ECLI:NL:RBROT:2022:5751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/10/635464 / JE RK 22-671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met betrekking tot omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, met als doel het organiseren van omgang tussen de vader en de kinderen. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, voerde verweer tegen dit verzoek en stelde dat de ondertoezichtstelling niet langer nodig was, aangezien het goed ging met de kinderen en er geen zorgen waren over hun ontwikkeling. De vader steunde het verzoek van de GI, maar de kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende gronden waren voor verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter merkte op dat de kinderen goed gedijen en dat de rust in de thuissituatie is teruggekeerd. De onderlinge relatie tussen de moeder en de kinderen is hersteld, en er zijn geen zorgen vanuit de school. De kinderrechter concludeerde dat het enkel ontbreken van omgang niet volstaat om te spreken van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, en dat de GI's verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling niet aan de hoge eisen voldeed die de Hoge Raad stelt. Daarom werd het verzoek afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Locatie Rotterdam
Zaaknummer: C/10/635464 / JE RK 22-671
Datum uitspraak: 18 mei 2022

Beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2008 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. M.P.G. Rietbergen, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 maart 2022;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. Rietbergen van 28 april 2022.
Op 6 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [naam kind 1], die apart en voorafgaand aan de zitting is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door mr. M.P.G. Rietbergen, voornoemd;
- de vader;
- [naam] namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgevoerd door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 3 maart 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] voorlopig onder toezicht gesteld.
Bij beschikking van 19 mei 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna bij beschikking van 7 mei 2021 verlengd tot 19 mei 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen met zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd. Op dit moment worden er geen zorgen gezien over de ontwikkeling van de kinderen. Daarnaast pakt de moeder haar ouderrol en is er sprake van een goede relatie tussen [naam kind 1] en de moeder. Dit is positief, omdat in 2020 [naam kind 1] nog uit huis geplaatst is geweest. De situatie tussen haar en de moeder was ernstig verstoord geraakt doordat de vader [naam kind 1] tegen de moeder opzette. De enige zorg is op dit moment dat de kinderen geen contact hebben met hun vader. De kinderen willen graag weer contact met de vader en andersom. Voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen is het van belang om in kleine stapjes toe te werken naar contactherstel. De vader heeft in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling laten zien door zich open te stellen richting de hulpverlening. Dit was een duidelijke opdracht van de familierechter. Als het tot contactherstel tussen de vader en de kinderen komt, is het van belang dat de relatie tussen [naam kind 1] en de moeder goed blijft. Het is daarom van belang om het contactherstel te begeleiden en dat er zicht blijft op de ontwikkeling van de kinderen.
In december 2021 heeft er een voorval plaatsgevonden tussen de moeder en de toenmalige jeugdbeschermer, waarbij de moeder door de toenmalige jeugdbeschermer is gepasseerd. Sindsdien is er geen contact meer geweest met de kinderen, omdat de moeder dit niet toelaat. In de komende periode is het ook van belang om het vertrouwen van de moeder terug te krijgen.

Het standpunt van de moeder

Door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De ondertoezichtstelling richt zich uitsluitend op de omgang tussen de vader en de kinderen. Het enkel ontbreken van omgang is onvoldoende om de ondertoezichtstelling te laten voortduren. Uit de jurisprudentie blijkt dat er voor een omgangsondertoezichtstelling strikte vereisten gelden. Het Gerechtshof Den Bosch heeft op 21 april 2022 nog uitdrukkelijk geoordeeld dat in een vergelijkbare situatie als onderhavig, waarbij het goed gaat met de kinderen, er geen ondertoezichtstelling mag zijn. De moeder is blij dat het goed gaat met de kinderen, ondanks de bewogen periode. De moeder heeft altijd hulp gezocht en overal aan meegewerkt. Zij heeft contact met het wijkteam, Arosa en de POH. De vader is degene geweest die de hulpverlening heeft afgehouden. Inmiddels is de rust voor de kinderen teruggekeerd en gaat het goed met de kinderen. De vader heeft een verzoek tot erkenning en omgang ingediend bij de rechtbank. Er zal deze maand een bijzondere curator worden benoemd die onderzoek zal doen naar het belang van de kinderen. Indien de rechtbank beslist dat er omgang moet komen, zal de moeder daaraan meewerken. Ook dan is een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig, omdat er andere mogelijkheden zijn in het vrijwillig kader om de omgang te begeleiden.

Het standpunt van de vader

De vader heeft als informant naar voren gebracht het eens te zijn met het verzoek van de GI. De vader is trots op zijn kinderen en mist hun. In de eerste periode na de scheiding met de moeder was de vader boos, verdrietig en agressief. Hij voelde zich onmachtig over de situatie. Nu ziet hij in dat hij verkeerd heeft gehandeld. [naam kind 1] heeft vorig jaar de vader gesmeekt om zijn best te doen en zich in te zetten voor haar. Dat is hij toen gaan doen. . Hij is veranderd en heeft hulp gezocht bij de instanties. De instanties zien in dat hij positief is veranderd en dat er in kleine stapjes gewerkt moet worden aan contactherstel. Alleen de moeder staat hier niet voor open en de instanties kunnen sindsdien geen contact meer krijgen met de moeder. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is daarom nodig om tot contactherstel te komen met de kinderen.

De beoordeling

De kinderrechter kan, samengevat, de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling nog steeds ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
Zoals besproken op zitting is verreweg het belangrijkste doel van de ondertoezichtstelling het organiseren van omgang tussen de vader en de kinderen. Aan de motivering van de toewijzing van een zogenoemde omgangsondertoezichtstelling stelt de Hoge Raad hoge eisen [1] . Het enkel ontbreken van de omgang is onvoldoende om te spreken van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
De kinderrechter is van oordeel dat aan deze hoge eisen niet wordt voldaan. Gebleken is dat het goed gaat met de kinderen en dat de rust in de thuissituatie bij de moeder is teruggekeerd. De onderlinge relatie tussen [naam kind 1] en de moeder is hersteld. Ook vanuit de school komen er geen zorgen over de ontwikkeling van de kinderen naar voren.
De GI verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling om tot een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen te komen. Vanwege de houding van de vader en zijn rol binnen het gezin heeft er sinds begin 2020 geen omgang meer plaatsgevonden. De GI stelt dat indien er wordt overgegaan tot contactherstel tussen de vader en de kinderen dit mogelijk spanningen met zich mee zal brengen. Volgens de GI dient daarom de omgang begeleid te worden en moet er zicht worden gehouden op de ontwikkeling van de kinderen en de emotionele belastbaarheid van de moeder. Dat er in de toekomst mogelijk spanningen ontstaan is onvoldoende concreet om te voldoen aan de eisen die de Hoge Raad stelt.
De procedure rondom het verzoek van de vader tot erkenning en omgang loopt bovendien nog bij de familierechter. De uitkomst van deze procedure is op dit moment nog onbekend. Er bestaat hierdoor nog geen duidelijkheid over de omgangsregeling. Mocht het verzoek van de vader tot omgang worden toegewezen dan heeft de moeder voldoende onderbouwd te kennen gegeven dat begeleiding van de GI hierin niet noodzakelijk is. Andere organisaties kunnen deze taak op zich nemen. Ook om die reden is de bemoeienis van de GI niet noodzakelijk.
De kinderrechter is gelet hierop van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn dat aan de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.HR 13 april 2001,