Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
- Gebrekkige communicatie ( [naam01] heeft geen contact meer kunnen maken met [verzoeker01] , reageert vaker erg laat, hier kan het team niet op bouwen);
- Onvoldoende zelfstandig kunnen werken. Onvoldoende senioriteit en daadkracht;
- Niet nakomen van toezeggingen bij projectwerk (deadlines, opleveren documenten);
- Veel afwezig omwille redenen die we echt wel zien en begrijpen. Echter komen we in de knel op onze projecten voor onze klanten, zodoende levert het meer problemen op dan dat het oplost.”
3..Het verzoek
Subsidiair voert [verzoeker01] aan, indien de aanzegging geen onregelmatige opzegging was, dat er geen sprake is van het van rechtswege eindigen van de arbeidsovereenkomst, zodat de arbeidsrelatie nog voortduurt. Op grond hiervan verzoekt hij wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon vanaf 22 december 2021 alsmede de wettelijke verhoging hierover.
4..Het verweer
is niet-ontvankelijk in zijn subsidiaire vorderingen omdat [verzoeker01] gezien de primaire vorderingen berust in zijn ontslag. De subsidiaire vorderingen kunnen daarom niet worden toegewezen. Benk betwist daarnaast dat [verzoeker01] arbeidsongeschikt is wegens ziekte en hij recht heeft op een loondoorbetaling. De vordering tot wedertewerkstelling gaat evenmin op, omdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en [naam bedrijf01] geen procespartij is.
5..De beoordeling
a.de duur van het project en
b.uiterlijk tot en met 3 oktober 2022. Indien [naam bedrijf01] de opdracht voor de terbeschikkingstelling van [verzoeker01] zou beëindigen, zou ook de arbeidsovereenkomst eindigen. [verzoeker01] is immers geworven en geselecteerd voor de specifieke terbeschikkingstelling aan [naam bedrijf01] .
“Hierbij bevestigen wij formeel dat het project met nummer 2018.522.130, waarop u werkzaam bent, per 21 december 2021 is beëindigd. Uw arbeidsovereenkomst met nummer C1/OCE/2021/027 is dan ook per vandaag van rechtswege geëindigd.”Met die woorden is tot uitdrukking gebracht dat het einde van de arbeidsovereenkomst zou worden bewerkstelligd door de wet en niet door een opzegging. De brief van 22 december 2021 was aldus kennelijk niet bedoeld als een opzegging, maar om het einde van een tijdelijke arbeidsovereenkomst aan te zeggen en daarmee de verschuldigdheid van een aanzegvergoeding te voorkomen. Omstandigheden waaronder een aanzegging van het einde van de arbeidsovereenkomst als een opzegging kan worden gezien, zoals in het Constar Plastics arrest, zijn door [verzoeker01] onvoldoende onderbouwd.
6..De beslissing
: