om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant in verzet niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat er geen twijfel bestond over de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.