ECLI:NL:RBROT:2022:5750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/10/629861 / JE RK 21-3187
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 mei 2022 een beschikking gegeven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij deze procedure, waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI) als verzoeker optreedt. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De vader was opgeroepen maar is niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door beide ouders wordt uitgeoefend, maar dat [naam kind] bij de moeder woont. Sinds 25 juli 2019 staat [naam kind] onder toezicht, en de GI heeft een verzoek ingediend om een omgangsregeling vast te stellen. De ouders waren het niet eens over de voorgestelde regeling, maar na een goed gesprek met hun meerderjarige zoon, [naam 3], is er meer vertrouwen ontstaan in de communicatie tussen de ouders.

De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het in het belang van [naam kind] noodzakelijk is om een duidelijke omgangsregeling vast te stellen. De regeling houdt in dat [naam kind] om de zaterdag van 12:30 tot 16:00 uur omgang heeft met de vader, waarbij de vader [naam kind] ophaalt en terugbrengt bij de moeder. Communicatie tussen de ouders verloopt via [naam 3]. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/629861 / JE RK 21-3187
Datum uitspraak: 6 mei 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 11 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 18 maart 2022.
Op 6 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder;
- [naam 1] en [naam 2] namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 25 juli 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 25 juli 2022.
Op 11 januari 2022 is het verzoek van de GI behandeld. Tijdens de zitting bleek dat partijen het toch niet helemaal eens waren met het omgangsregeling zoals voorgesteld door de GI.

Het (aangehouden) verzoek

De GI heeft het verzoek bij briefrapportage van 18 maart 2022 gewijzigd. Verzocht wordt om de volgende regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vast te stellen:
  • [naam kind] heeft om de zaterdag van 12:30 tot 16:00 uur omgang met de vader.
  • De vader haalt [naam kind] voor de omgang op bij de moeder.
  • De vader brengt [naam kind] na de omgang weer terug bij de moeder.
  • De vader wacht beneden en gaat niet naar binnen bij de moeder. Hij stuurt de meerderjarige zoon, [naam 3], een bericht dat [naam kind] naar binnen is gegaan.
  • De moeder stelt de vader via [naam 3] tijdig op de hoogte als [naam kind] bijvoorbeeld ziek is.
  • De moeder stelt de vader via [naam 3] op de hoogte als [naam kind] later is of niet kan.
  • Wanneer de vader onverhoopt wat later is, laat hij dit weten aan [naam 3].
  • Wanneer de vader de omgang moet annuleren, door bijvoorbeeld ziekte, laat hij dit uiterlijk op vrijdag weten aan [naam 3].
  • Alle communicatie verloopt via [naam 3].

De standpunten

De GI heeft het gewijzigde verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. De meerderjarige zoon van de ouders, [naam 3], heeft voorgesteld om in de communicatie tussen de ouders te bemiddelen. Er heeft een goed gesprek plaatsgevonden en afgesproken is dat [naam 3] het aangeeft wanneer het hem te veel wordt. Verder heeft [naam kind] duidelijk aangegeven wat haar wensen en behoeftes zijn. Het is knap dat zij dit weet aan te geven en het zorgt voor duidelijkheid bij beide ouders. Daarnaast is het positief dat wanneer een omgangsmoment niet door kan gaan, de ouders onderling een inhaalmoment afspreken. Het is in het belang van [naam kind] om bovengenoemde afspraken vast te leggen in een omgangsregeling. Wanneer [naam kind] er aan toe is om een nachtje bij de vader te slapen, zullen de ouders dit in onderling overleg met elkaar moeten afspreken.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het gewijzigde verzoek. [naam kind] heeft behoefte aan contact met de vader en de moeder steunt haar hierin. Sinds de vader hertrouwd is, heeft de moeder er meer vertrouwen in dat er communicatie tussen haar en de vader in de toekomst mogelijk zal zijn. Voorheen vond de vader het moeilijk om het verleden achter zich te laten.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders door het ontbreken van onderling contact niet tot een goede omgangsregeling tussen [naam kind] en de vader kunnen komen. Het omgangshuis is betrokken geweest en het traject is positief afgesloten. De relatie tussen de ouders verloopt momenteel beter, maar een concrete omgangsregeling ontbreekt. Na de vorige zitting op 11 januari 2022 zijn er duidelijke afspraken tussen de GI en de ouders gemaakt over de omgangsregeling. Er heeft een huisbezoek plaatsgevonden bij de moeder thuis waarbij [naam kind] haar wensen en behoeftes duidelijk kenbaar heeft gemaakt. Er is vervolgens een omgangsregeling afgesproken, zoals voorgesteld door de GI. Gebleken is dat de huidige omgangsregeling werkbaar is voor alle betrokkenen en dat [naam kind] plezier ervaart aan het contact met haar vader. Het is van belang om de huidige omgangsregeling vast te leggen, zodat [naam kind] duidelijkheid wordt geboden over het contact met haar vader. Wanneer [naam kind] daaraan toe is, zal de omgang worden uitgebreid met een overnachting. Het is aan de ouders zelf om daarover in goed onderling overleg afspraken te maken. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI tot vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken toewijzen zoals verzocht.

De beslissing

De kinderrechter:
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders als volgt:
  • [naam kind] heeft om de zaterdag van 12:30 tot 16:00 uur omgang met de vader;
  • de vader haalt [naam kind] voor de omgang op bij de moeder;
  • de vader brengt [naam kind] na de omgang weer terug bij de moeder;
  • de vader wacht beneden en gaat niet naar binnen bij de moeder. Hij stuurt de meerderjarige zoon, [naam 3], een bericht dat [naam kind] naar binnen is gegaan;
  • de moeder stelt de vader via [naam 3] tijdig op de hoogte als [naam kind] bijvoorbeeld ziek is;
  • de moeder stelt de vader via [naam 3] op de hoogte als [naam kind] later is of niet kan;
  • wanneer de vader onverhoopt wat later is, laat hij dit weten aan [naam 3];
  • wanneer de vader de omgang moet annuleren, door bijvoorbeeld ziekte, laat hij dit uiterlijk op vrijdag weten aan [naam 3];
  • alle communicatie verloopt via [naam 3];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2022 door
mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 18 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.